Wereldkampioenschap wielrennen
longread
interview
retro

"Ik reed mijn hele carrière met hetzelfde zware verzet. Niemand zei dat het anders kon.” Een portret van Simonne Elegeest

20min leestijd   door Joyce Verdonck op 15 november 2023
Het WK wielrennen in Ronse van 1963 zal altijd een wrange nasmaak blijven hebben. Nergens kan je een artikel opdiepen over de strijd tussen Van Looy en Beheyt zonder het woordje ‘verraad’ erin. Minder fel besproken was de strijd bij de vrouwen. Ook daar voelde er zich eentje bestolen. De toen 21-jarige Simonne Elegeest is er 60 jaar later nog altijd van overtuigd dat zij had moeten winnen. Ware het niet dat ze zich liet ringeloren door enkele andere Belgen, onder wie winnares Yvonne Reynders.

Simonne Elegeest haalt de sleutel boven van de fietsenstalling aan de serviceflats in Eeklo waar ze al een tijdje woont. De stalling is nagenoeg leeg. Er staat een verroeste driewieler stof te vangen. Voorts een oude koersfiets met platte banden van verstorven rubber. Alleen de elektrische fiets van Simonne ziet er goed onderhouden uit.

“Ik moet hem dringend eens binnensteken bij de fietsenmaker. Ik trap door. Er is een probleempje met de versnelling. Een nieuwe batterij heb ik al moeten kopen. Die was versleten. Ik fiets best nog veel. Vaak een toertje van vijftig kilometer richting Sint-Laureins of Assenede. De batterij kan honderd kilometer aan maar dat riskeer ik me niet. Het kriebelde ooit om mijn oude koersfiets in orde te stellen. Toen ik erop probeerde te rijden, was ik bang. Ik durfde na al die jaren niet meer. Dus dan maar deze elektrische stadsfiets.”

Haar dagelijkse portie beweging doet Simonne deugd. Ze is een prille tachtiger maar oogt jonger dan de rest van de bewoners die we in de gangen van de serviceflats tegenkomen. “Ik kan nog perfect mijn plan trekken. Ik ben hier komen wonen voor mocht het ooit nodig zijn dat ik hulp nodig heb.”

Ze leidt ons naar haar appartement. Aan de muren en op de kasten weinig aandenkens aan haar wielercarrière. Op de salontafel is een hele wielercarrière herleid tot een kleine stapel documenten en vergunningen, een fotoalbum en een blikken doos met geschilderde rozen op het deksel, met erin de belangrijkste medailles en medaillons.

In het fotoalbum heeft de lijm de tand des tijds niet doorstaan. Sommige foto’s zijn van tussen de zelfklevende bladen gevallen. Andere zitten scheef. De papiertjes met data en locaties leiden een eigen leven. Sommige dwarrelen op de grond als we een bladzijde omstaan. Simonne wroet in haar geheugen om de gaten op de tijdlijn in te vullen maar kan niet elke foto probleemloos duiden. “Het is dan ook al zo lang geleden …"

Gentse Zesdaagse

Simonne was een oorlogskindje. Ze werd geboren op 30 januari 1942 in Sint-Amandsberg. Het gezin met vier dochters woonde een tijdje in Oostakker, verhuisde na enkele jaren voor vaders werk bij de Buurtspoorwegen naar Herzele, maar keerde uiteindelijk toen Simonne al koerste terug naar Gent. Het is daar in Gent dat de wielervonk oplaaide in het tienerhart van Simonne.

“Ik had schoolvriendinnen die naar de Zesdaagse van Gent gingen kijken. Ze wilden Yvonne Reynders en Victoire Van Nuffel zien. Ik ging mee om te supporteren. Na de koers kregen we de kans om met de rensters op het middenplein te praten. Ik zei tegen Reynders dat ik ook wel wou koersen. Ze waarschuwde dat ik veel zou moeten trainen. Dat zag ik wel zitten. Of ik al een fiets had, vroeg ze. Neen dus. Ze raadde me aan om naar Dera Sport in Antwerpen te gaan.”

