Jef rolt de wielerwereld binnen via zijn broer Giel Scherens. In de jaren '20 verschijnt die laatste als nieuweling aan de start van wielerwedstrijden in en rond Werchter. In zijn kielzog volgt een Jef die angstvallig over de reservefiets van zijn broer waakt. Wanneer hij in 1924 voor het eerst zelf mag rijden, blijkt al snel dat Poeske over een natuurlijke aanleg beschikt.
Het succes ontgaat ook de Leuvense Stoempersclub niet. Voorzitter Edward Van Hove houdt in 1927 een waar charmeoffensief om het jonge sprinttalent aan te trekken. Datzelfde jaar sluit Scherens zich aan en breekt hij definitief door als wegwielrenner. Dankzij de begeleiding van de ploeg kan hij verder uitgroeien tot een topsprinter.
1928 is een topjaar voor hem. Als junior gaat hij naar verschillende wedstrijden in de streek en schrijft zo onder meer de Grote Prijs Sportwereld en de Grote Prijs van Hoegaarden op zijn naam. Op het einde van het wegseizoen stelt Van Hove hem voor om over te stappen naar de piste. Een jaar later verslaat hij de regerend sprintkampioen bij de junioren Jules Vervust. Waarna voorzitter Van Hove trots tegen de pers verkondigt: "Neem Jef Scherens, ge kunt er een wereldkampioen van maken!". Ongelijk heeft de man niet.
Vlak na een succesvol Belgisch kampioenschap baanwielrennen bij de onafhankelijken (1929), valt zijn oproepingsbrief in de bus. In juli wisselt hij de Stad der Koeienschieters voor 18 maanden in voor de Daillykazerne in Schaarbeek. Omwille van zijn kunde op de fiets wordt hij ingedeeld bij de cyclist-karabiniers, een legereenheid te fiets.
Op zich wel handig meegenomen, want zo moet hij in zijn vrije tijd geen trainingsmomenten meer inplannen. Hij krijgt de vrijheid om deel te nemen aan verschillende wedstrijden, zij het voornamelijk binnenlandse en bij voorkeur Schaarbeekse races. Het Brusselse Sportpaleis en de plaatselijke wintervelodroom worden bijgevolg zijn tweede en derde thuis.
Wanneer hij op 1 januari 1931 vaarwel zegt aan het leger laat hij er geen gras over groeien. Diezelfde maand duelleert hij in de Parijse Vélodrome d'Hiver succesvol met de regerend wereldkampioen: Lucien Michard. Het Franse publiek moet met lede ogen het verlies van haar favoriet aanschouwen.
1932. Tijdens de Grote Prijs van de Cinquentenaire laat Scherens zien dat zijn benen goed zijn. Achteraf wordt hij uitgenodigd in de loge van de koning, waar Albert I hem persoonlijke feliciteert. De overwinning is meteen het bewijs dat hij klaar is voor het wereldkampioenschap in Rome.
Midden augustus reist Jef af naar Rome om zich te kunnen voorbereiden op de wereldkampioenschappen later die maand. Omwille van de hoge temperaturen, overdag wordt het al snel warmer dan 40 °C, beslist de organisatie om de wedstrijden 's avonds en 's nachts te programmeren. Na enkele zenuwslopende duels zijn de twee finalisten bekend: Lucien Michard en Jef Scherens. Michard droomt van zijn vijfde wereldtitel, Scherens hoopt op zijn eerste regenboogtrui.
Op 4 september wordt om 23h het startschot voor het wereldkampioenschap gegeven in het Stadio Nazionale. De eerste manche wordt beslist in het voordeel van de Belg. Tijdens de tweede oordeelt de wedstrijdjury dat de Fransman de sterkste is. Ook in de derde ronde lijkt het even alsof Michard de winnaar zal zijn, tot Scherens hem in de laatste bocht voorbij snelt en zichzelf tot wereldkampioen kroont. De daaropvolgende vijf jaar zal hij de titel niet meer afgeven.
Na zijn wereldtitel trekt Scherens rond in West-Europa en Noord-Afrika. Van de wielerpiste in Algiers tot de Rheinlandhalle in Keulen, hij is een graag gezien gast. Zijn passages in Duitsland worden gekenmerkt door tallozen duels met Albert Richter. Naast de piste ontstaat er een nauwe vriendschap tussen de twee heren. De pers roept het duo liefkozend uit tot hét nieuwe - te kloppen - koningskoppel van het baanwielrennen: Poeske en de Achtcilinder Duitser.
De twee boezemvrienden nemen het tegen elkaar op tijdens de Wereldkampioenschappen baanwielrennen in Leipzig (1934). Internationale sportwedstrijden worden door het Nazi-regime gebruikt als een propagandamiddel, denk bv. aan de Olympische Spelen (1936) door Leni Riefenstahl in beeld gebracht werden. Dit geldt eveneens voor het WK van 1934.
Elke wedstrijd begint met een publiek eerbetoon aan de idealen van Nazi-Duitsland en elke Duitse wielrenner die wenst deel te nemen moet dit doen in een nationale trui, voorzien van een hakenkruis. Een uitzondering op die regel was de Achtcilinder Duitser die uit protest een trui met de Duitse adelaar droeg.
Zowel Richter als Scherens bereiken probleemloos de finale. De Duitse pers begint alvast te dromen van een wereldtitel. Maar alle nationaal-socialistische retoriek ten spijt, slaagt Jef er in om Albert in twee korte manches voor eigen achterban te kloppen en voor de derde keer de wereldtitel te claimen.
