Er was een tijd dat schoolmeesters in Frankrijk de bui al zagen hangen toen ze hun klas vroegen wie er wist wie Charlemagne was. Een slimmerik stak dan zijn vinger de lucht in om niet âKeizer Karel de Groteâ te antwoorden maar âde broer van Antonin Magneâ. Tot 1969, toen hij op zijn 65e twee maanden voor zijn pensioen als ploegleider bij Mercier bedankt werd voor bewezen diensten en uit de belangstelling verdween, was Magne in Frankrijk iemand geweest die enkele generaties had overleefd.
Magne, zoon van melkveeboeren uit de Auvergne, is 23 wanneer hij in 1927 voor het eerst aan de start verschijnt van de Ronde van Frankrijk en meteen zijn werkgever â fietsenmerk AllĂ©luia â een lofkreet doet slaken. De Tour is in die tijd meer dan 5.300 kilometer lang en duurt vier weken. In de derde week soleert de Fransman naar dagwinst, zijn eerste van in totaal negen ritzeges (een ploegentijdrit niet meegeteld), gespreid over tien Tourdeelnames. Het ontlokt bij zijn ploegleider LĂ©opold Alibert de omineuze uitroep: âIk heb een nieuwe Petit-Breton ontdekt!â Lucien Petit-Breton won twee keer de Ronde van Frankrijk in de periode voor de Eerste Wereldoorlog.
Na twee decennia met slechts drie Tourzeges voor de thuisrijders groeit Magne in de eerste helft van de jaren dertig uit tot een van de symbolen van de Franse wederopstanding. In 1930, wanneer de Tour voor het eerst met landenteams wordt verreden, staat hij een eerste keer op het eindpodium, als derde. Hij rijdt zich in die editie uit de naad voor André Leducq, de uiteindelijke eindwinnaar. Het beeld van Magne die zijn ontmoedigde vriend Dédé na een val op gang duwt, is er één voor de geschiedenis.
Een jaar later zijn de rollen binnen het Franse kamp omgedraaid en is het Leducq die zijn kamer- en leeftijdsgenoot met raad en daad bijstaat. Bij Le Grand DĂ©part heeft de taaie en wilskrachtige Magne al vier keer de Tour gereden, maar een mogelijke winnaar wordt hij niet genoemd. Misschien omdat hij, als allrounder zonder uitgesproken specialiteit, te weinig spectaculair is.
In de negende rit, tussen Pau en Luchon, acht hij evenwel zijn moment gekomen. Magne, bekend voor zijn methodische, haast mathematische aanpak, heeft de PyreneeĂ«ncols in aanloop naar de Tour vier weken lang grondig verkend â hij is op dat vlak zijn tijd ver vooruit. In de afdaling van de Tourmalet gaat hij in de achtervolging op Jef Demuysere. Wanneer de Werviknaar door een lekke band achterop geslagen wordt, ligt voor Magne de weg open naar etappewinst, de bijhorende drie minuten bonificatie Ă©n zijn eerste gele trui.
Wanneer alle bergen achter de rug zijn en Magne schijnbaar niets meer kan overkomen, wacht er hem nog een valstrik op de kasseien van het Noorden. De Belgen hebben afgesproken om in de voorlaatste rit, van Charleville naar Malo-les-Bains, met een vroege verrassingsaanval uit te pakken. Ze weten dat Magne zân wedstrijden het liefst achterin aanvat. Maar wat ze niet weten, is dat de gele trui een anonieme brief heeft ontvangen van een wielerfan, die bij toeval in een cafĂ© kostbare informatie heeft opgevangen.
De briefschrijver heeft de vader van Gaston Rebry enthousiast en zich van geen kwaad bewust de aanvalsplannen van zijn zoon uit de doeken horen doen. Magne zal de inhoud van de brief na de Tour openbaar maken. Wanneer Rebry en Demuysere in die bewuste etappe in de gietende regen de aanvalstrom luiden, is de geletruidrager bij de pinken en springt hij bliksemsnel naar hun wiel. Met zijn drieën zullen ze meer dan een kwartier van de rest wegrijden. Rebry wint de rit, maar Magne de Tour.
Aan de journalist van de organiserende krant LâAuto, het huidige LâEquipe, vertelt de eindlaureaat: âU zult niet schrijven dat ik blij ben dat ik gewonnen heb, hoop ik. Uw lezers zouden daarmee niet tevreden zijn, al is het natuurlijk wel waar. Vertel dus maar dat als ik opnieuw de angst zou moeten doorstaan van de afgelopen maand, ik er voor geen geld ter wereld opnieuw aan zou willen beginnen. Vermoeidheid is niets, pijn stelt weinig voor, maar de angst dat ik mijn plaats niet zou kunnen behouden, dat ik niet zou winnen, dat was voor mij iets vreselijks.â
Een jaar later, 1932, bespaart Magne zichzelf die angst door niet aan de start te komen van een Tour die gewonnen wordt door Leducq. In 1933 is hij samen met Leducq de Franse hoop om de Italiaanse topfavoriet Learco Guerra het hoofd te bieden, maar trekt uiteindelijk een andere Fransman, Georges Speicher, aan het langste eind. Magne komt weer in zijn oude rol van meesterhelper terecht.