Ik zei tegen Reynders dat ik ook wel wou koersen. Ze waarschuwde dat ik veel zou moeten trainen. Dat zag ik wel zitten.
Simonne Elegeest

Het vonkje in het hart van Simonne werd aanvankelijk snel gedoofd. “Toen ik thuiskwam, zei ik tegen mijn vader dat ik wou fietsen. Hij zag dat niet zitten. Een fiets was veel te duur. Een gewone damesfiets mocht wel, want mijn eigen fiets was versleten. Maar ik wou alleen een koersfiets. Ik bleef zagen. En zagen.

Tot we dan toch maar in 1959 naar Antwerpen reden. Daar stond een fiets klaar voor een Nederlandse renster. ‘Zet je er maar eens op,’ zei de verkoper, ‘ik denk dat het je maat is.’ Ik wist niet eens dat je een fiets op maat moest kopen. Die kostte toen 14.500 Belgische frank. Dat was veel in die tijd. Mijn ouders betaalden dat. Ik had het geluk dat ze thuis koersliefhebbers waren. Mijn pa keek naar alle koersen. Er kwam geen wedstrijd op televisie of we keken ernaar."

Fietskoerier

Toen de eerste racefiets in haar leven kwam, werkte Simonne al. “Na mijn achtste leerjaar ben ik beginnen te werken. Ik was 14 jaar en moest stalen baleinen op maat snijden voor korsetten en bh’s. Mijn handen lagen vaak open. Een keer sneed ik bijna het topje van mijn vinger. Ik ging ermee hard bloedend naar de bazin. Die deed er wat verband rond en zette me terug aan het werk. Dat was zo in die tijd. Ik verdiende 6,90 frank per uur. Soms moest ik bestellingen wegbrengen naar thuiswerksters. Ik deed alles met de fiets. Bergop bergaf in Herzele. Ferm ‘terten’.

Mijn zus werkte in een familiaal bedrijf en daar boden ze me een hoger loon: 10 frank per uur. Ik moest kragen aan hemden naaien. Ondanks het harde werk begon ik te trainen. Om 5 uur ‘s morgens stond ik op om voor het werk begon twee uur te fietsen. En na de dagtaak trainde ik nog een tweede keer.”

Ze keek niet op een kilometer meer of minder. In 1959 ging ze kijken naar het WK in Rotheux-Rimière waar Yvonne Reynders haar eerste wereldzege op zak stak. “Ik ben met de fiets van Herzele naar Gent gereden. Daar bleef ik slapen bij vrienden. De dag nadien fietste ik van Gent naar Antwerpen waar ik uiteindelijk met andere supporters de auto nam naar Rotheux-Rimière in de provincie Luik.” Ze roefelt in het fotoalbum. “Kijk, dat ben ik. En de vrouw met de bloemen, dat is Yvonne Reynders.”

Het prille begin

Intussen had ze haar eerste stappen gezet in het peloton. De eerste wedstrijd in 1958 in Tertre was niet meteen een succes. “Het was een redelijke catastrofe. Ik had het vooral moeilijk met scherpe bochten nemen. Van de 25 deelnemers eindigde ik 22e. Er waren in die tijd hoe dan ook weinig rensters. Maximaal een stuk of 35.

De koersen waren vaak ook maar zestig kilometer lang. Meestal rond de kerktoren. Kleine rondes voor de ambiance. En vaak in Wallonië omdat daar meer vrouwenwedstrijden georganiseerd werden. In Vlaanderen lagen ze daar minder wakker van. Ze wilden er geen geld in steken.”

Simonne leerde snel. In haar tweede koers in Wavre reed ze alles uit haar lijf. “Ik zat in het wiel van een Nederlandse, zo wit als een lijk. Ik had vooral schrik dat ik tegen haar wiel aan zou rijden. Achteromkijken durfde ik niet. Ik had geen ervaring met in groep rijden.

De eerste 15 renners kregen prijzengeld. Ik werd elfde en reed prijs. Ik ben nooit meer uit de prijzen gebleven. De eerste kreeg 600 frank, de tweede 550, de derde 500, enzovoort. De laatste had nog 100 frank geloof ik. Dat was al de moeite. Een tube kostte makkelijk 250 frank. Ik kon me zelden nieuwe tubes permitteren. Ik heb er veel gerepareerd.”

