In 1817 legt de Duitse wis- en natuurkundige Karl Friedrich Drais von Sauerbronn de basis voor de hedendaagse fiets. Dat jaar test hij voor het eerst zijn nieuwste creatie: de Laufmachine. Het vehikel bestaat uit twee houten wielen, verbonden met een balk. De berijder zit op een zadel en beweegt zich voort door zijn voeten tegen de grond af te duwen. Door tegen een op de balk gemonteerd stootkussen te leunen, kan extra kracht uitgeoefend worden. Sturen gebeurt met behulp van een hendel. De Laufmachine – ook wel bekend als de ‘draisine’ ─ valt eigenlijk het best te vergelijken met een loopfiets zoals we die vandaag kennen.
Karl Drais verwerft al snel een patent op zijn product, dat ook buiten Duitsland populair wordt. In Parijs – begin 19de eeuw hét culturele centrum van Europa – wordt de loopfiets erg gegeerd bij de burgerij, zeker nadat een aantal publieke demonstraties plaatsvinden. In Frankrijk is evenwel geen sprake van de draisine, maar wel van de vélocipède, wat ‘snelle voet’ betekent (vélocité = snelheid, pied = voet).
In het Verenigd Koninkrijk werkt Denis Johnson in 1818 op basis van een Laufmachine een eigen model uit. Hij doopt zijn creatie hobby-horse of dandy-horse, verwijzend naar het type gebruikers ─ voornamelijk mannen uit de hogere klasse ─ die tijd én geld heeft om zich zo’n vehikel te veroorloven. Ook de link met paarden in de naamgeving is niet toevallig. Het enige snelle vervoermiddel op dat moment is het paard en de houten loopfietsen lijken eigenlijk best goed op paarden. Johnson lanceert daarnaast zogenaamde riding-schools, waar stapsgewijs wordt aangeleerd hoe je nu zo’n ding moet besturen. Evident is het rijden met een loopfiets niet, ook al omdat ie om en bij de 18 kilogram weegt. Net als Karl Drais promoot Johnson zijn hobby-horse als iets dat de gebruikers toelaat zich energiezuiniger te verplaatsen. Maar een succes op brede schaal wordt de Laufmachine/hobby-horse echter niet. De loopfiets blijft een tijdelijke bevlieging van de rijkere klasse.
In eigen land toont de naam zowel Engelse als Franse invloeden. De loopmachine staat bekend als een velocepeerd, of snel paard.
In het atelier van de Franse familie Michaux, gespecialiseerd in koetsenbouw, wordt in de jaren 1860 een loopfiets ter reparatie binnengebracht. Kort daarna komt de familie Michaux naar buiten met een eigen model. Niet langer een loopfiets, maar wel een type waarbij de berijder zich moet voortbewegen door te trappen op twee pedalen. Op een Michaux – getypeerd door een iets groter voorwiel ten opzichte van het achterwiel ─ zijn op het voorwiel vaste trappers bevestigd. Je moet dus blijven trappen, ook als het snel gaat. Daarom wordt vooraan vaak een beugel gemonteerd, waar je je voeten kan opleggen als de pedalen te snel ronddraaien. Omwille van die snelheid is de Michaux ook uitgerust met een remsysteem.
Tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1867 worden een aantal van die Michaux-modellen voorgesteld aan het grote publiek. Dat werkt een snelle geografische spreiding in de hand en zorgt ervoor dat de Michaux tot in de Verenigde Staten in het straatbeeld verschijnt. In het Verenigd Koninkrijk krijgt dit model de naam Boneshaker, omdat de berijders door elkaar worden geschud als ze op de hobbelige en met kasseien bezaaide wegen rijden…
In het zog van de Michaux is voor het eerst ook sprake van heuse snelheidswedstrijden. In het Franse park Saint-Cloud (nabij Parijs) vindt in 1868 één van de eerste publieke ‘grand concours de vélocipèdes’ plaats. Ook in eigen land worden al snel wedstrijdjes georganiseerd. Eén van de oudste vermeldingen gaat terug tot 1869, met races in Gent, Roeselare en Brussel. Maar lang niet iedereen is wild van deze uitvinding. Op de openbare weg – dan nog grotendeels in kasseien – jagen de Michaux-gebruikers paarden en hun passagiers dikwijls de stuipen op het lijf. En ook op het voetpad kunnen ze op weinig begrip rekenen. In sommige steden volgen verboden op het gebruik van een Michaux – ook bij de loopfiets was dat soms al het geval ─ of worden de fietsers zelfs verbannen uit openbare plaatsen.
Wanneer de Brit James Starley eind jaren 1860 een Michaux in handen krijgt, gaat hij aan het knutselen. Hij bouwt de Michaux om tot een high bicycle, in het Nederlands bekend geworden als de ‘hoge bi’. Daarmee verschijnt voor het eerst het woord ‘bicycle’ in de geschiedenis van de fiets.
De hoge bi lijkt op een Michaux, maar beschikt over een veel groter voorwiel en een opvallend klein achterwiel. Het idee achter dit type fiets is vrij simpel: hoe groter het voorwiel (de diameter varieert tussen 120 en 180 cm), hoe groter de snelheid en hoe meer afstand wordt afgelegd met één omwenteling van de pedalen. Maar een grote snelheid en fietsen op aarden wegen of ongeplaveide straatjes gaat niet altijd even goed. Ook het opstappen is niet evident. Vaak wordt voor het op- en afstappen bijkomende steun gezocht bij… de dichtstbijzijnde gevel of muur, om dan met behulp van een steuntje vlak boven het achterwiel op de fiets te springen. Onnodig om te zeggen dat er zich met dit type fiets heel wat ongevallen voor deden. In totaal zouden zo’n 300 verschillende types hoge bi op de markt zijn gebracht, ook kleinere modellen die de fietser – hoofdzakelijk behendige jonge mannen ─ iets meer veiligheid en zekerheid moesten bieden.
