Kermiskoersen
longread

Zegen of vloek? Kermiskoersen tussen sport, vermaak en commercie

17min leestijd   door Stijn Knuts op 30 juni 2021
Het aantal kermiskoersen in Vlaanderen is de voorbije 25 jaar sterk afgenomen. Dat die evolutie velen zorgen baart, is niet verwonderlijk. De kermiskoers is immers een – zoniet hét – symbool van de Vlaamse wielercultuur. Het woord alleen al roept het beeld op van rond de kerktoren draaiend wielerpeloton, ergens in een geïdealiseerd landelijk Vlaanderen. Tijd voor een terugblik op de roots van deze steunpilaar van de Belgische wielersport.

Eind 19de eeuw wordt het wielrennen – in eerste instantie een aangelegenheid van de stedelijke burgerij – populair op het platteland. In de loop van de jaren 1890 worden bijvoorbeeld ook in een landelijke regio als het Meetjesland een groeiend aantal wielerevenementen gehouden. Dat zijn niet enkel wedstrijden ‘om ter snelst’, maar ook ludieke ‘velospelen’, tweewielige varianten op volksspelen als ‘eierrijden’ of ringsteken, waarbij behendigheid even belangrijk is als snelheid. Vooral de plaatselijke kermis is een uitgelezen gelegenheid om zo’n spektakels op touw te zetten.

Ker(k)mis

Dat soort evenementen is aanvankelijk nog beperkt in frequentie en omvang. De fiets blijft immers te duur voor het gros van de Belgische bevolking, wat het deelnemersveld meteen ook inperkt. Wanneer de fietsprijzen rond 1900 gevoelig dalen, verandert het profiel van de gemiddelde fietser echter ingrijpend. Niet enkel gegoede middenklassers hebben nu een velo, ook de kleine boer of arbeider kan zich steeds vaker zo’n voertuig veroorloven. Terwijl de burgerlijke wielermilieus in de steden zich slecht aanpassen aan die veranderende omstandigheden en in crisis gaan, geeft die democratisering net een boost aan het wielerleven op het platteland. Wielerevenementen nemen er snel in aantal en populariteit toe, vooral dan de echte ‘koersen’. De vele nieuwe fietseigenaars, zeker de jongeren onder hen, willen graag hun kans als coureur wagen. “Zelfs op de kleinste dorpskermis staan er wel wielerwedstrijden op het feestprogramma,” zoals het Brusselse wielertijdschrift Le Cycliste Belge Illustré al in 1898 opmerkt. Het is niet toevallig dat die koersen vooral tijdens kermissen worden gehouden. Ontstaan als een viering van de patroonheilige van een parochiekerk, is die ker(k)mis rond 1900 uitgegroeid tot een hoogdag van het sociaal leven waarvan vooral het ‘wereldse’ feestgedeelte is overgebleven. De kermisperiode, die vaak een volle week duurt, is één van de weinige ontspanningsmomenten van het werkvolk en staat garant voor amusement én spektakel.

De kermis heeft bovendien de steun van invloedrijke lokale spelers. De middenstand, en dan vooral lokale herbergiers, doen er alles aan om een goede omzet te draaien tijdens de kermissen, die heuse hoogdagen voor hen zijn. Veel gemeentebesturen proberen met een mooi feestprogramma dan weer hun populariteit bij de bevolking op te vijzelen. Beide zijn zo steeds op zoek naar spannende nieuwe attracties. Het opkomende spectaculaire wielrennen past perfect in dat plaatje. Het toenemend aantal lokale wielerclubs is hierbij een belangrijke schakel. Zij hebben de expertise in huis om zo’n wedstrijd op poten te zetten. De middenstand zorgt voor sponsoring en prijzengeld, het gemeentebestuur voor bijkomende financiële middelen. Met de woorden “dit zou voor onze stad eene goede nering teweeg brengen” vragen twee Eeklose wielerclubs in 1910 in een brief aan hun stadsbestuur bijvoorbeeld om subsidies voor de grote kermiswedstrijd die ze willen inrichten. Veel van die nieuwe kermiskoersen blijven wel kleinschalig qua opzet. Deelnemers moeten op zijn hoogst enkele tientallen kilometers afleggen in lokale rondjes. Vaak is het parcours zelfs niet langer dan één straat, afgebakend door twee biertonnen – aangeleverd door een brouwer of herbergier. De drempel is laag: iedereen met een fiets kan meedoen. Meer nog, sommige koersen zijn voorbehouden voor deelnemers uit de eigen wijk of parochie, zoals in plaatsen als Poperinge of Ardooie het geval is.