Kleine rondes voor de ambiance. En vaak in Wallonië omdat daar meer vrouwenwedstrijden georganiseerd werden. In Vlaanderen lagen ze daar minder wakker van. Ze wilden er geen geld in steken.
Simonne Elegeest

Na twee jaar werk en sportcarrière te combineren, stopte Simonne met werken. “Het is te zeggen: ik werkte in de winter maar in de zomer liever niet. Toen ons gezin terug naar Oostakker verhuisde, nam ik daar een job aan als bediende. In april gaf ik mijn ontslag. Ik zei dat ik voor mijn zieke moeder moest zorgen. Mijn ma was ook ziek, maar dat was natuurlijk niet de reden.

Toen het koersseizoen gedaan was, ging ik terug naar datzelfde bedrijf en ze gaven me een andere job. Het jaar erop: hetzelfde verhaal. Ik gaf mijn ontslag. In de herfst ging ik terug. De baas vroeg waarom ik elk jaar opstapte. Toen pas durfde ik te vertellen dat het omwille van mijn sport was. ‘Had dat toch gezegd,’ antwoordde hij, ‘ik had je makkelijk af en toe een halve dag vakantie kunnen geven om te trainen.’”

Briek Schotte

Rensters in de jaren vijftig en begin jaren zestig waren vaak op zichzelf aangewezen. Om een wedstrijdlicentie te bekomen moest je verplicht lid zijn van een club. Simonne sloot zich aan bij Gentse Velosport. Aan dat lidmaatschap waren behalve de licentie geen andere voordelen verbonden. Al zeker geen financiële of materiële steun.

“Ik kreeg weleens een fiets en een Flandria-wielertenue van Briek Schotte. Hij had toen nog geen damesploeg maar hij steunde links of rechts een paar dames. Ook van Berten De Kimpe kreeg ik later wat kledij. Tegenwoordig krijgen renners twee of drie fietsen per jaar. Toen hadden we één fiets waarmee we verschillende jaren reden.

De enige renster die in die tijd voldoende ondersteund werd, was Yvonne Reynders omdat ze veel prijzen pakte. Voor de verplaatsingen had mijn pa zelf een bagagerek gemaakt. Ik nam vaak andere rensters mee om de kosten te delen.”

Chemnitz 1960

In 1960 mocht Simonne voor het eerst mee naar een wereldkampioenschap. “Dat was een lange reis naar Oost-Duitsland. Eerst met het vliegtuig naar Frankfurt, dan nog een lang eind met de bus. Onze fietsen waren bovendien beschadigd uit het vliegtuig gekomen. Ik had er niets beter op gevonden dan mijn fiets in te pakken met crêpepapier uit een winkel. Meer niet. Maar goed, ik was blij dat ik er was.

De eerste zes van het Belgisch Kampioenschap waren geselecteerd door de wielerbond. We kregen een trainingspak en een wielertruitje dat we na de wedstrijd moesten teruggeven. Een persoonlijk succes was het niet.

Eigenlijk had ik niet mogen meegaan. Maar ja … een eerste keer mogen vliegen! En een WK! Dat moest je gewoon meepakken.
Simonne Elegeest

Niemand had ons iets over het parcours verteld. Ook niet dat er een kasseihelling in zat. Ik reed met een veel te groot verzet voor zo’n heuvelachtig parcours. Ik had standaard een 52/14 als grootste en een 39/22 als kleinste verzet. Niemand heeft me ooit raad gegeven. Wist ik veel dat je een kleiner verzet moest monteren voor dat type wedstrijd.

Bovendien was ik het weekend voor het WK zwaar gevallen. Ik zat onder de schaafwonden. Had ik dat verteld tegen de wielerbond, ze hadden me wellicht thuisgelaten. Ik droeg een vest met lange mouwen om dat weg te steken. Ik was niet in topvorm. Eigenlijk had ik niet mogen meegaan. Maar ja … een eerste keer mogen vliegen! En een WK! Dat moest je gewoon meepakken.”

