Desgrange had zich het verloop van de wielergeschiedenis wel enigszins anders voorgesteld toen hij in 1930 landenteams in de Tour introduceerde. Terwijl ijzersterke Franse formaties, opgebouwd rond kopmannen Antonin Magne en André Leducq, de tegenstand aanvankelijk nog aan flarden rijden, steken halverwege het decennium twee West-Vlaamse coming men steeds nadrukkelijker hun neus aan het venster. In 1934 verontrust de 24-jarige Zevekotenaar Sylvère Maes met een zege in de slotetappe en een verrassende achtste plaats in de eindrangschikking.
Het is echter streek- en naamgenoot Romain Maes die in 1935 als eerste en op abrupte wijze de Franse hegemonie doorbreekt. 22 is Romain als hij voor de tweede keer geselecteerd wordt voor de Belgische ploeg. Een ploeg van jonkies, waaruit bijna elke renner die meer dan één editie betwist heeft, geweerd wordt. Een tactische ingreep waarmee het selectiecomité, aangespoord door toekomstig sportbestuurder Karel Van Wijnendaele, meer vuur en aanvalsdrift in de rangen wil injecteren.
Een meesterzet, zo blijkt. In de openingsetappe trekt Romain op ruim honderd kilometer van de meet in de aanval. Een waanzinnige onderneming die hij succesvol afrondt met een voorsprong van twee en een halve minuut op de tweede. De verwachte terugval in de bergen komt er nooit. Romain overleeft en wint de Tour zonder ook maar één dag het geel te hebben afgestaan. De Fransen likken hun wonden. Na vijf overwinningen op rij kunnen ze deze keer geen enkele renner op het podium plaatsen. Daarentegen eindigen maar liefst vier Belgen bij de beste vijf. Een collectieve glansprestatie. Als eerste Belgische Tourwinnaar sinds Maurice De Waele in 1929, wordt Romain bejubeld als een nationale held.
Maar in de winter loopt het helemaal mis. Kort van gestalte, een Jerommeke-figuur, maar breekbaar van gestel, blijkt Romain nog veel kwetsbaarder op het mentale front. Hoewel naar eigen zeggen geteisterd door een chronische bronchitis en volgens anderen verbrand door een overdosis inspanningen op te jonge leeftijd, zwellen de geruchten over een feest vierende, meisjes achterna hollende Maes (door vrienden en collega's werd hij wel eens 't Bokske genoemd) steeds hardnekkiger aan. In de Tour van 1936 moet Romain, het vat tot op de bodem leeg, opgeven op de Galibier.
De Belgische fans zijn niet mals. Bij zijn thuiskomst wordt Romain om de oren geslagen met verwensingen als 'deserteur' en 'verrader'. Zijn persoonlijke aandeel in de triomf van 1935 wordt in vraag gesteld. Want had hij toen niet - hoe ijzersterk ook in de vlakke etappes - enkele stevige inzinkingen in het hooggebergte? Waren het niet zijn ploegmaats - Sylvère en Vervaecke op kop - die op cruciale momenten de meubelen moesten redden? Romain verdwijnt in de vergetelheid. Het zal twee jaar duren voor hij weer boven water komt.
"Romain en Sylvère Maes? Twee polen op twee verschillige uiteinden van de wereld, die aan wielersport doet," zo zal Karel Van Wijnendaele in 1943 laten optekenen. De twee lopen elkaar voor het eerst tegen het lijf bij een lokale fietsenmaker en raken bevriend. Ze zijn geen familie, maar toch houden ze van elkaar als broers, schrijft L'Auto in 1936 in een voorbeschouwing op de Tour.
Maar in tegenstelling tot de clowneske speelsheid en de jongensachtige impulsiviteit van Romain - hetzelfde L'Auto noemt hem zonder verpinken een enfant terrible dat zich liever eens verstandig voordoet om dan des te verrassender uit de hoek te komen - laat het karakter van Sylvère zich kenmerken door een rustige vastheid. Gehard, onverstoorbaar, vastberaden en verbeten stippelt hij zijn sportieve parcours uit en laat zich daarbij door niets of niemand in de weg staan. Bovendien beschikt Sylvère over een voor die tijd opvallend heldere en scherpe geest. "Terwijl uw beenen draaien, bijna gelijk de schroef van een vliegmachien zoo rap, moet het hoofd ook zijn werk doen," beseft hij maar al te goed.
In de Tour van 1935 eindigt Sylvère in dienst van Romain als vierde. "Meermaals, laat me gerust zeggen, tientallen keeren, gaf ik mijn wiel toen mijn vriend Romain plat viel. Even dikwijls spande ik mij in om de gele trui in dien homerischen strijd te verdedigen wanneer zij in gevaar verkeerde," blikt hij terug op die editie. Het is echter - dan al - overduidelijk dat hij en Vervaecke op de steile cols torenhoog boven hun collega's uitsteken. Sylvère is nu een man met een missie. Hij voelt zich sterk, sterk genoeg om zelf een Tour te winnen.
Een jaar later wordt die droom werkelijkheid. Sylvère grijpt de macht in de Alpen en heerst, autoritair. Op het podium in Parijs geeft ex-winnaar Magne bijna een halfuur toe op een superieur Maes. De Fransen huiveren stilaan bij het aanhoren van die naam. Voor het tweede opeenvolgende jaar gaat een Belgische Maes aan de haal met hun geliefde kroonjuweel.