Niet iedereen is tevreden met het nieuwe sportieve vermaak. De kermiswedstrijden, ook wel ‘stratekoersen’ genoemd, stuiten ook op kritiek. In burgerlijke kringen en bij de Katholieke Kerk heeft de kermis sowieso een negatief imago van overmatig drankgebruik, losse zeden en vechtpartijen. Dat beeld van ruw en moreel gevaarlijk amusement komt ook al snel aan de kermiskoersen te kleven. Al in 1898 klaagt het officiële tijdschrift van de nationale wielerbond bijvoorbeeld over het wilde rijgedrag van veel renners in die wedstrijden, die zo een gevaar op de openbare weg vormen. Zowel de overheid als sommige gemeentebesturen speculeren rond dezelfde periode zelfs op een verbod op wielerwedstrijden. Door de populariteit van de ‘straatkoersen’ én hun belang voor de middenstand durven weinig beleidsmakers zo’n verbod echter uitvaardigen. De electorale terugslag van zo’n maatregel zou immers groot kunnen zijn… Aan de Moorsleedse stratekoerser Cyriel Van Hauwaert wordt trouwens de uitspraak toegeschreven dat ‘hadden de burgemeesters de koersen in de kermisdagen afgeschaft, het volk had de burgemeesters zelf ongenadig afgeschaft’!

Van de Dorpstraat naar Parijs

De snel in populariteit groeiende kermiskoersen hebben een grote impact op de Belgische wielersport. Aangetrokken door de geldprijzen die er te verdienen zijn, wagen steeds meer jongelingen zich aan een carrière als ‘stratekoerser’. Diegenen onder hen die daadwerkelijk goed met hun velo uit de voeten kunnen en in eigen dorp of streek de zege wegkapen, groeien zelfs uit tot lokale beroemdheden. Zo begint de jonge Lichterveldse renner Henri ‘Ritten’ Vanlerberghe vanaf 1906 naam te maken in de kermiskoersen in zijn West-Vlaamse geboortestreek, en wordt zo de trots van de lokale wielerfanaten. Die raken al snel in een hevige rivaliteit verwikkeld met de aanhangers van een renner uit buurdorp Torhout, een zekere Bruynooghe. Om te beslissen wie het beste is, wordt zelfs een speciale wedstrijd tussen Torhout, Houthulst en terug ingericht. Van Lerberghe wint de koers, die in een verhitte sfeer plaats heeft. Beide supporterskampen gaan elkaar net niet te lijf!

Niet alleen wordt via de kermiskoers een levendige plaatselijke wielercultuur uitgebouwd. In de loop van de jaren 1900 duiken ook geleidelijk straatkoersen op die de gangbare kleinschaligheid overstijgen. In het West-Vlaamse Koolskamp organiseert een ‘sportcomité’ vanaf 1908 bijvoorbeeld een koers op kermisdonderdag die de deelnemers in rondjes van 5 kilometer door het dorpje voert. Het feit dat veel van de beste Belgische renners er aantreden, zorgt er voor dat Koolskamp Koers op enkele jaren tijd uitgroeit tot de populairste wedstrijd in de provincie, waar jaarlijks duizenden toeschouwers op af komen. Koolskamp Koers – het Kampioenschap van Vlaanderen – toont hoe de kermiskoers een springplank naar grotere dingen kan zijn. Ook voor renners is dat zo, zoals blijkt uit het voorbeeld van Cyrille Van Hauwaert. Die boerenknecht verdient vanaf 1903 op succesvolle wijze zijn sporen in de vele West-Vlaamse ‘stratekoersen’. Hij wil het daar echter niet bij laten en waagt vanaf 1905 zijn kans in de grote wegwedstrijden in buurland Frankrijk, ook dan al het epicentrum van de wielersport. Na enkele mislukte pogingen wordt hij in 1907 – tegen alle verwachtingen in – tweede in Parijs-Roubaix, kort daarna zegeviert hij in het al even prestigieuze Bordeaux-Parijs. Het jaar erop wint hij ook Parijs-Roubaix.