Ze haalt een paginagrote foto boven van haar eerste WK. Enkele renners poseren samen gewillig voor de fotograaf. “Kijk, dat ben ik. En dat zijn Rosa Sels en Denise Bral. En die man hier: Jean-Baptiste Claeys. Zegt die naam jou iets? Dat is de stichter van JBC.”

De strijd om zwart-geel-rood

Al snel werd Simonne een geduchte tegenstander op kampioenschappen. Podiumplaatsen waren er genoeg, een nationale titel helaas nooit. “Al was ik er een paar keer dichtbij. Op het BK in Sint-Eloois-Vijve in ‘62 of ‘63 werd ik tweede. Ik moest gewonnen hebben.

We reden dertig ronden. Om de twee ronden viel er een premie te verdienen. Ik had al de meeste premies gepakt. Op het einde sprint ik naar dezelfde meet, ik was eerste, maar blijkbaar lag de echte finish een eind verder. Daar kwam ik pas als tweede binnen. Jammer. Dat Belgisch kampioenschap had veel kunnen veranderen.”

Enig opzoekingswerk leert ons dat Simonne twee Belgische kampioenschappen door elkaar gooit. In 1962 werd het BK gereden in Thimister. In 1963 verhuisde het kampioenschap inderdaad naar Sint-Eloois-Vijve, maar eindigde Simonne als derde. Winnares op beide kampioenschappen? Yvonne Reynders.

Brand in 't Kuipke

Altijd weer Yvonne Reynders die roet in het eten zou strooien. Ook op de piste moest Simonne haar meerdere erkennen in Yvonne. “We hebben nog tegen elkaar gesprint op de piste van Oostende. Lang heb ik niet op de piste gereden.

In 1962 kwam een vriendin me ‘s morgens uit mijn bed halen. Het Kuipke was afgebrand. De dag ervoor waren we nog naar een pistemeeting geweest achter zware motoren met onder meer wereldkampioen Romain Deloof. We gingen kijken naar de schade. We zagen alleen een grote hoop as. Mijn pistefiets en reservewielen zijn in de brand gebleven. Die liet ik na een training vaak achter in het Kuipke. Je kon die niet constant meenemen naar huis op de tram.

Ik kreeg een schadevergoeding maar veel was dat niet. Renners als Sercu konden aankoopfacturen voorleggen en werden goed vergoed. Ik had mijn fiets tweedehands gekocht en had geen factuur. Na de brand heb ik geen nieuwe pistefiets meer aangeschaft.”

Incidenten in Salò

Simonnes focus lag voortaan op de weg. In 1961 haalde ze de selectie voor het WK niet. In 1962 won ze zilver op het BK en trok ze voor het WK naar het Italiaanse Salò. “Ik zal nooit vergeten hoe winnares Marie-Rose Gaillard zwalpend over de meet kwam. We dachten allemaal dat ze zou vallen.”

Ze gebaart met haar hand naar haar mond. “Slikken, hé. In die tijd was er geen controle. Na de wedstrijd ging ze in bad. Had ik er niet bij geweest op dat moment, ze was verdronken. Ze draaide weg. Ik zag dat ze bewusteloos dreigde te geraken en heb haar omhooggetrokken.”

Over haar eigen wedstrijd kan ze kort zijn. “We waren met negen vrouwen weg. Ik viel en raakte niet onmiddellijk opnieuw weg want mijn ketting lag eraf. Het peloton stak me voorbij. Ik ben er nog achteraan gegaan, haalde het peloton in en sprong er opnieuw van weg en werd negende."

Wat ze zich vooral nog herinnert, was het plezier dat de Belgische selectie maakte. “Beroepsrenner Emile Daems had bh’s van ons gestolen op de kamers en had ze allemaal aaneengebonden en opgehangen.” Ze lacht bij de herinnering.

