longread
interview
retro

Zeven Belgische WK-deelnemers halen herinneringen op aan Montréal 1974. “Plots zei Eddy: Marietteke, gij ga toch mee vieren, hé?”

20min leestijd   door Tom Vandenbussche op 30 september 2024
Vijftig jaar geleden, in de zomer van 1974, vond in het Canadese Montréal het allereerste WK wielrennen buiten Europa plaats. Het was het kampioenschap waarop Eddy Merckx zijn derde en laatste regenboogtrui veroverde. Zeven toenmalige WK-deelnemers en -deelneemsters halen herinneringen op.

Welke sportieve herinneringen houden jullie aan Montréal 1974 over?

André Delcroix (°1953): Ik reed zowel de ploegentijdrit als de wegrit voor amateurs. In de ploegentijdrit speelden we onderweg Ludo Peeters kwijt. Normaal was hij een sterkhouder, maar Ludo kende een slechte dag en moest afhaken. Met zijn drieën reden we nog verder, maar een goed resultaat (België, met Luc Leman, André Delcroix, Walter Naegels en Ludo Peeters, werd 16de op 10’44” van Zweden, red.) was onmogelijk.

In de loodzware wegrit reed er halfweg een kopgroep van 20 renners zonder landgenoten weg. Samen met Marc Renier en enkele anderen kon ik de kloof nog dichten, maar in de finale kwamen we te kort. De staatsamateurs uit de Sovjetunie en Polen, onder wie winnaar Janusz Kowalski en Ryszard Szurkowski, waren zeven, acht jaar ouder dan ons. Wij waren piepjong en hadden nog veel te leren. Op het cruciale moment moesten we passen. Ik werd wel 15de op 220 deelnemers (172, red.). Dat wil toch iets zeggen.

Marc Renier (°1953): Ik weet niet meer op welke plaats ik eindigde (16de, red.), maar ik reed een goede wedstrijd. De staatsamateurs uit het Oostblok waren oppermachtig, ook al deden wij Belgen het verre van onaardig.

De staatsamateurs uit het Oostblok waren oppermachtig, ook al deden wij Belgen het verre van onaardig.
Marc Renier

Mariette Laenen (°1950): Ik werd vierde in de wegrit voor dames elite. Heel spijtig, want vanaf de start raakten we met de sterkste rensters voorop: Keetie van Oosten-Hage, Beryl Burton, Bayba Tsaune, de latere winnares Geneviève Gambillon, ... We moesten vijf keer een steile klim (de Mount Royal, red.) omhoog. Ik woog maar 52 kg en kon goed bergop rijden. Ik heb dikwijls gedemarreerd, maar in de sprint met vijf ging het niet bergop en strandde ik op 20 centimeter van brons. Ik sprintte lomp. Als ik het nu mocht herdoen…

Christiane Goeminne (°1942): Ik kwam in Montréal al in de eerste ronde ten val. Dameskoersen in Canada stonden nog niet op zo’n hoog niveau, want ik lag op de grond en niemand kwam me helpen. Uiteindelijk heb ik de hele wedstrijd moeten achtervolgen. Ik kon heel wat rensters inhalen en werd nog tiende. Voor mij was het jammer dat de afstand van het WK amper 65 km bedroeg. Ook in België was dat zo. Alleen in Italië reden we af en toe wedstrijden van 90 tot 95 km. Daar was ik beter in. Eigenlijk is het jammer dat ik zo vroeg op de wereld gekomen ben.

Roger De Vlaeminck (°1947): Het enige wat ik van dat WK nog weet, is dat Merckx gewonnen heeft voor Poulidor.

Ludo Delcroix (°1950): Voor mij was 1974 een groot succes, want het was mijn eerste jaar als knecht van Eddy Merckx bij Molteni. Hij won dat jaar twee ritten en het eindklassement in de Giro. Daarna won hij acht etappes in de Tour en pakte hij zijn vijfde eindzege. Wat daarna volgde, was echter nog veel straffer: hij nam mij, samen met Joseph Bruyère, mee naar het WK in Montréal. Eddy had heel wat goeie knechten: Jos De Schoenmaecker, Jos Huysmans, Ward Janssens, Jos Spruyt, Vic Van Schil…

Ik was een neoprof die in de klassiekers en de grote rondes zijn job degelijk had kunnen doen, maar dat Eddy me als knecht naar het WK meenam, was totaal nieuw voor mij. Daar zit trouwens een speciaal verhaal achter. Tijdens de laatste rit van de Tour was ik dom aan het doen en kwam ik ten val. Mijn hele rechterkant lag open. Er was maar één schuldige: ikzelf.