De zegereeks van de Fransen gaat ook in 1934 verder. Ze winnen dat jaar liefst 20 van de 24 etappes en mogen de hele Ronde lang de gele trui verdedigen. Op dag Ă©Ă©n grijpt titelverdediger Speicher het leidersshirt, op dag twee neemt Magne het van hem over. Hij zal zijn leiderspositie niet meer afstaan. Het is een Tour waarin de tot dan zo geprezen teamspirit bij de Fransen voor het eerst vragen oproept en ook veel supporters tegen de borst stuit.
Zo flagrant wordt een dartele, twintigjarige klimmer in het hooggebergte zijn vleugels afgeknipt. Tot twee keer toe moet debutant René Vietto zijn kansen opofferen om te vermijden dat Magne zijn trui verliest. In de eerste Pyreneeënrit, zijn dertiende rit in het geel, komt Magne in de afdaling van de Col de Puymorens ten val. De houten velg van zijn voorwiel breekt. Vietto staat zijn wiel af, vrijwillig volgens de ene versie van de feiten, op bevel van de kopman volgens de andere versie. Het beeld van de uit ontgoocheling/woede ontroostbare klimmer, zittend op een bergmuurtje in afwachting van de assistentiewagen, zal de wereld rondgaan.
Pech achtervolgt de geletruidrager ook de dag nadien, onderweg naar Luchon. In een korte afdaling voorbij de Portet dâAspet komt Magnes fietsketting rond de pedaalas vast te zitten en blokkeert zijn achterwiel. De leider kan zijn fiets niet herstellen, al zijn ploeggenoten zitten vooraan en de assistentiewagen is ver achterop. Hij denkt dat de Tourwinst in rook aan het opgaan is. Tot hij in een lagergelegen bocht het silhouet van RenĂ© Vietto ziet opdoemen, die het nieuws via een motorrijder heeft vernomen en rechtsomkeert heeft gemaakt om zijn fiets af te staan.
In LâAuto noteert de latere Tourbaas Jacques Goddet: âVietto liep in het rond zoals een dodelijk gewonde stier. Maar zijn tong was nog heel gezond: âHij kan toch echt niet fietsen, Antonin. En LapĂ©bie, die rijdt zijn eigen wedstrijd, terwijl ik achterblijf. Ik zal toch niet elke dag slaafje spelen. Je ziet ook wel dat die fiets helemaal stuk is. Voordat de wagen komt, verlies ik zeker tien minuten.ââ
Vietto, âLe Roi RenĂ©â, is dan misschien de morele winnaar en de publiekslieveling van de Tour 1934, in de slotweek bewijst Magne dat hij allesbehalve de onverdiende winnaar is. In de PyreneeĂ«nrit naar Tarbes smeert hij met een aanval vanaf de Aspin zijn naaste belager Giuseppe Martano bijna zeventien minuten aan de broek. Twee dagen voor het einde zet hij als gepatenteerd hardrijder de puntjes op de i in de allereerste tijdrit in de geschiedenis van La Grande Boucle. Magne legt de 90 kilometer af met een gemiddelde van 35,5 kilometer per uur.
Een jaar later, in 1935, komt een einde aan de Franse hegemonie in de Tour. Romain Maes kroont zich tot eindwinnaar. Voor de titelverdediger verloopt die editie rampzalig. Bij een val in de aanloop naar de Télégraphe slaat Magne, op dat moment tweede in het klassement, met zijn hoofd tegen een stilstaande wagen en moet hij zwaargewond de strijd staken. De Tour is amper een week ver.
Het jaar erop strandt Magne op de tweede plaats, na Sylveer Maes, die een groot deel van zijn voorsprong uitbouwt in de talrijke ploegentijdritten. Een maand later neemt hij op imposante wijze revanche door op het uitgeregende autocircuit van Bern met bijna tien minuten voorsprong de regenboogtrui te veroveren en daarna voor de derde keer op rij de Grote Landenprijs, het officieuze WK tijdrijden, op zijn naam te schrijven.
In de nadagen van zijn rennerscarriĂšre keert Magne nog Ă©Ă©n keer naar de Tour terug, in 1938. Hij neemt er in de slotrit op passende wijze afscheid van het publiek. Arm in arm met maatje Leducq komt hij in het Parc des Princes met vijf minuten voorsprong over de finish. De twee âoudjesâ worden ex aequo tot ritwinnaar uitgeroepen. In het eindklassement is Magne achtste. Behalve bij zijn opgave in 1935 eindigt hij in tien Tourdeelnames nooit buiten de top tien. Hij krijgt 39 keer de gele trui om de schouders.