Scherens is niet de eerste wielrenner die gefascineerd raakt door het luchtruim. De Amerikaanse gebroeders Wright, gekend van het eerste gemotoriseerde vliegtuig, starten hun carrière als fietsenbouwers. Hélène Dutrieu, pionier pur-sang, maakt eerst furore met haar stunt- en vliegwerk op de piste en ontdekt pas na een rijke carrière als renster, actrice en stuntvrouw, haar passie voor het vliegen.
In het voorjaar van 1933 neemt Scherens contact op met Jef Guldentom, vliegtuigpionier en oorlogsheld. Deze is bereid om hem vliegtuiglessen te geven op het vliegveld in Haren. Het is het begin van een waar avontuur. Eenmaal hij de nodige vlieguren achter de kiezen heeft, mag hij zelfstandig het luchtruim verkennen. Het is het gedroomde excuus om bij vliegtuigbouwer Avions Tipsy een Gipsy-Saroléa te bestellen.
Met zijn peperduur vliegtuig in de aanslag gaat er een nieuwe wereld voor hem open. Hij imponeert met halsbrekende stunts, laag over huizen vliegen en het landen op geïmproviseerde landingsbanen. Het levert hem enkele vermaningen en een occasionele boet op. Deze neemt hij er met veel plezier bij. Al schertsend merkt hij in 1936 op dat hij voor korte afstanden zoals Parijs, Milaan en Kopenhagen al eens sneller zijn auto langs de kant laat staan en met het vliegmachine er naartoe durft "vlammen".
Tijdens de wereldkampioenschappen wielrennen in Amsterdam (1938) onttroont Arie van Vliet Poeske Scherens in de finale. Een jaar later komt de fine fleur van het internationale wielrennen samen in Milaan. Tijdens dat WK breekt Wereldoorlog II uit. De deelnemende landen wachten de finale niet af en hals over kop dienen de renners terug naar huis te keren. Het wordt wachten tot 1946 vooraleer er opnieuw een wereldkampioenschap georganiseerd wordt en hij een poging kan ondernemen om de titel te heroveren.
De oorlog zou hem niet alleen emotioneel, maar ook sportief treffen. Pistemeetings worden nog steeds georganiseerd, zij het met een sterk uitgedund deelnemersveld. Veel renners mogen of kunnen de verplaatsingen niet meer maken, zijn opgeroepen of worden krijgsgevangen genomen. In deze periode leert hij Clémence Verkist kennen. De vrouw waarmee hij in 1947 zou trouwen. Het huwelijk zou hem twee kinderen bezorgen: Viviane en Paul.
Na de bevrijding, in 1945, bloeit het Belgische en internationale wielerwezen opnieuw. Tal van weg- en pistewedstrijden zien het levenslicht en op 36-jarige leeftijd bewijst Scherens dat hij nog steeds een beslissende rol te spelen heeft. In '46 wordt hij voor de 14de keer Belgisch kampioen en een jaar later klopt hij de internationale wielertop tijdens een tumultueus WK in het Parc des Princes in Parijs.
Zijn zevende wereldtitel is het orgelpunt van zijn indrukwekkend palmares. De daaropvolgende jaren begint zijn leeftijd, zijn tol te eisen. Zijn 'kattensprong' wordt iets minder doeltreffend en het aantal overwinningen neemt af. Dat neemt niet weg dat hij een graag geziene gast blijft in binnen- en buitenland. Zo verheft de Marokkaanse koning hem in 1949 tot de Orde van Ouissam-Alaouite omwille van zijn uitzonderlijke verdiensten als sprinter.
In het najaar van 1950 plant hij zijn definitief afscheid. Het daaropvolgend voorjaar doet Poeske een tournee langs verschillende velodromen, waaronder deze van Gent en Brussel. Een laatste zege is hem niet gegund, maar dat neemt niet weg dat tal van renners, supporters en journalisten maar wat graag aanwezig zijn om de man die 26 jaar lang het pistecircuit gedomineerd heeft een laatste groet te brengen.
Net zoals op zoveel plaatsen in Vlaanderen wordt wielerheld Jef Scherens in zijn geboortestreek herdacht. Zo vind je in de Leuvense deelgemeente Wilsele een straatnaam die vernoemd is naar de sprintkampioen - ook in Werchter is dat het geval. In het centrum van Leuven wordt dan weer sinds 1963 de Grote Prijs Jef Scherens verreden (al gaat deze wedstrijd voortaan door het leven als Tour of Leuven – Memorial Jef Scherens). De zevenvoudige wereldkampioen is ook buiten het Hageland vertegenwoordigd. Zo kwam dankzij de Erfgoedcel Leuven de private collectie van Jef Scherens op de radar. Dat resulteerde in een bruikleen van de familie Scherens aan KOERS. Sedert het najaar van 2023 is er een origineel WK-shirt van Scherens te zien.
Etappe #09
Wil je meer weten over Jef Scherens en deze unieke collectie? Haast je dan naar de KOERSshop om Etappe #09 (2023) te bestellen. Het nummer is gewijd aan unieke wielermemorabilia en bijzondere verzamelaars. Niet alleen Poeske Scherens maar ook Sep Vanmarcke, Michel Wuyts en Jan Janssen passeren deze keer de revue.