Ik was zo kwaad op mezelf dat ik naar voren reed en tegen Eddy zei: "Zet je in mijn wiel en zorg dat je er niet meer uit komt." Dat was pure luxe voor hem. In de sprint op de piste van Vincennes hingen Patrick Sercu en Gustaaf Van Roosbroeck in elkaar en werden ze gedeclasseerd. Zo won Eddy zijn achtste etappe.

Ik was een soort van Tim Declercq want ik nam vanaf het begin van de wedstrijd een groot deel van het werk op mij.
Ludo Delcroix

De dag erna reden we samen het criterium in Aalst. Plots feliciteerde iedereen me. Eddy kwam naar me toe en vroeg: "Ben je content?" Daarop antwoordde ik: "Natuurlijk, want jij won de Giro en de Tour." Eddy lachte eens en zei: "Ik zie het al, jij hebt de gazet nog niet gelezen." Bleek dat ik mee mocht naar het WK. Als neoprof, tussen al die grote namen. Bekijk maar eens de Belgische selectie van toen! Ik vond dat een geweldige eer.

De daaropvolgende drie weken heb ik enorm hard getraind. In Montréal was ik dan ook dik in orde. Ik was een soort van Tim Declercq, want ik nam vanaf het begin van de wedstrijd een groot deel van het werk op mij. Eddy was content. Giro, Tour en wereldtitel in één en hetzelfde seizoen: het was een wonderseizoen voor Molteni, voor de kopman én voor de knechten. Het was trouwens ook zijn laatste wonderjaar.

Ronald De Witte (°1946): Montréal was zo’n WK dat je nooit meer vergeet. De eerste keer buiten Europa, de trip naar daar, de trainingen de dagen ervoor en uiteraard vooral de titel van Eddy. Een heel mooie herinnering. De ploeg was volledig ingesteld in functie van kopman Merckx. Vanaf het begin van de wedstrijd heb ik, op een snikhete dag, samen met Joseph Bruyère en Ludo Decroix geprobeerd om alles te controleren.

Niet evident op dat heel lastige parcours in en rond Montréal, op dezelfde omloop als de WorldTour-wedstrijd nu. Alleen lag de finish toen nog in het centrum, nu erbuiten. De Belgische ploeg heeft op dat WK heel goed gefunctioneerd. Zeker Herman Van Springel (die zelf zesde werd, red.) reed een fantastische wedstrijd. En dus gingen we met de wereldtitel terug naar huis.

Was Montréal 1974 het avontuur van jullie leven?

Marc Renier: Ik had al eens het vliegtuig genomen om met de Belgische selectie de Ronde van Tsjechoslowakije te rijden. Op de luchthaven van Praag stonden militairen ons toen met een mitraillette op te wachten. Dat was mijn eerste buitenlandse ervaring. In vergelijking met Tsjechoslowakije was Montréal pure luxe. Wij vlogen in eerste klasse, de profs en de bobo’s van de wielerbond zelfs in businessclass.

André Delcroix: Nog nooit in mijn leven was ik zover geweest. Dat was een vlucht van negen uur. We sliepen daar in een hotel op de tiende of elfde verdieping. ’s Nachts kon je over de stad Montréal kijken. Ik wist niet wat ik zag. Duizend en één lichtjes. Alles was verlicht. Nog nooit in mijn leven had ik zoiets gezien. Het was een geweldige ervaring, de mooiste herinnering uit mijn wielercarrière.

