longread
interview
retro

Koersen als een vrije vogel. Het verhaal van drievoudig Belgisch kampioen Mariette ‘Prutske’ Laenen

17min leestijd   door Hermien Vanbeveren op 26 april 2023
In de inkomhal pronkt een mooie, zwarte koersfiets, een Specialized van de Sagan-reeks. Een eerder toevallige keuze zo zegt ze, maar het guitige dat de Slovaak zeker vroeger had, dat had en heeft Mariette Laenen ook. Ze had lak aan wat men dacht, iets wat toen wel hielp als vrouw op een koersvelo. Als ‘fietsende facteur’ koerste ze in de jaren ’70 een mooi palmares bijeen, met onder meer drie Belgische titels. Prutske groeide uit tot een sterke duvel: “Ik was een vrije vogel, naast én op de fiets. En zo koerste ik ook.” Het WK-podium halen lukte net niet, ook omdat ze door een val veel vroeger moest stoppen dan ze had gewild.

In het huis van Mariette Laenen in Hulshout staan, behalve de fiets, een bescheiden trofeeënkast en ook enkele foto’s die verwijzen naar haar carrière als coureur. Wielrenster op de weg meer bepaald – op de piste naar eigen zeggen één keer en cyclocross, dat had ze heel graag gedaan maar bestond toen nog niet voor vrouwen. Naast haar sofa ligt het laatste boek van Eddy Planckaert. En Freddy Maertens, haar grote favoriet, “die zou ik zo graag nog eens ontmoeten”.

Veel koers dus, maar tijdens ons gesprek blijkt een grote passie voor sport in het algemeen. De fiets had ook een tennisracket kunnen zijn, daar was ze als kind ook gek op, maar tennissen was te duur. Ook lopen en voetballen kon ze goed, maar het werd dus de fiets, deels dankzij Rik II. “Ik was een jaar of vijftien en supporter van Rik Van Looy. Als ze me vroegen wat ik later ging worden, dan zei ik: coureur!”

Maar dat deed toen de wenkbrauwen fronsen. ”Dat is niks voor meisjes en je krijgt er een kromme rug van”, zei de juf. ‘En toch word ik coureur!’, antwoordde ik.” Mariette dacht wel dat ze tegen de jongens zou moeten koersen, want meisjes die dat deden, kende of zag ze niet. “Tot ik in een boekje Yvonne Reynders zag. Ik ben dan gewoon naar haar huis gefietst en heb haar erover gesproken. En zo is dat begonnen. Ik was toen zestien.”

Ik wilde coureur worden. In een boekje zag ik een foto van Yvonne Reynders. Ik ben dan gewoon naar haar huis gefietst en heb haar erover gesproken. En zo is dat begonnen. Ik was toen zestien.
Mariette Laenen

Ma, ik ga koersen!

De ouders van Mariette waren gelukkig wat minder conservatief dan de schooljuffrouw. Er mocht best veel in het kroostrijke (vijftien kinderen!) gezin. “Ze hadden het zelfs graag, dat ik ging koersen. Zeker mijn vader, want die ging heel graag kijken naar de koers.” Het mocht dus, maar op materiële of financiële steun hoefde Mariette niet te rekenen. Dat verwachtte ze ook niet.

“Ma, ik ga koersen!”, zei ze in 1966. “Jullie moeten voor niks zorgen, maar als ik ooit een prijs win, dan is het voor mij!” Van school moest ze zich dan al niks meer aantrekken, want na haar veertiende moest ze in de fabriek gaan werken. Een non kwam haar ouders nog vragen of ze toch niet verder mocht leren, maar dat mocht niet baten.

De fabriek dus, vanaf haar zestiende in combinatie met de fiets. “Tijdens de middagpauze van een halfuur deed ik soms een korte training. En ’s morgens stond ik vaak al om vijf uur op, om al een toer van vijftig kilometer te doen voor ik moest gaan werken. Mijn ma wist van niks! En ’s avonds dan nog eens trainen. Dat ging zo van mijn 16e tot mijn 22e.”