Van Hauwaert slaagt er als eerste stratekoerser in om internationale wielerfaam te behalen. Zijn opgang wordt een katalysator voor het wielrennen in België zelf. In de hoop een tweede Van Hauwaert te ontdekken, hongeren de grote profwielerteams van Franse fietsconstructeurs als Alcyon bovendien naar de schijnbaar ijzersterke Belgische renners. Veel voormalige kermiskoersers in de jaren daarna opmerkelijke internationale successen. Zo wint Izegemnaar Odiel Defraeye in 1912 als eerste Belg de Ronde van Frankrijk. In de nasleep van die successen worden ook in België steeds meer grote wegwedstrijden georganiseerd, tot een eigen Ronde van België toe, terwijl velodrooms een revival kennen. Met Sportvriend (1909) en Sportwereld (1912) verschijnen nieuwe, sterk op wielrennen gerichte Nederlandstalige sportkranten. Sportwereld groeit onder impuls van Karel Van Wijnendaele uit tot het lijfblad van wielerminnend Vlaanderen. Het eerste nummer wordt zelfs gelanceerd in Koolskamp, de kermiskoers bij uitstek.

Leute, commercie en sport

Tijdens de Eerste Wereldoorlog is er van dat groeiende Belgische wielersucces als van kermiskoersen echter geen sprake meer. Hoewel er tijdens de eerste oorlogsjaren nog gereden wordt op ‘s lands velodrooms, maakt de strenge Duitse bezetter koersen op de openbare weg onmogelijk. Wanneer de Duitsers vanaf 1916 massaal fietsen en rubberen banden opeisen voor hun oorlogsindustrie, raken veel kermisrenners zelfs hun rijwiel kwijt. De stilstand is slechts van korte duur. Eens de wapens zwijgen op 11 november 1918, herneemt het wielerleven zich snel.

Terwijl Vlaamse én Waalse coureurs het mooie weer maken in de Ronde van Frankrijk, beginnen de kermiskoersen in eigen land aan een remonte die hun vooroorlogse succes nog overstijgt. Dat is zeker het geval in Oost- en West-Vlaanderen, provincies die al vóór de oorlog een vitaal kermiskoersencircuit herbergen. Sportwereld ziet zo al in juli 1919 “geenen enkelen Zondag voorbijgaan, zonder een aantal dorpen hunnen kermisdag met eenen velokoers op te luisteren.” De organisatoren van die laatste zijn de usual suspects: wielerclubs, fietsenmakers of café-uitbaters, vaak gesubsidieerd door lokale besturen. Zo kan wie interesse heeft voor de koersen ‘voor dorpelingen’ in het Kempense dorpje Ramsel in september 1920 zich inschrijven bij ‘velomaker’ August Janssens, terwijl jonge renners in Izegem zich in dezelfde maand moeten wenden tot café De Vink.

Naast die plaatselijke spelers raken nu ook grotere bedrijven in het kermiscircuit betrokken, aangetrokken door de vele reclamemogelijkheden. Zo is tabaksproducent Vander Elst met haar nieuwe sigarettenmerk Belga vanaf de late jaren twintig op steeds meer kermiswedstrijden aanwezig als sponsor, tot maar liefst 2000 koersen in 1932 toe! Ook kranten als Sportwereld gaan dit type koersen nu actief ondersteunen met financiële sponsoring én uitgebreide wedstrijdverslagen. Die toenemende commerciële betrokkenheid drijft het prijzen- en premiegeld gevoelig op. Terwijl in de vooroorlogse ‘stratekoers’ hoogstens enkele honderden franken te verdienen waren, bedraagt het prijzengeld nu vaak het tienvoudige. Het financiële belang van de kermiskoers voor renners wordt daardoor steeds groter.