Mariette Laenen: Ik was niet zo geliefd, omdat ik altijd mijn gedacht zei. Elk jaar opnieuw moest ik vechten voor mijn selectie. Voor mij was Montréal de eerste keer dat ik vloog. En ik vloog niet graag. Acht, negen uur in zo’n grote Jumbo met een verdieping en een bar, dat herinner ik me nog goed. Ik heb veel geslapen, want ik had schrik. De drie jaar ervoor had ik het WK ook al gereden. In 1971 reisden we met de trein naar Mendrisio, terwijl ik nog nooit in een trein had gezeten.

Wij moesten na elk WK onze nationale outfit teruggeven. Ik was braaf en deed dat. Andere meisjes zeiden dat ze hun tenue verloren waren en namen het mee naar huis.
Mariette Laenen

In 1972 reden we met de auto naar Gap. En in 1973 ging ik samen met enkele vrienden naar Barcelona, ook met de auto. In 1977 had ik normaal nog eens het vliegtuig genomen, maar dat jaar werden de meisjes thuisgelaten. De trip naar Venezuela kostte te veel. Wij, de dames, moesten na elk WK onze nationale outfit teruggeven. Ik was braaf en deed dat. Andere meisjes zeiden dat ze hun tenue verloren waren en namen het mee naar huis.

Christiane Goeminne: Ik was in 1965 al eens naar Portugal gevlogen, samen met onder meer Briek Schotte, maar Montréal was mijn eerste keer buiten Europa. Een hele belevenis, want ik weet nog goed dat we voor mijn eerste WK, ook in 1965, nog de trein naar San Sebastian hadden moeten nemen.

Ronald De Witte: Als prof had ik uiteraard al verschillende keren het vliegtuig genomen. Naar Italië vlogen wij toen al alsof we de bus namen.

Ludo Delcroix: Voor mij was Montréal meer dan een avontuur. Het was een topervaring. Op de terugreis vlogen we met Sabena, terwijl Eddy wereldkampioen was geworden. Het personeel kende hem heel goed. Eddy vloog immers bijna elke week met Sabena. De avond ervoor waren we met de Belgische selectie uitgegaan. Sommigen konden dus wel een dutje gebruiken.

Ronald De Witte en ik kregen het klaar dat we bij de piloten mochten gaan zitten. Kan je je dat voorstellen? Zij vlogen op automatische piloot en wilden natuurlijk graag een praatje over de koers maken. En dus zat ik, een simpele boerenjongen uit Nieuwmoer die nog maar goed twee jaar koerste, plots in de cockpit van een vliegtuig. Een geweldige ervaring.

Hoe was de sfeer ter plekke?

Marc Renier: We verbleven in studentenkamers in een universiteit.

Christiane Goeminne: Wij zijn naar Canada gegaan en dat was het dan. Terrasjes deden we niet. We deden ons trainingsritje en keerden daarna terug naar onze verblijfplaats. Alleen in de lobby wandelden we wel eens rond of we gingen naar de winkel om iets te kopen. Wij verbleven in de universiteit, waar de studenten sliepen. Ik herinner me dat er altijd lawaai van muziek was. Die jonge gasten hielden geen rekening met ons.

Daarnaast was het voor ons niet gemakkelijk om in Montréal te trainen. Heel ambetant zelfs. Het verkeer was veel te druk. Eén van de Belgische amateurs, een West-Vlaming, is zelfs eens omvergereden, maar ik kan me niet meer herinneren wie. Het is lang geleden.

Marc Renier: Montréal is een enorm grote stad. Het was niet evident om met de fiets uit de stad te geraken. Een Garmin bestond toen natuurlijk nog niet. Maar de onderlinge sfeer was goed. De amateurs en dames kwamen goed met elkaar overeen. Als ik nu iemand van die generatie tegenkom, gaat het er nog altijd hartelijk aan toe.

Ronald De Witte: Ook bij de profs was de sfeer prima. We hebben daar heel hard gewerkt. De woensdag voor het WK werkten we samen nog een heel lange training van ruim 200 km af.

Wij werden naar een soort van jeugdherberg gebracht. Daar is niets mis mee. Maar het stak bij veel renners dat de mensen van de wielerbond in een chique vijfsterrenhotel sliepen.
Ronald De Witte

Mariette Laenen: Voor de meisjes was het zoals altijd: trek uw plan. Alles was daar in het groot. Ik sliep op de 17de verdieping, moest met de lift naar boven en nam mijn fiets mee op mijn heel klein kamertje, nadat de fietsen van het Spaanse team waren gestolen. De mannen sliepen niet in ons hotel. Het bed was te klein voor Merckx.

