Sommige renners springen er bovenuit. Door een unieke carrière, een uitgesproken manier van koersen of door een tragische levensloop. De Spanjaard Luis Ocaña (1945 - 1994) is daar een uitstekend voorbeeld van. Als neoprof wordt hij in 1968 meteen kampioen van Spanje. Ocaña schrijft zijn eigen wielerlegende tijdens de Tour van 1971, waar hij in de etappe naar Orcières-Merlette Merckx in de vernieling rijdt en het geel pakt.
Na de rustdag pleegt de ploeg-Merckx een heuse coup op weg naar Marseille. Een dag later komen zowel Merckx als Ocaña ten val in de afdaling van de Col de Menté. Merckx kan z’n weg vervolgen, geletruidrager Ocaña moet opgeven. In 1973 heeft de Spanjaard zijn revanche beet als hij de Tour wint, weliswaar in afwezigheid van Merckx. Vier jaar later knijpt hij net als zijn eeuwige rivaal de remmen dicht.
De in Spanje geboren Ocaña verhuist op 7-jarige leeftijd naar Zuid-Frankrijk. Na enkele omzwervingen vestigt de familie zich in Le Houga, op ruim 100 kilometer van Lourdes. Daar ontdekt de frêle Luis zijn talent voor de fiets. Als lid van de nabij gelegen prestigieuze wielerclub Stade Montois (Mont-de-Marsan) groeit Ocaña uit tot een topper.
In 1968 wordt hij als neoprof niet alleen Spaans kampioen, maar treedt hij ook in het huwelijk met zijn verloofde Josiane. Trouwen doet het koppel in de Chapelle Notre Dame des Cyclistes in Labastide D’Armagnac, op zo’n 25 kilometer van Le Houga. Deze kapel wordt in 1959 officieel ingewijd als Franse tegenhanger van het Italiaanse Madonna del Ghisallo. Op deze plek kunnen wielrenners en fietsers een ongeval vrije loopbaan afsmeken. Abbé Joseph Massie is de drijvende kracht achter dit initiatief en ontvangt met de regelmaat van de klok bekende renners die maar wat graag een truitje achterlaten in de kapel.
De Notre Dame des Cyclistes groeit al snel uit tot een heus bedevaartsoord. In 1989 eert ook de Société du Tour de France het initiatief door er een etappe van start te laten gaan. Gele truidrager Greg LeMond schenkt bij die gelegenheid één van zijn gele truien. Met de komst en medewerking van de Franse wielerfan Claude Lachot in de jaren 1990 wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de geschiedenis van dit wielerheiligdom.
Fietsenmaker Claude Lachot runt samen met zijn echtgenote tot eind jaren 1980 een eigen zaak in Chollet, nabij Bordeaux. In zijn winkel vind je niet alleen een divers aanbod aan nieuwe fietsen maar ook een fraaie selectie historische (koers)fietsen die hij in de loop der jaren heeft verzameld.
Tijdens een uitje op de fiets belandt Claude samen met enkele vrienden bij de chapelle Notre Dame des Cyclistes. Het echtpaar Lachot raakt niet alleen gecharmeerd door de kapel en bezieler Joseph Massie, maar ook door de vlakbij gelegen vervallen boerderij. Claude laat zijn zaak in Chollet voor wat het is en koopt het domein op. Hij bouwt er een woning, museum (Musée du Vélo), werkplaats én gîte. Kortom, een ideale uitvalsbasis voor wielertoeristen. Samen met zijn vrouw staat hij ook op vrijwillige basis in voor het meer op frequente basis openstellen van de chapelle.
Lachot heeft niet alleen een uitgebreide verzameling koersfietsen maar beschikt ook over een uitgebreid netwerk en onderhoudt goede contacten met onder meer Tourspeaker Daniël Mangeas, René Vietto, Henry Anglade én Luis Ocaña. Met Luis is de band het sterkst. Beide echtparen worden vrienden en gaan regelmatig bij elkaar op bezoek. Na de plotse dood van Ocaña in 1994 – de begrafenis vindt plaats in de Notre Dame des Cyclistes – herdoopt Lachot zijn museum tot ‘Musée Luis Ocaña’ als ultiem eerbetoon aan de Spaanse Tourwinnaar.
De fietsenmaker droomt van een samenvloeiing tussen zijn initiatief en de intussen ook al ruim met wielertruien beladen kapel. Zover komt het echter niet. Een noodzakelijke structurele ondersteuning vanuit de lokale overheid blijft uit.
Het echtpaar Lachot bekommert zich in totaal 15 jaar over hun wielererfgoed en de kapel. Na enkele ingrijpende veranderingen op persoonlijk vlak verhuist Claude Lachot samen met zijn collectie naar Lannemezan, op zo’n 30 kilometer van Bagnères-de-Bigorre aan de voet van de Pyreneeën. Daar is er sprake van een kiemend prestigieus wielerproject. Maar ook hier komt er finaal geen steun vanuit de overheid en sterft het idee een stille dood. De collectie van Claude blijft opgeborgen bij hem thuis.
Aan de poort hangt hij een bord ‘Musée du Vélo’, als herinnering aan wat er ooit is geweest. Circa 2015 neemt hij contact op met KOERS. Na een plaatsbezoek en na vijf jaar onderhandelen komt er een akkoord uit de bus. In februari 2020 trekt een KOERS-delegatie naar Zuid-Frankrijk om er een unieke collectie op te halen. Naast onder meer een resem unieke historische koersfietsen (Ronde van Frankrijk 1903, 1920,..., Parijs-Roubaix 1914, Parijs-Brest-Parijs,...) telt de verzameling ook een erg fraaie hoeveelheid objecten rond Luis Ocaña, door weduwe Josiane toevertrouwd aan Claude Lachot.
Deze collectie telt niet alleen diverse truien (een gele trui, kampioen van Spanje, leiderstrui Dauphiné Libéré,...) maar ook verschillende gedenkstenen, een titaniumframe, erediploma’s,... tot zelfs een schilderij van zijn hand. Deze worden voortaan beheerd en tentoongesteld in KOERS. En zo blijft de herinnering aan 'El Merckx Español' ook in 'El pais de Merckx' levendig gehouden.