Terwijl zo’n wedstrijden vóór en vlak na de oorlog vooral jonge, beginnende renners trokken, dan worden er in de loop van de jaren twintig steeds meer koersen georganiseerd die zich uitdrukkelijk op ‘echte’ profrenners richten. In 1928 zijn er 46 van die wedstrijden, in 1932 al meer dan 100. Een groeiend profpeloton voelt zich zo uitermate thuis op de kermis. Voor hen is de kermiskoers een aantrekkelijke uitdaging met mooie startgelden en premies, waar ze bovendien populariteit kunnen opbouwen. Alfred ‘Don Fredo’ Hamerlinck is het prototype van zo’n kermiscoureur. Gevreesd omwille van zijn sprint en explosieve demarrages – ze leveren hem de bijnaam ‘nonkel Wip’ op – schuimt Hamerlinck het hele jaar door het land af om te koersen, van Hasselt tot Brugge. In zijn hoogdagen rond 1930 wint de populaire renner soms zelfs 5 wedstrijden op 6 dagen tijd! De kermiskoers is voor hem een lucratieve dagtaak. Door zijn veelwinnerij mag hij zich zelfs meerdere keren ‘koning der kermiskoersen’ noemen, een officieuze titel die de sportpers uitreikt aan de renner die dat jaar het meeste overwinningen behaalt.

Kruistocht tegen de kermiskoers

Net als vóór de Groote Oorlog is niet iedereen tevreden. Opmerkelijk is dat er nu ook groeiende kritiek weerklinkt vanuit de wielerwereld zelf. Heel wat kleinere kermiskoersen zijn ‘wilde koersen’, waarvan de organisatoren niet bij de Belgische Wielerbond (BWB) zijn aangesloten. Zo moeten zo geen vergunning aanvragen en betalen en geen rekening houden met de voorgeschreven reglementen. Heel wat renners sparen eveneens liever de kosten van een officiële licentie uit. Bovendien erkent de BWB sommige klassen van jeugdrenners niet, wat die laatste automatisch naar ongereglementeerde wedstrijden drijft. De BWB ervaart die wildgroei aan wedstrijden als een gevaar voor haar legitimiteit en gezag. De ‘wilde’ koers wordt in haar tijdschrift daarom voorgesteld als een bron van lichamelijke en morele gevaren. Hun primitieve organisatie brengt de veiligheid van zowel renners als toeschouwers in gevaar. Fair play en eerlijke competitie is er nauwelijks, zeker gezien er langs het parcours vaak wordt gegokt op de uitslag. De deelnemende renners zijn ongemanierd en boers gekleed, terwijl vechtpartijen vaste prik zijn. De opvoedende rol die de wielersport volgens de BWB moet spelen voor de grote volksmassa’s is afwezig. De pogingen die de wielerbond onderneemt om die overvloed aan ongereglementeerde koersen in te dammen, bijvoorbeeld door haar eigen jeugdcategorieën uit te breiden, hebben echter weinig succes.

Ook in de pers is er steeds meer discussie over de sociale en vooral sportieve meerwaarde van de kermiskoers, zeker wat het groeiende kermiscircuit voor profs betreft. De meest kritische stemmen zijn te vinden in de Franstalige tegenhanger van Sportwereld, de sportkrant Vélo-Sport – vanaf 1925 Les Sports. Het blad deelt de bedenkingen van de BWB over de ‘wilde’ kermiskoersen, maar ziet ook in gereglementeerde kermiswedstrijden weinig eerlijke of veilige sport. Bovenal vormen ze voor het blad een gevaar voor de mentaliteit van de Belgische profrenner, die verwend wordt door de mooie bedragen die hij op de kermis kan verdienen. Hij zal daardoor sneller geneigd zijn om voor het makkelijke geld dicht bij huis te kiezen in plaats van de nationale eer te verdedigen in ‘klassieke’ wegwedstrijden in binnen- en buitenland. Terwijl de wielersport populair is onder de kerktoren, komt er volgens de krant zo van internationale successen nog maar weinig in huis. Paul Beving, Vélo-Sport’s invloedrijkste wielerjournalist, verwijt de BWB al in 1924 zelfs dat ze ‘onze mooie wielersport zichzelf blindelings laat prostitueren [sic!] voor de dorpskermissen.’ Acht jaar later noemt diezelfde Beving de kermiskoersen een ‘abces’ dat moet worden weggesneden en roept hij de hele sportpers op om minder aandacht aan dat type wedstrijden te besteden.

Voor zowel wielerbond als sportpers vloeken de kermiskoersen met het idee van een 'echte' of 'pure' sport.