Ronald De Witte: De universiteitsstad Montréal was natuurlijk een hele ervaring. Trainen was daar niet gemakkelijk, maar dat probleem heeft Eddy opgelost. Na onze landing in Canada werden wij naar een soort van jeugdherberg gebracht. Daar is niets mis mee. In de Tour sliepen we vaak in minder goede hotels. Maar het stak bij veel renners dat de mensen van de wielerbond in een chique vijfsterrenhotel sliepen.

Het moest een beetje serieus blijven, want wij waren wel de artiesten van het circus. Het was beneden alle peil. En dus heeft Eddy geregeld dat we in een ander hotel, buiten de stad, konden logeren. Van daaruit was het makkelijker om te trainen. Een hele ervaring, want kilometerslang reed je er rechtdoor en kwam je geen enkel huis tegen. Een mooie ervaring. Het was anders dan in Europa.

Heerste er in Canada een wielercultuur?

Ludo Delcroix: Er stond wel wat volk langs de kant van de weg, maar bijlange niet zoveel als nu. De interesse in de wielersport is enorm gegroeid, zeker bij de dames. Als je kijkt naar wat er op de Spelen in Parijs met de koers is gebeurd, zie ik nu meer enthousiasme bij het publiek dan 50 jaar geleden. Neen, in Canada stonden ze geen vijf rijen dik zoals bij Remco Evenepoel dit jaar op Montmartre.

Mariette Laenen: De koers kenden ze daar in Canada nog niet echt. Dat waren echt nog de beginjaren.

Christiane Goeminne: Ik moet zeggen dat we in Montréal wel veel jonge meisjes met de fiets zagen rondrijden. Geen wielrensters, wel universiteitsstudentes die de fiets als vervoermiddel gebruikten. In België zag je dat in die tijd nog niet zo vaak. Op dat moment was Canada op dat vlak moderner.

André Delcroix: Ik vond dat er in Montréal wel enorm veel toeschouwers langs de kant van de weg stonden. Het was een heel drukke bedoening, toch zeker in vergelijking met wat ik toen gewoon was. Ik heb daar zelfs mijn eerste interview aan Fred De Bruyne gegeven. Voor Sportweekend, omdat ik als eerste Belgische amateur was geëindigd. Ons WK werd dan wel live op tv uitgezonden, de finish was tussen drie en vijf uur ’s ochtends Belgische tijd, dus moesten de mensen in België door het tijdsverschil ’s nachts opstaan.

Ronald De Witte: Het enthousiasme van de Canadezen was mooi. Het was daar duidelijk niet alleen basketbal en ijshockey dat de klok sloeg. Op het WK was er een massa volk. Daar schrokken we toch wel een beetje van, want veel Canadese profrenners waren er niet.

Marc Renier: Ze waren wel enthousiast. Ik denk niet dat er toen al veel Canadese profs in spe waren, maar dat ze de koers omarmden, was wel duidelijk. Dat er in Montréal nog altijd een mooie profkoers bestaat, is daarvan het bewijs.

Ludo Delcroix: Is het dankzij het WK van 1974 dat er in Montréal nog altijd een Grote Prijs verreden wordt? Dat weet ik niet, maar sowieso heerst er daar nu wel een bepaalde wielercultuur.

Welke bijzondere anekdotes blijven voor altijd bij?

Mariette Laenen: Wij reden onze wegrit op zaterdag, de heren op zondag. Op vrijdag was ik alleen het parcours aan het verkennen. Plots haalde de Belgische herenploeg me in. Ze kenden mij, zeker streekgenoot Herman Van Springel. Hij riep: "Marietteke, gij gaat toch met ons mee het parcours verkennen, hé?" Waarop ik antwoordde: "Neen, ik moet mijn benen sparen voor morgen, maar als ik eraan mag hangen, wil ik wel mee." Ik ben de rest van de training elke klim naar boven geduwd door de mannen. (grijnst) Ja, ook door Merckx.