Al was het dan niet materieel, van haar ouders kreeg Mariette dus wel steun, terwijl een vrouw op een koersfiets voor de maatschappij toen verre van evident was. “Ik herinner me nog mijn eerste keer op een koersfiets. Toen ik in het dorp moest stoppen, raakte ik niet op tijd uit mijn pedaal en kwam ten val. Net toen twee nonnen passeerden op weg naar de mis. “Mariette, Mariette toch”, zeiden ze en lieten me gewoon liggen! Ja, je werd soms toch met een scheef oog bekeken en kreeg veel opmerkingen. Maar daar trok ik me niks van aan.”

Vinnige snotpiet

De liefde voor de fiets was groot. Bovendien bleek Mariette talent te hebben. Zestien was ze toen ze aan haar eerste koers deelnam, rond de Vogelmarkt in Antwerpen in 1966. Ze werd 19e, op 37 deelnemers goed voor 100 frank. “Ik reed met een oude velo van thuis, met een kromme guidon. Niet eens een echte koersfiets en ook vier maten te groot.” Een jaar later staat ze in diezelfde wedstrijd al op het podium – met een nieuwe fiets, dat wel. “Die had ik op afbetaling gekocht, voor 6.500 frank. Dat was wel mijn maat. Zeventien was ik, en ik begon prijzen te rijden en stond geregeld op het podium.”

De kleine maar vinnige Mariette Laenen werd snel iemand om rekening mee te houden. Dat ondervond bijvoorbeeld ex-wereldkampioene Marie-Rose Gaillard. “Het was een koers in Zonnebeke. Er was één iemand voorop. Gaillard ging in de achtervolging en ik, snotpiet van 17, sprong mee. Ik werkte ook mee, met Gaillard die me aanvuurde: ‘Allez Mariette! Eén, twee, drie! Eén, twee drie!’ En in de sprint voor de tweede plek heb ik haar geklopt!”

Toen ik in het dorp moest stoppen, raakte ik niet op tijd uit mijn pedaal en kwam ten val. Net toen twee nonnen passeerden op weg naar de mis. “Mariette, Mariette toch”, zeiden ze en lieten me gewoon liggen.
Mariette Laenen

Een jaar later in Aalst was Laenen ook sneller dan Nicole Van den Broeck. “Ik denk dat dat mijn eerste zege was, in 1968. Of was het ‘69?” Laenen twijfelt. Ze heeft dan wel nog wat trofeeën en foto’s, maar heel veel hield ze niet bij van haar carrière. “Ik heb veel bekers weggegeven. Trouwens, soms kreeg je ook gewoon bloemen – dat vond mijn moeder niet leuk, dat zag ze niet graag. In Tielt kreeg ik als winnares eens bloemen en de tweede kreeg wel een soort trofee. Mijn moeder was mee en is gaan klagen bij de organisator: “Allez, ons Mariette is de beste van allemaal en ze krijgt onnozele bloemen!” En dat werkte nog ook, ik kreeg die trofee”, lacht Laenen.

Eenmansploeg

Mariette maakt naam en kan op haar 19e mee met de Flandria-ploeg in Frankrijk koersen: “Ik denk dat dat op voorspraak van Van den Broeck was. Dat was toen een soort mini-ronde van Frankrijk.” Laenen zou er zelfs een rit winnen, met een zelf opgelapte band. “Bij vertrek zag ik dat er een scheurtje in mijn band zat. Gelukkig kon ik zelf tubes herstellen: met kruisjessteek en een plakker!”

Het Flandria-avontuur was éénmalig, voor de rest van haar carrière was Laenen een eenmansploeg, waarin ze haar eigen sportdirecteur, verzorger en mecanicien was. Dat lukte nog een stuk beter toen ze niet meer in de fabriek moest gaan werken, maar vanaf oktober 1972 aan de slag kon als postbode. “Met de velo, natuurlijk! Ik had vaak een toer van zo’n dertig kilometer. Dat was een hele mooie tijd. Ik zong vaak op mijn velo en was gelukkig. Het voelde niet als werk.”

