Roger Decock praat over zijn wielercarrière. Het eerste thema dat aangesneden wordt zijn de trainingen die hij bijna dagelijks deed. Daarin praat hij over de vele grote en kleine routes die hij samen met collega’s aflegde. Hierbij vertelt hij ook enkele anekdotes over de vele trainingen in Italië. Het tweede thema gaat over het ontstaan van kopmanschap in wielerwedstrijden dankzij de wielerploeg Faema. Daarin legt hij ook een link met zijn eindoverwinning in Parijs-Nice 1951. Vervolgens vertelt hij ook hoe belangrijk Karel van Wijnendaele voor hem was en hoe hij een deelname aan Tour de France is misgelopen. Daaropvolgend vertelt Roger in een derde thema die gewijd is aan materiaal hoe er fraude met fietsen kon gepleegd worden en hoe hij tijdens een wedstrijd bevoorraad werd. Daarnaast vertelt hij ook over de wielerkledij zoals schoenen en broeken van toen. Hij praat over de voor- en nadelen. Daaropvolgend legt hij ook uit hoe hij aan zijn bijnaam petje is gekomen. Naast materiaal en bevoorrading geeft Roger Decock nog enkele zaken omtrent voeding mee. Zo was pekelharing, vijgen en chocolade tijdens zijn voorbereiding op het nieuwe seizoen en wedstrijden enorm belangrijk. Een volgend thema dat wordt aangesneden, is zijn overwinning in de Ronde van Vlaanderen 1952. Hij vertelt hoe een wonderzalf hem aan de zege heeft geholpen. Daarnaast vertelt hij nog een amusante anekdote over een koppel duiven die hij ooit heeft gewonnen. Daaropvolgend legt Roger uit hoe de Tweede Wereldoorlog een aanleiding tot wielrennen is geweest. Als laatste vertelt hij nog enkele interessante verhalen uit zijn tijd over het wielrennen.