André Delcroix: Ik was nog maar 20 in Montréal en heb er alle renners van de nationale ploeg leren kennen: Roger De Vlaeminck, Freddy Maertens, Eddy Merckx… Later heb ik Eddy iets beter leren kennen. Hij wist dat ik familie van zijn superknecht was en kwam geregeld een praatje met mij slaan.

Christiane Goeminne: Wij, dames en amateurs, keken natuurlijk op naar Eddy Merckx. Tijdens zijn carrière heb ik nooit met hem gesproken. Eddy was geen grote prater.

Ludo Delcroix: Ik was een knecht pur sang en cijferde me volledig weg voor de kopman, in dit geval Eddy Merckx. Toen ik uit koers was, hoorde ik door de micro’s dat Eddy met Poulidor voorop reed. Vanaf dat moment wilde ik koste wat het kost aan de finish staan en hem zien winnen. Het is me gelukt. Meer zelfs, hij reed bijna recht in mijn armen en bedankte me als één van de eersten. Dat is een moment dat me altijd zal bijblijven. Later werden we aan ons hotel gehuldigd. Vanop mijn balkon stond ik toe te kijken hoe de Brabançonne werd afgespeeld. Een heel speciaal moment. Ik was zo fier om Belg te zijn.

Marc Renier: Ik heb als 21-jarige amateur dat WK in Montréal gereden op een Amerikaanse fiets met een titaniumkader, een speciaal prototype dat nu in KOERS hangt. Ik kreeg de fiets van de Belgische invoerder en had er al een maand of twee mee gereden. Toen ik op de luchthaven in Zaventem toekwam, zagen Merckx, Van Springel en de andere profs mijn fiets staan en begonnen ze er meteen over te praten.

Ze vroegen me vanwaar hij kwam. Ik had de lichtste fiets van de hele delegatie, zelfs lichter dan die van Merckx. Zij, de profs, reden nog met een stalen fiets, ik met titanium. In die tijd was dat revolutionair. Ah, het is al zolang geleden. 50 jaar. Ongelofelijk! Dat een mens dat nog mag meemaken.

Roger De Vlaeminck: Twee keer ben ik voor een WK heel ver gevlogen: in 1974 naar Montréal in Canada en in 1977 naar San Cristobal in Venezuela. Wij, de toprenners, zaten daar niet mee in, want wij vlogen al vaak. Veel herinner ik me dan ook niet meer, maar wat me wel voor altijd bijblijft, is ons hotel. Vlakbij was er een plaats waar mensen met hun lief naartoe konden om te vrijen.

Verzorger Jef D’hont boorde een gat in de muur, zodat we naar die koppeltjes konden kijken. (grijnst) Dat was Jef. Maar wij hebben ook eens gekeken, hoor. (proest het uit) Elk om beurt. Ik weet wel niet meer of dat in Canada of Venezuela was. Dat is al 50 jaar geleden. Over drie jaar word ik wel al 80, hé!

Mariette Laenen: Eén moment blijft me voor altijd bij, want niemand minder dan Eddy Merckx sprak me na zijn wereldtitel in Montréal persoonlijk aan. Hij zei: "Marietteke, gij ga toch mee vieren, hé?" Ik was echter een boerendochter en kroop elke dag om negen uur in mijn bed, ’s winters en ’s zomers. Ik ben wenend en schreeuwend in mijn bed gekropen. Nu heb ik er spijt van dat ik toen niet mee ben gaan vieren. Als ik dat zou mogen herdoen…

Wereldkampioenschappen wielrennen 1974

De wereldkampioenschappen wielrennen 1974 werden gehouden van 21 tot 25 augustus 1974 in en rond de Canadese stad Montreal. Het was de eerste keer dat Canada het wereldkampioenschap mocht organiseren en tevens de eerste keer dat het wereldkampioenschap buiten Europa werd gehouden. In de wegrit bij de mannen klopte de Belg Eddy Merckx de Fransman Raymond Poulidor. Het was de derde keer dat Merckx de regenboogtrui mocht aantrekken. Hij legde de 21 ronden of 262 km op het heuvelachtige circuit van Mont Royal af in 6 uur 52 minuten en 22 seconden.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.