Hoewel Sportwereld zelf actief is in het sponsoren en verslaan van kermiskoersen, heeft de krant evenmin altijd en overal een goed oog op de morele en sportieve effecten van die wedstrijden. Ook voor de Vlaamse sportkrant en haar journalisten zijn vooral het toenemend aantal wedstrijden voor profs kop van jut. Volgens hoofdredacteur Karel van Wijnendaele zorgen hun weinig uitdagende rondjes rond de kermisbarakken, waar altijd wel iets onderling geregeld kan worden, er immers voor dat de Vlaamse renners minder verweer hebben in ‘echte’, zware wegwedstrijden als Parijs-Roubaix of Sportwerelds eigen Ronde van Vlaanderen – sinds haar eerste editie in 1913 uitgegroeid tot het vlaggenschip van de krant. Voor zowel wielerbond als sportpers vloeken de kermiskoersen zo met het idee van een ‘echte’ of ‘pure’ sport, waarin enkel doorzettingsvermogen en zelfopoffering van tel zijn en heroïsche kampen over honderden kilometers de norm zijn.

Wanneer goede internationale prestaties van Belgische renners ook daadwerkelijk uitblijven, wordt door de sportpers beschuldigend naar de invloed van de kermiskoersen gewezen. Het feit dat kermiscoureur Alfred Hamerlinck er zelden in slaagt om grote wedstrijden te winnen, is voor velen een teken aan de wand. Als de Belgische nationale Tourploeg er in de vroege jaren dertig maar niet in slaagt om een nieuwe (eind)zege te boeken – op het moment dat de kermiskoersen steil opgang maken – is een schuldige dan ook snel gevonden. Tijdens de Tour van 1934 klaagt Karel van Wijnendaele bijvoorbeeld dat het Belgische Tourtalent ‘verloomde in de atmosfeer van kermiskoersen’, een idee dat zijn collega Paul Beving enthousiast bijvalt. De Belgen behalen dat jaar slechts één ritzege.

Verschil in appreciatie

Er is niettemin een verschil in de gretigheid waarmee Les Sports en Sportwereld de kermiskoers bekritiseren. Hoewel die laatste krant regelmatig scherpe kritiek heeft op de uitwassen van dat type wedstrijden, is er op haar pagina’s wel degelijk ook waardering voor de kermiskoers te bespeuren. Volgens Sportwereld kan die net zo goed een meerwaarde voor de wielersport zijn, als een ‘leerschool’ voor jonge Vlaamse renners waar ze ervaring kunnen opdoen en taai leren zijn. Voor hoofdredacteur Karel van Wijnendaele was de opkomst van de straatkoersen rond 1900 zelfs een gouden periode voor het Vlaamse wielrennen, aangezien ze de basis legden voor de bloei van het wielrennen en voor de carrières van latere Vlaamse toppers als Cyriel Van Hauwaert. Voor de Vlaamsgezinde Van Wijnendaele en zijn Sportwereld-collega’s zijn ze zo een cruciaal element in de ‘unieke’ Vlaamse wielercultuur die hun blad voortdurend naar voren schuift. Ook in de uitgebreide aandacht die Sportwereld jaarlijks aan Koolskamp Koers/Kampioenschap van Vlaanderen besteedt, wordt de wedstrijd trouwens steeds omschreven als ‘een echte Vlaamsche kermis’ die nauw verweven is met de Vlaamse cultuur.

Die zoogezegde straatkoersen René… is de school, de enige, waar wij onze Van Hauwaert’s, Masselis, Defraeye, Buysse, hebben gekweekt… de smisse waarin de brute macht onzer sportjeugd gelouterd en gezuiverd wordt!
Karel van Wijnendaele

Zo’n positieve interpretatie is echter zeldzaam in de Franstalige pers. Hoewel ze ook daar plaatsvinden, zijn kermiskoersen steeds minder frequent geweest in Brussel en Wallonië. Bladen als Les Sports zien hen daarom vooral als een Vlaams fenomeen. Discussies over hun (on)deugden van die wedstrijden krijgen daardoor vaak een communautair randje. Wanneer Paul Beving – onder het pseudoniem René Andries – in 1924 voor de zoveelste maal fulmineert tegen de nefaste effecten van de kermiskoers, ervaart Karel van Wijnendaele dat zelfs als een aanval op het hele Vlaamse wielrennen:die zoogezegde straatkoersen René… is de school, de enige, waar wij onze Van Hauwaert’s, Masselis, Defraeye, Buysse, hebben gekweekt… de smisse waarin de brute macht onzer sportjeugd gelouterd en gezuiverd wordt!”