Als fietsende facteur heeft ze het financieel ook iets breder. Ze bleef ook lang thuis wonen en kon zo wat sparen, tot ze uiteindelijk een stuk bouwgrond kon kopen. Dat ging haar makkelijk af, want: “werken en koers, dat was mijn leven! En soms eens een liefke. Maar trouwen? Dat nooit!”

Wat ze kon verdienen met koersen was te verwaarlozen, al waren er soms uitzonderingen. “In 1975 werd ik als Belgisch kampioene uitgenodigd voor een wedstrijd in Stavelot, daar kreeg ik al 2.000 frank startgeld. Dat was uitzonderlijk. Rensters als Reynders of Van den Broeck durfden zelf startgeld vragen, maar dat deed ik nooit, ik was ‘gene zakenman’. Maar in Stavelot boden ze het me dus vanzelf aan.

Bovendien kreeg de winnaar ook 2.000 frank én was er nog eens 3.000 frank aan premies te verdienen met tussenspurts. Het waren dertig rondjes, constant bergop en bergaf, helemaal mijn ding. Dus ging ik van bij de start weg en raapte alles op. Ik heb daar dus 7.000 frank verdiend! Dat heb ik ’s anderendaags meteen op mijn spaarboekje gezet. Maar dat was toch een uitzondering, meestal ging het om niet meer dan drinkgeld, of zelfs prijzen in natura.”

In het buitenland was dat niet zoveel beter. “Ik herinner me in een Franse koers wel eens een premie van 100 Franse frank – omgerekend toen zo’n 1.000 Belgische frank – als je het peloton kon dubbelen. Dat heb ik gedaan! Maar een andere keer was ik in Frankrijk zonder iets van geld bij en de organisatie had ’s avonds niets van eten voorzien. Toen ben ik zonder eten moeten gaan slapen, ik was ook te trots om iemand iets te vragen.”

Op zichzelf aangewezen was het leren met vallen en opstaan voor Mariette. En zo nu en dan een helpende hand. Van Ernest Sterckx bijvoorbeeld, drievoudig winnaar van de Omloop Het Volk en een vriend van haar vader. “Hij woonde in de buurt en werkte na zijn carrière voor fietsmerk L’Avenir. Zo heb ik van hem eens twee tubes gekregen. En hij kwam ook kijken als ik in de buurt koerste. En de man van mijn nicht bracht me geregeld naar wedstrijden. Maar verder? Nikske!”

Prutske in Zweden

Het jaar 1971 zou je als het jaar van haar echte doorbraak kunnen aanduiden. “Vanaf mijn 21ste begon ik veel te winnen en werd ik één van de besten.” Laenen reed goed bergop en trok graag in de aanval – een vrijbuiter op de fiets en in het leven. Toch kon ze naar eigen zeggen ook best goed sprinten, “maar omdat ik vaak aanviel heb ik dat amper gedaan”, lacht ze.

Laenen pakt een eerste keer echt uit in de driedaagse van … Zweden. Hoe ze daar belandde weet ze niet meer precies – geselecteerd via de bond? In elk geval mocht ze ernaartoe samen met Nicole Van den Broeck, Francine Verlot en Christiane Geerts.

“En ik was het prutske, omdat ik zo klein was.” Maar ‘prutske’ domineerde de koers: ze won eerst de tijdrit (over tien kilometer, de enige die ze ooit reed), daarna de bergrit en in de slotetappe werd ze vijfde. En vanzelfsprekend ook eindwinnares.

De vorm van Zweden trok ze door tot het Belgisch kampioenschap een week later. Daar veroverde ze de Belgische driekleur voor het eerst, voor Geerts en Verlot. Een jaar later volgde ze zichzelf op en ook in ’75 won ze het BK. “Die drie zeges zijn misschien wel mijn mooiste, ja. Ook omdat je toen geen klassiekers had voor vrouwen. Ook de tweedaagse van Doornik blijft me bij, en die zege in Zweden.”

In totaal won ze “135 keer, zoiets”. En er moet haar ook iets van het hart, want: “één keer heb ik een koers gewonnen waarin ik niks gedaan had. Het was in een sprint met een vrouw of dertig en met een jump haalde ik het. Na een hele wedstrijd in het wiel zitten. Maar ik was ziek geweest en had een hele week niet kunnen trainen!” Lees: dit was niet haar manier van winnen.

