Wielerjargon is vaak obscuur en hermetisch, maar altijd fraai, beeldend en luisterrijk. Redenen genoeg dus om het aparte taaltje van journalisten, renners en ploegleiders in een woordenboek te gieten. Het Groot Wielerwoordenboek van Marc De Coster bevat ongeveer 1700 lemma’s, die elk bestaan uit een verklaring en een aantal voorbeelden van het woord of de uitdrukking in context gebruikt. Soms wordt de afkomst belicht en worden overeenkomsten met andere courante talen in het peloton aangegeven. Ook verschillen in gebruik tussen Nederland en Vlaanderen komen aan bod, en de auteur nam zelfs enkele termen uit het recreatieve fietsen op. Net als De Costers 'Wielerwoordenboek' uit 1989 heeft deze volledig herziene uitgave de allure van een standaardwerk. Zelfs voor de doorgewinterde wielerfreak valt er heel wat nieuws te ontdekken. Voormalig profwielrenner Peter Winnen schreef een parel van een voorwoord en het boekontwerp in retrostijl is prachtig. Alleen jammer dat de woordverklaringen soms onnauwkeurig of onvolledig zijn.