Magne beëindigt zijn carriÚre in 1939 bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De wereldbrand zal zijn vader het leven kosten en zijn broer Pierre in gevangenschap doen belanden. Zo goed en zo kwaad mogelijk staat Antonin tijdens de oorlogsjaren zijn moeder bij op de ouderlijke hoeve in Livry-Gargan, nabij Parijs.
Na de Tweede Wereldoorlog krijgt Magne een aanbod van zijn laatste werkgever, Mercier, om er als ploegleider aan de slag te gaan. Tonin le Sage maakt algauw furore met uithangborden als Rik Van Steenbergen, Fred De Bruyne, Raymond Impanis en Louison Bobet, maar vooral ook in de jaren zestig met Raymond Poulidor, wanneer de Tour (vanaf 1962) opnieuw met merkenploegen wordt verreden. Met zijn Baskenpet op en gekleed in zijn kenmerkende witte slagersjas, een truc om bij zijn renners op te vallen in de bevoorrading, ontpopt Magne zich als een vaderfiguur voor Poupou, net als hij een boerenzoon.
De Tour winnen, laat staan het geel veroveren, zal met Poulidor nooit lukken. Voor Magne wordt dat de grootste ontgoocheling in zijn ploegleiderscarriĂšre, al stond dat scenario volgens hem in de sterren geschreven. Zo zal Poupou later vertellen: âToen ik mijn eerste profcontract tekende, onderwierp Magne me aan zijn test met een slinger, een soort wichelroede. Naar het einde van mijn carriĂšre zou hij me toevertrouwen: âRaymond, ik heb het je nooit willen zeggen, maar met mijn slinger had ik al gezien dat de maand juli je nooit gunstig gezind zou zijn.ââ
Niet alleen vanwege zijn fameuze slinger is Magne als ploegleider met mysterie omgeven. Hij schrijft als expert-homeopaat zijn renners geneeskrachtige kruiden voor en houdt er aparte rituelen op na. Zo wil het verhaal dat hij zichzelf iedere ochtend dwong om een zware steen achter in zijn tuin mediterend van de ene naar de andere kant te verplaatsen. Zoals Sisyphus in de mythologie. Voor Magne stond dat symbool voor de opofferingen die een kampioen die naam waardig zich moet getroosten.
Als ploegleider is Magne een rustige, lucide man van weinig woorden â een van zijn bijnamen luidt Tonin le Taciturne. Hij is er ook de man niet naar om zijn renners te overdonderen met verhalen over zijn eigen carriĂšre. Magne leeft in het heden. In het belang van de ploeg is hij het krenterige en veeleisende type. âs Winters stuurt hij zijn renners geregeld brieven met aanbevelingen. Op het keurige briefpapier, in de purperen kleur van Mercier, prijkt zijn lijfspreuk: âLa gloire nâest jamais oĂč la vertu nâest pas.â Zonder deugdzame aanpak kan je geen glorie verwerven. Magne is een man van principes. Hij heeft nooit gehouden van het excessieve en het onredelijke. Door zijn renners in de beleefdheidsvorm aan te spreken, installeert hij een hiĂ«rarchie en betoont hij tegelijk het nodige respect.
Magne is een van de weinige kampioenen die ook als ploegleider een succesvolle carriĂšre weet uit te bouwen. Nog bij leven is hij een legende. In 1962 wordt hij onderscheiden tot Ridder in het Legioen van Eer. Ook nadat hij uit de wielerkaravaan is verdwenen en als herenboer zijn oude dag slijt op de ouderlijke hoeve in Livry-Gargan, blijft de oud-Tourwinnaar een monument waar Frankrijk met trots aan refereert.
In 1978, vijf jaar voor Magnes dood, schrijft de Franse journalist Antoine Blondin een veelzeggende, nostalgische pastiche op de Ballade des dames du temps jadis van de beroemde middeleeuwse dichter François Villon:
Waar zijn Magne en Leducq,
die men niet meer van zo nabij zal zien?
De weg was een aquaduct
en de roem stroomde in brede golven
ondanks alle lekke banden
en de steenpuisten van Fontan
die de overwinning iets pijnlijks gaven.
Maar waar zijn de helden van weleer?
Dit artikel verscheen eerder in Etappe #07 (2019).
Het zevende nummer van Etappe kleurt helemaal geel. Naast de eerste eindzege van Merckx in de Tour van â69 staat de band tussen het Belgisch wielrennen en de Tour in Etappe #07 centraal, net als het 100-jarig bestaan van de gele trui. Ontdek onder meer de verhalen over de roots van de natourcriteriums, het befaamde Tourkrantje van Het Volk en de West-Vlaamse connectie van Greg LeMond.
Zin in meer Tour de France-verhalen? Haast je naar onze shop!
Donderdag 25 juni 1959. Aan de start van de 46ste Ronde van Frankrijk in Mulhouse verschijnt een twaalfkoppige Belgische nationale ploeg met als...