Ook de kritiek op de gebrekkige prestaties van de Belgische Tourrenners in de vroege jaren dertig is in Les Sports vaak vooral op de Vlaamse renners gericht, die er van verdacht worden het vaakst aan kermiskoersen deel te nemen. Sportwereld doet die kritiek dan weer af als Waalse jaloezie, aangezien het zuidelijk landsgedeelte zelf sinds de vroege jaren twintig nog maar weinig renners van internationaal niveau voortbrengt.

De (kermis)molen draait verder

Hoewel de kermiskoers allerminst een onbesproken reputatie heeft, lijkt haar populariteit niet te stuiten. Anders dan in ’14-18 is er tijdens de Tweede Wereldoorlog geen sprake van het stilvallen van dat kermiskoersencircuit. Met haar Ruhe-und-Ordnung-politiek probeert de Duitse bezetter nu het gewone leven juist zoveel mogelijk in stand te houden. Daar hoort ook de kermiskoers bij. Sterker nog, door een gebrek aan internationale competitie groeien de kermiskoersen tijdens de oorlogsjaren uit tot het kloppend hart van het Belgische wielerleven. Dat er in 1942 maar liefst 382 kermiswedstrijden voor profs plaatsvinden, is daarvan een bewijs. De bloei zet zich ook na de oorlog verder. Met meer dan 200 kermiskoersen per jaar moeten renners in de late jaren veertig en vroege jaren vijftig zelden zoeken naar een kerktoren om rondjes te draaien. De kritiek op hun sportieve gehalte blijft echter bestaan. “De kermisritten en de kermisrenners dragen er grotelijks toe bij om de wielersport te vulgariseren en te expanseren”, zo geeft de BWB in 1950 toe. Tegelijk waarschuwt ze opnieuw voor de effecten op de prestaties van de Belgische toprenners. De toenemende internationalisering van de wielersport, met een grotere instroom van Franse en Italiaanse profs in Belgische wedstrijden als de Ronde van Vlaanderen zorgt bovendien voor nieuwe uitdagingen. Wanneer de Italiaan Fiorenzi Magni er tussen 1949 en 1951 als eerste buitenlander in slaagt om de Ronde van Vlaanderen driemaal op rij te winnen, worden de Belgische renners in de Vlaamse sportpers – met Karel van Wijnendaele voorop – een door kermiskoersen veroorzaakte gemakzucht verweten.

Schuilt er waarheid in de verwijten dat ‘de sfeer van rond de kermismolen’ hen tegenhoudt om te schitteren in internationale wedstrijden, dan laten de ‘echte’ kermiscoureurs dat niet aan hun hart komen. Nog meer dan voor de oorlog zijn nieuwe ‘koningen van de kermiskoers’ als Roeselarenaar Valeer Ollivier immers in staat om een gevulde (én lucratieve) carrière uit te bouwen en tot populaire figuren in hun streek uit te groeien. Na hun loopbaan maken ze die status verder te gelde door een eigen fietsenhandel of café uit te baten. De kermiskoers bevestigt zo niet enkel haar status als een essentiële pijler van de Vlaamse wielersport, maar evengoed als een belangrijk, niet te onderschatten aspect van het sociale én economische weefsel van veel Vlaamse gemeenten.

360°

Bekijk in detail

Sinds het eeuwfeest (2015) van Koolskamp Koers maakt Marc Vanhecke de trofee. In 2016 kwam Thimoty Dupont als eerste over de meet en ontving hij dit kunstwerk.

Dit artikel verscheen eerder in Etappe #05 (2016).

Dit nummer staat in het teken van de 100ste editie van de Ronde van Vlaanderen, het 45-jarig overlijden van wielergod Jean-Pierre Monseré en de tentoonstelling 'Koers is Religie'. Je ontdekt onder meer een fiets van Fiorenzo Magni, een ode aan Frank Vandenbroucke en de roots van de kermiskoers.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop

Kampioenschap van Vlaanderen

Het Kampioenschap van Vlaanderen is een eendaagse wielerwedstrijd die wordt verreden door de dorpen Koolskamp, Pittem en Egem in de provincie West-Vlaanderen. Sinds 2005 maakt het Kampioenschap van Vlaanderen deel uit van de continentale circuits van de UCI, de UCI Europe Tour. De wedstrijd behoort sinds 2016 ook tot het regelmatigheidscriterium Napoleon Games Cycling Cup, vandaag Bingoal Cycling Cup.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.