De wielersport kent een geheel eigen taal, een soort kruisbestuiving tussen het Vlaams en het Nederlands. De meeste woorden en uitdrukkingen zijn afkomstig uit het Vlaams (bijvoorbeeld 'afzien' voor 'lijden op de fiets'). Maar ook Nederlandse renners hebben de wielertaal verrijkt. Vooral de in 2004 overleden Gerrie Knetemann heeft nogal wat wielertermen op zijn naam staan, zoals 'harken' voor 'lelijk, zwoegend fietsen'. In 2009 verschenen kort na elkaar twee woordenboeken met wielerjargon, het degelijke 'Van Dale wielersportwoordenboek' en het Vlaamse, meer beeldende 'Groot wielerwoordenboek' van auteur Marc De Coster*. Nu is er dit derde wielerwoordenboek, dat een combinatie vormt van een lexicon en een woordenboek. Toegevoegd zijn verklaringen van bijnamen van wielrenners, alsmede namen van bekende cols en wedstrijden. Bij diverse lemma's wordt de oorspronkelijke bron vermeld. Met zwart-witfoto's. Het encyclopedische karakter en de hier en daar vermelde anekdotes verleiden de lezer al gauw tot langdurig bladeren in dit meest leesbare en uitgebreide wielerwoordenboek.