We mochten eigenlijk niet bij elkaar op de kamer. Zo zat Ward Sels eens bij ons op de kamer. Oscar heeft ons gelukkig niet betrapt. Chance! Want we hadden anders wellicht niet eens mogen starten.
Simonne Elegeest

“We mochten eigenlijk niet bij elkaar op de kamer. Oscar Daemers en zijn vrouw keken daarop toe. Veel trokken we er ons niet van aan. Zo zat Ward Sels eens bij ons op de kamer. Gewoon om te babbelen, veel gebeurde daar niet. Maar Oscar had het tumult gehoord en kwam kijken.

Ward stak zich snel weg achter de deur. Oscar heeft ons gelukkig niet betrapt. Dat Ward zijn pantoffels onder het bed stonden, had hij gelukkig ook niet gezien. Chance! Want we hadden anders wellicht niet eens mogen starten in de wedstrijd.”

Het scheelde niet veel of ze gingen met één renner minder terug naar België. “Camiel Vyncke, een renner uit Zelzate, is er bijna verdronken. Ons hotel lag aan het Gardameer. Na onze wedstrijd gingen we naar de steiger aan het hotel.

Camiel zei constant: ‘Ik ga duiken, ik ga duiken!’ Omdat hij dat maar bleef herhalen, gaven we hem een duw. Hij ging een paar keer kopje onder. Bleek dat hij niet kon zwemmen. We hebben er hem moeten uithalen. De dag nadien stond het in de krant: ‘Camiel Vyncke bijna verdronken in het Gardameer.’”

Ronse 1963

De negende plaats op het WK in 1962 was niet de weerspiegeling van wat Simonne in haar mars had. Dat ze het peloton na haar val opnieuw voorbij was gestoven, deed haar dromen van meer.

En toen kwam het WK van 1963 in Ronse. Op de kalender van Simonne stond ongetwijfeld een vet kruis over 10 augustus. Ze was in topvorm. Een maand ervoor had ze brons behaald op het BK. De wedstrijd werd gereden in haar achtertuin. Simonne woonde een tijdje in Ronse en ze had er haar supportersclub: WSC Trompe Ronse.

“Ze supporterden voor een drietal liefhebbers. Toen ze hoorden dat ik ook koerste, wilden ze mij erbij nemen. Een vrouw, ze zagen dat wel zitten. Ze hebben goed voor me gezorgd. Toen ik bij een zware valpartij in Welkenraedt met een kapotte fiets zat, hebben ze geld opgehaald om een nieuwe te kopen.”

Over de wedstrijd wil ze in eerste instantie kort zijn. “Vierde.” Ze haalt een finishfoto uit haar album. Ze wijst. “Reynders won. Rosa Sels werd tweede. Dan de Russische Aino Puronen. En dan pas ik.”

Voor het eerst in een uur valt ze stil. De wonde van 1963 is nog niet helemaal genezen. Stilaan komen de details boven. Dat ze samen met de mannen logeerden op hotel. Dat er na de wedstrijd bij de mannen een begrafenissfeer hing. Voor het verhaal bij de dames een dag eerder moet ik aandringen.

Ze kijkt nog eens naar de foto. “Je ziet dat er veel volk stond in Ronse. Ook langs het parcours daagden supporters op. Het was een zwaar parcours. Via de Kruisberg naar Louise-Marie, redelijk glooiend. Ik voelde me goed. Afspraken vooraf waren er niet gemaakt. Dat gebeurde niet in die tijd. We reden niet als ploeg. Iedereen reed voor zichzelf. Ze kwamen me wel zeggen: ‘Het zal voor u zijn vandaag.’ Naessens, Reynders, Sels. ‘Met jouw goeie sprint, het zal jouw dag zijn!’

Ik heb mijn kop zot laten maken. Daardoor begon ik veel te vroeg te sprinten. Sels en Reynders hebben daarvan geprofiteerd. Ik was hun ideale gangmaker. Het was wind op kop, lichtjes vals plat. Daar had ik allemaal geen rekening mee gehouden. Ik kwam te kort. 25 meter voor de finish kreeg ik mijn pedalen met moeite nog rond.