Vijf WK's op een rij

Behalve drie keer goud, pakt ze ook twee keer zilver op een BK. Een WK-medaille ontbreekt echter op haar palmares, al had dat er zeker in gezeten. “Maar ik heb vaak onverstandig gereden. Op mijn eerste WK bijvoorbeeld, in Mendrisio in 1971. Nochtans had mijn kamergenote Christiane Geerts me gewaarschuwd: ‘Hou je maar in hé, het is hier tegen de besten van de wereld!’, zei ze. Ik heb toen twee rondes mee in de aanval gereden, met zes. Maar er zaten twee Russen bij en die deden niks, die reden voor hun kopvrouw Konkina, die ook zou winnen. We werden ingelopen, maar uiteindelijk werd ik nog zesde.”

Een jaar later in Gap zat haar WK er al snel op na een val. “Jammer, want mijn vader was met de auto naar daar gereden om te komen kijken.” In 1973 in Barcelona zag ze van op de eerste rij hoe Nicole Van den Broeck de regenboogtrui pakte. “Ik reed met de Nederlandse Keetie Hage twee rondes voorop, maar op twee kilometer van de finish werden we gepakt. Ik werd nog zevende. Natuurlijk was ik wel blij voor Nicole, maar had ik liever zelf gewonnen. Trouwens, denk je dat er ’s avonds een feestje was? Niks! Naar de vrouwen zagen zeg niet om, wij werden met een scheef oog bekeken.”

‘Ze’ waren wel niet allemaal zo. “Eddy Merckx had het wel voor me”, mijmert Mariette. “’Ik zal eens naast Marietteke komen zitten’, zei hij in het hotel in Montreal. En na zijn zege daar vroeg hij of ik straks mee kwam vieren. Maar ik ben toen wenend gaan slapen, omdat ik zelf pas vierde geworden was. Ik heb daar nog altijd spijt van.”

Vierde in ‘74, nooit kwam ze dichter bij een medaille, nooit was ze beter op een WK. “Van bij de start vlogen ze erin en ik was mee met onder meer de zussen Hage, Beryl Burton en Van den Broeck. Ik heb toen een paar keer gedemarreerd om de groep uit te dunnen en zo bleven we nog met vijf over. In de slotronde probeerde ik nog eens, maar het werd een sprint.”

De Française Geneviève Gambillon won, Laenen miste op een haar na brons. “Ik had meer in het wiel moeten blijven. Ik weende, zo ontgoocheld was ik”, treurt ze nu nog. “En toen Merckx won bij de mannen, werd er over mijn vierde plek helemaal niet meer gesproken. Jammer, ik had de benen, maar alles moet meezitten hé. Roger De Vlaeminck is ook nooit wereldkampioen geworden.”

Ondanks het gebrek aan aandacht voor haar vierde plek klaagt de Antwerpse in het algemeen niet over de berichtgeving van toen. “Ik stond geregeld in de gazet als ik won: ‘Mariëtje Laenen nog sneller dan de post’, ‘Laenen op z’n Merckx’. Of ook: ‘Nicole Van den Broeck kan de laatste tijd haar trui van wereldkampioene maar weinig eer aandoen. Want overal waar Mariette Laenen opduikt, rijdt de wereldkampioene maar voor de tweede plaats!’” Laenen citeert, duidelijk geamuseerd.

1974 was haar beste jaar: “28 zeges! En in 1975 ook nog 25. Ik was wel een beetje bekend toen ja, maar ik bleef gewoon hoor.” Op haar vijfde WK op rij, in 1975, had ze de benen niet, letterlijk. “Op vraag van Christiane Goeminne was ik mee naar de masseur gegaan. Dat deed ik normaal nooit en de dag erna had ik slappe benen.”