Opnieuw zijn de gebruikers in eerste instantie jonge mannen afkomstig uit de gegoede burgerij. In een aantal grootsteden verenigen zij zich nu ook voor het eerst in heuse fietsclubs, die tijdens uitjes op het platteland heel wat bekijks lokken. In een aantal gevallen worden zij dan echter bekogeld met stenen, omdat zij met hun hoge snelheden ─ tot 20 km/u op het vlakke ─ mensen maar ook dieren schrik aanjagen. Hoge bi-gebruikers maken daarom wel eens melding van over de weg gespannen ijzerdraad of onder een hoopje bladeren verborgen stenen. Naast een puur recreatieve invulling wordt de hoge bi ook ingezet voor utilitaire doeleinden. Zo bestellen postbodes wel eens aan huis op een hoge bi of houden werfleiders toezicht op de werkzaamheden vanop hun stalen ros.
Als alternatief op de ‘gevaarlijke’ hoge bi, wordt de tricycle gelanceerd. Vooral het Salvo-model van James Starley ─ hij weer – verwerft vanaf 1880 veel populariteit. Het model bestaat uit een kleiner voorwiel en twee grotere achterwielen. De berijder neemt plaats tussen de achterwielen en bestuurt zijn fiets met behulp van een stangencombinatie en/of kettingoverbrengingen. De Engelse Queen Victoria out zich als liefhebber en koopt twee exemplaren. Waarop Starley zijn Salvo prompt omdoopt tot Royal Salvo… Naast eenpersoonsmodellen worden zogenaamde sociable-types gebouwd, waar twee personen ‘gezellig’ naast elkaar kunnen plaatsnemen. En zo verschijnen langzamerhand ook fietsende vrouwen in het straatbeeld. Eerst nog vergezeld door een man – wie weet in wat voor gevaarlijke situaties alleen fietsende vrouwen kunnen terecht komen! – later ook individueel. De tricycle vormt zo een belangrijke stap in de emancipatie van de vrouw, die in deze periode quasi geen rechten en bewegingsvrijheid heeft.
Gelijktijdig met de tricycle worden ook vierwielers en nog andere meerwielige fietsen op de markt gebracht. Transportfirma’s maken gretig gebruik van deze types fietsen, die echter net als de trycicle tamelijk broos zijn. Ondanks zijn bijna aristocratische uitstraling is de tricycle geen lang leven beschoren. De driewieler is duur, zowel in aankoop en onderhoud en de omvang van de fiets belet een vlotte opslag. Maar In ieder geval wordt in deze periode steeds duidelijker dat de fiets op velerlei terreinen kan ingezet worden.
Op basis van de hoge bi wordt verder gewerkt aan een ‘echte’ fiets, zoals we hem vandaag kennen. In 1885 lanceert John Kemp Starley, neef van James, zijn ‘Rover’-model. Dit type fiets bestaat uit twee even grote wielen, heeft een driehoekig frame en wordt aangedreven door een ketting. Helemaal nieuw was het idee van de kettingoverbrenging niet, maar Starley is de eerste die de ketting combineert met een fiets met twee gelijke wielen. Met de Rover is de stap naar de moderne fiets definitief gezet. Omwille van de basisconstructie die tot op vandaag gebruikt wordt, maar ook door het feit dat dit type aanzienlijk veiliger én makkelijker te besturen is dan de hoge bi. Juist omwille van die veiligheid staat de Rover ook wel bekend als de safety bicycle, de veiligheidsfiets. Niet dat Starley in hoofdzaak veiligheid voor ogen had bij de constructie van zijn fietsmodel. Hij wilde vooral de door de fietser uitgeoefende kracht beter tot zijn recht laten komen. Wie bijvoorbeeld met een hoge bi een heuvel wilde beklimmen, kwam al snel in de problemen. Door de positie van het stuur en pedalen ten opzichte van de berijder te optimaliseren, haalt Starley het maximaal mogelijke rendement uit een fiets.
De uitvinding van de luchtband door de Ierse veearts John Dunlop in 1888 maakt het fietsen met de safety nog een pak comfortabeler en vervangt de tot dan toe gebruikte massief rubberen banden. De fiets vindt op brede schaal ingang in de samenleving en wordt populairder dan ooit. Fietsfabrikanten in Europa en de V.S. produceren duizenden safeties per jaar en effenen zo het pad voor de definitieve doorbraak van de fiets.
Zonder fiets geen koers. Onderstaande fiets vertellen elk een deel van het meer dan 200-jarig verhaal van de tweewieler. De eerste vier types illustreren de verschillende stappen die leiden tot het ontstaan van de moderne fiets. De andere getuigen van de creativiteit in de zoektocht naar het ideale model. Ze illustreren ook de vele toepassingen van de fiets: werk, vervoer, recreatie, ...
Dit artikel verscheen eerder in Etappe #06 (2017).
De fiets – bijgenaamd La Petite Reine – mocht in 2017 maar liefs 200 kaarsjes uitblazen. Zonder fiets geen wielersport, zonder Koningin Fiets geen Koning Koers. Daarom stond het zesde nummer van Etappe volledig in het teken van de fiets.
Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!