Ik was niet kwaad op hen, wel op mezelf. Alhoewel … Had er een gracht gelegen, ik had die Russische erin gereden, dan stond ik mee op het podium.
Simonne Elegeest

Ik heb een traantje gelaten, ja. Ik was niet kwaad op hen, wel op mezelf. Alhoewel … Had er een gracht gelegen, ik had die Russische erin gereden, dan stond ik mee op het podium. Ja, ik was teleurgesteld. Maar uiteindelijk ben ik ‘s avonds wel nog mee gaan dansen in café ‘de Texas’ op de Kluisberg.”

Uit het pak krantenknipsels diept ze een lang artikel op dat kort voor het WK verscheen. ‘Verstandige Simonne Elegeest: dromen van Ronse’, staat er in koeien van letters. Simonne zucht. “Ik heb te veel gedroomd.”

Dichter bij goud zou ze nooit meer komen. Na enkele mindere jaren stond ze in augustus 1966 nog eens op het podium op een BK. Alweer tweede. Nog diezelfde maand reisde ze mee af naar het WK in Nürburg. “Een zwaar parcours. Het ging flink op en neer op het circuit. Ik reed nog altijd rond met dat zwaar verzet. Bovendien was ik verkouden. Het draaide vierkant maar aan opgeven dacht ik niet. Stoppen deed ik alleen bij zware materiaalpech. Anders niet.” Ze werd twintigste. Winnares? Opnieuw Yvonne Reynders.

Nattevingerwerk

In vorm geraken was al die jaren vooral nattevingerwerk. “Trainen deed ik altijd alleen. Tussen de rensters was er niet zoveel contact, behalve op wedstrijden. Veel wisten we ook niet over trainingsleer. We maalden vooral veel kilometers. Afstanden fietsen. Van Oostakker naar de Sterre in Gent en zo naar Deinze. Gericht trainen, kenden we niet.

Ons materiaal was ook niet super. Als het koud en nat was, trok ik een plastic zak over mijn handschoenen. Als het vroor dat het kraakte, moest ik stoppen omdat mijn voeten te veel pijn deden. Dan liep ik een eindje tot ze weer warm kregen.

De eerste broeken waarmee ik reed waren er nog met een echte zeem. Die werden hard als ze droogden. Je moest die elke keer insmeren zodat ze weer zacht werden, maar in het begin wist ik dat niet.”

Geschenken

In 1968, na amper tien actieve jaren als renster, stopte Simonne op haar 26e met competitie. Omwille van de liefde. Details wil ze er niet over kwijt. Dat houdt ze liever privé en bovendien is het een pijnlijk verhaal. Liever haalt ze verder herinneringen op aan haar carrière. Ze springt recht uit de zetel en stapt op de kast af. Ze wijst naar een vaas in Delfts blauw die ze ooit won. Uit de kast haalt ze een grote doos.

“Hierin zit een sierlijk bord. Een aandenken van de wielerfederatie als herinnering aan mijn deelname aan een WK. Helaas is er een splinter af. Toen ik nog in Ronse woonde, stond dat bord uitgestald. Toen ik thuiskwam van een reis lag het op de grond. Misschien heeft een muis het omvergeduwd. Sindsdien bewaar ik het in de doos in de kast.”

Ze neemt voorzichtig een koffietas uit de kast. “Toen ik provinciaal kampioen werd, heeft de Gentse Velosport een heel servies laten maken met mijn naam er handgeschilderd op in sierlijke blauwe letters. Helaas hebben ze mijn naam verkeerd geschreven. Ellegeest met dubbele l. Dat streepje in geel en zwart verwijst naar mijn titel. Het is helaas veel te broos om te gebruiken. Daarom blijft het in de kast staan.”

Echte koersspullen zoals truien of schoenen heeft ze niet bewaard. “Ik heb alles weggegeven. Mijn fiets is naar een B&B in Frankrijk gegaan die heel hard inzetten op fietsers. Ook mijn helm en schoenen zijn daar gebleven. Dat ik geen truien bewaard heb, spijt me wel. Ik herinner me vooral mijn allereerste trui. Die was van wol en zakte gigantisch uit als het regende. Mijn provinciale kampioenentrui in 1963 was al veel beter en lichter.”