Twintigste werd ze in ’75, het zou haar laatste WK blijken. “In 1976 mocht ik niet meegaan. Dat kwam zo. De week voor het BK was ik ziek geweest. Ik kon mijn kansen dus niet ten volle verdedigen, maar werd toch nog vierde en toch namen ze me niet mee! Een jaar later werd ik nog eens tweede op het BK, maar helaas, het WK toen was in Venezuela. Te ver om de vrouwen naartoe te sturen, zo hadden de ‘mannekes van de bond’ beslist.”

Wortels en havermoutpap

Massages waren dus niet besteed aan Mariette, ook wat voeding betrof was maar weinig aangepast aan haar carrière als renster. “Ik at wat er op tafel kwam. Dat waren wel elke dag verse groenten en patatten. Eén keer per week was er biefstuk. Ik dronk elke dag wortelsap en ook havermoutpap was mijn ding.” Haar huisarts raadde haar ook een soort sportdrank aan. “Protafor, zo heette het denk ik. Dat was poeder, ik mengde dat met water en kandijsuiker en dronk dat dan ’s morgens op.”

Drinken voor de koers ja, maar tijdens de koers? Niet voor Mariette: het lijkt nu onvoorstelbaar, maar ze reed zonder drinkbus. “’Drinken tijdens de koers is niet goed’, zeiden ze toen. Ik had wel een tros druiven en een appel bij. Dat was niet genoeg, besef ik nu, maar toen geloofde ik dat.”

Er waren natuurlijk nog andere middelen. Mariette wist dat sommigen doping namen, ook haar werd het een aantal keren aangeboden. “Hormonen, of spuiten met ik weet niet wat erin. Maar ik ben altijd proper geweest. Nooit een spuit of pil genomen, ik zou ook niet willen winnen met doping in mijn lijf, dat wil ik mijn lichaam niet aandoen.” Dopingcontroles bleken zeldzaam toen: “Ik herinner mij er in elk geval maar één. Omdat ik toen een hele week diarree had gehad, lukte plassen niet goed. Ik had maar genoeg voor één potje. ‘Wat ga je dan doen als je positief blijkt, zonder tweede staal kunnen we geen tegenanalyse doen’, zei de controleur. Het is niet positief want ik neem niets”, zei ik ferm.”

Bloemen voor Ludo

Laenen fietste een mooi palmares bijeen met vooral dus die nationale titels. Zonder WK-medaille, maar dat komt ook omdat ze al op haar 28e moest stoppen. “In de winter van 1977 kwam ik tijdens training zwaar ten val. Ik heb er verschillende dokters voor afgeschuimd, maar het kon niet meer – door die val kan ik trouwens nog altijd niet goed recht op een stoel zitten. Daar heb ik voor gebleit, ja. Anders was ik zeker tot mijn 40ste blijven koersen, ik deed het zo graag.”

Toch volgt er vier jaar later nog een korte comeback. In 1982 verongelukt haar neef Ludo Laenen. Mariette is dan vier jaar gestopt, maar beslist dat ze nog één keer wil winnen. “En dat is gelukt. Ik heb de bloemen voor Ludo gewonnen. Maar ik ben daarna meteen weer gestopt.”

Al is stoppen wel relatief. Ook als (bewust alleenstaande) moeder van een zoon, zit ze – anno 2023 op 72-jarige leeftijd – bijna dagelijks nog drie, vier uur op de fiets. Als het goed gaat voor toerkes van wel 150 kilometer, soms met goeie vriend Toon Goossens, de broer van Cas. Waarna ze zich voor de televisie installeert. “Eerst zelf sporten, dan sport kijken! Ik ben een sportvrouw en sportliefhebber in hart en nieren.”

Wat als ze het opnieuw zou kunnen doen? “Dan werd ik tennisser. Of voetballen, dat deed ik ook graag. En lopen dat kon ik ook goed. Ik heb nog de marathon van Brussel gelopen in drie uur en elf.” Maar als ze ziet hoe de vrouwenkoers zich ontwikkeld heeft, neigt ze toch naar de fiets. “Als ik nu zou koersen… . Dan was ik kopvrouw in een ploeg en dan zou dat mijn job zijn, dan had ik niet meer moeten werken naast de koers…”

serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.