Boetes

Niet alle ‘geschenken’ waren positief. “Ik heb veel boetes moeten betalen. Omdat ik rondreed zonder bel of zonder katoog. Je had ook een ‘plak’ nodig. (Fietsplaatje dat aan de fiets hing als bewijs dat je je fietsbelasting had betaald. Dit werd eind jaren ‘80 afgeschaft, n.v.d.r.) Omdat ik vaak andere wielen in mijn fiets stak, dacht ik er niet altijd aan dat ik die plak niet bij had. Weer een boete.

Of ik reed zonder handen omdat ik net een zakdoek uit mijn zakken probeerde te halen. ‘Tuutuut’, achter mij. De politie: weer een boete. In Zaffelare reed ik eens op de rijweg om goed snelheid te maken. Twee gendarmes hadden het gezien. Boete.”

Ook tijdens wedstrijden golden strenge regels. “Als je won, mocht je maar één hand in de lucht steken. Kijk maar eens naar de foto’s. Beide handen in de lucht, dat mocht niet. Of je kreeg een boete. Zoals ze nu rondrijden met gekleurde of witte koersschoenen, dat mocht niet.

Een schoenenmaker had eens speciaal voor mij witte schoenen gemaakt. Voor de start kwamen ze zeggen dat dat niet mocht. Alleen zwart mocht. Gelukkig had ik mijn reserveschoenen mee of ik had niet mogen starten. Met klikpedalen heb ik nooit gereden, altijd met riempjes.”

Koersen leverde niet veel op, maar toch iets. “Rijk werd ik er niet van. Maar ik reed wel vaak met een koffer vol naturaprijzen naar huis. Je kon het zo gek niet bedenken of we kregen het. Op een koers in Roeselare reden we 60 kilometer; ronden van 2 kilometer met telkens een premie: een kilo gehakt, een salami, een stalamp. Wat ik toen allemaal niet gewonnen heb! Papieren bloemen kregen we ook vaak. Die lieten we ophangen in ons supporterscafé. Een jaar later zagen die compleet bruin van de rook.”

Soms viel er mooi startgeld te rapen. “We reden met de trein naar Italië waar we 4000 frank startgeld kregen. Daarvan moesten we wel ons verblijf en de treintickets betalen. We kwamen bijna gebroken van die trein. In die tijd waren dat nog houten zitbanken. Op het einde van de treinrit lagen we op de grond te slapen.

In die wedstrijd in Firenze werd ik tweede. Ik won een mooie, grote vaas. Helaas kon ik die niet meenemen op de trein naar huis. Ze namen alle Belgische rensters mee naar een textielfabriek waar we allemaal drie meter stof mochten uitkiezen. Thuis liet ik er een deux-pièce van naaien. Ik won als eerste buitenlandse ook een tapijt. Omdat ik dat kon oprollen, kon ik het wel meenemen op de trein. De vaas moest ik achterlaten.”

Het is waar dat we het niet altijd makkelijk hadden. We werkten niet samen, we reden elkaar in de vernieling. Hadden de Belgen meegewerkt, ik was in 1963 wereldkampioene geworden.
Simonne Elegeest

Dat de tijden veel veranderd zijn, geeft ze nog mee. Ze volgt het vrouwenwielrennen op de voet. Is er koers op tv dan moet alles wijken. Geen minuut mist ze ervan. “Materiaal en trainingsmethodes zijn fel verbeterd. Tegelijk zijn ze geen baas meer over hoe ze moeten rijden. Het is waar dat we het niet altijd makkelijk hadden.

We werkten niet samen, we reden elkaar in de vernieling. Hadden de Belgen meegewerkt, ik was in 1963 wereldkampioene geworden. Ik had geen mecanicien en was op de lokale fietsenmaker aangewezen. Een soigneur hadden we niet. Op het provinciaal kampioenschap in 1963 waren er twee douches voor alle dames.

Anderzijds: er waren zoveel plezante momenten. Onze schoenen poetsen met de gordijnen in het hotel. Plassen in de lavabo. Vaak waren we drie weken van huis en waren we op onszelf aangewezen. Het was een geestige tijd.”

Simonne Elegeest

Simonne Elegeest (Sint-Amandsberg, 30 januari 1942) is een Belgisch voormalig wielrenster.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.