In de Tour van 1937 wordt het versnellingsapparaat voor het volledige peloton geregulariseerd. Niet iedereen is even opgezet met de komst van de dérailleur. Sommigen noemen het een aanslag op het pure wielrennen. de ongewenste verschijning van een futuristische machine die de mindere goden moet toelaten om op een aangepast verzet de kampioenen bij te benen; onvervalste science fiction. Twee grote tenoren van het wielergebeuren, Karel Van Wijnendaele en Henri Desgrange, behoren tot de sceptici.
Na een val van de Italiaanse berggeit Gino Bartali komt Sylvère al snel in pole positie te liggen. Het initiatief is daarmee aan de Belgische ploeg, die een kapitale blunder begaat als ze de Fransman Roger Lapédie in de voorlaatste Alpenrit ongehinderd zeven minuten van zijn achterstand laat afknabbelen. Lapédie herwint moed en verzamelt manschappen voor het leveren van hand- en spandiensten. Daar zijn ook enkele ongeoorloofde bevoorradingen bij. Het komt hem op enkele kleinere tijdstraffen te staan.
In de rit naar Pau gaan de poppen pas echt aan het dansen. Op de Aubisque wordt een ploeterende Lapébie door een uitzinnige Franse menigte de col op geduwd en klautert vervolgens als een volleerd acrobaat van volgwagen naar volgwagen. Een minuut straftijd, luidt het verdict van de Tourleiding. Een schamele minuut, helemaal niet in verhouding tot de gepleegde fraude, zo fulmineren de Belgen. Ondertussen gooit de Franse pers enkele vaten olie op het vuur: hun kopman treft geen schuld! De Tour bereikt stilaan zijn kookpunt.
Eén dag later wordt 25 kilometer voor de finish een terugkerende groep met Sylvère, opgehouden door pech, de weg versperd door een slagboom. Met opzet neergelaten door supporters van Lapébie, beweren kwatongen. Onderweg al met stenen bekogeld, krijgen enkele Belgische renners aan de aankomst peper in de ogen gestrooid. ‘s Avonds neemt Sylvère een drastisch besluit: hij gooit de handdoek in de ring, en met hem, de voltallige Belgische ploeg. De Fransen zullen hun winnaar krijgen. In Bordeaux gaat ‘s anderendaags de zeventiende etappe van start – zonder landgenoten. In de Franse en Belgische kranten woedt de oorlog ondertussen onbedaarlijk verder. Ongenuanceerde gevoelens van nationale eenheid nemen er de bovenhand.
In hoeverre was deze opgave wel écht gerechtvaardigd? Had Sylvère moeten volharden en de Tour gewoon winnen – point final? Of voelde ‘Lepe Peer’ die avond in Bordeaux dat hij in het finale hoofdstuk door Lapébie overvleugeld zou worden? Nam hij daarom genoegen met een claim op de morele zege, met de heldenstatus die het offeren van de maillot jaune hem in Vlaanderen ongetwijfeld zou opleveren?
En welke al dan niet doorslaggevende rol speelde het versnellingsapparaat, dat door de Belgische ploeg allesbehalve efficiënt werd ingezet? Besefte Karel Van Wijnendaele dat hij in de fout was gegaan en dat een Tourexit om extra-sportieve redenen de aandacht daarvan zou kunnen afleiden? Kreeg Henri Desgrange zijn nieuwe Franse Tourwinnaar in de schoot geworpen, niet door sportieve, maar door technische evolutie, die hij – o ironie – jarenlang zo fel bestreden had? Veel vragen blijven onbeantwoord. Eén ding is echter zeker: Desgrange is not amused met de manier waarop ‘zijn’ Tour is verworden tot een ordinair straatgevecht. Geen Lapébie aan de start in 1938. De regerende winnaar is officieel geblesseerd, maar ook niet langer welkom, zo wordt gefluisterd. Bartali deelt de lakens uit. Sylvère verschijnt niet in de allerbeste vorm aan de start en eindigt teleurstellend veertiende.
Eén jaar later herrijst hij om, net als drie jaar geleden, en sterker dan ooit, de tegenstand op een halfuur te zetten. Daarvoor moet hij eerst binnen de eigen rangen de puntjes op de i zetten: Ward Vissers onderneemt een couppoging, maar wordt teruggefloten. Bartali en de andere Italianen blijven - net als in 1936 - om politieke redenen weg. Deze keer volgen ook de Duitsers en de Spanjaarden hun voorbeeld. Europa staat aan de vooravond van een allesverwoestend conflict.
"Na drij ritten te zwoegen, zal Silvère en Romain, voor al de vreemde ploegen, de gevreesde tandem zijn," weerklinkt die zomer in een populair marktlied. Want in 1939 is ook Romain weer van de partij. Met zichtbaar plezier rijdt hij in dienst van Sylvère - de enige die hem vier jaar geleden écht geholpen heeft, zo vindt hij zelf. Hij wint een tijdrit en draagt zelfs even het geel, maar na een valpartij moet hij de Tour vaarwel zeggen.
En zo fietsten ze voort, Romain en Sylvère, ook als de Tweede Wereldoorlog een donkere sluier over Europa legt en een voorlopig einde maakt aan het internationale wegwielrennen. De magie tussen de twee spitsbroeders, hun aantrekkelijke complementariteit maakt hen tot een populair en veelgevraagd koppel op de piste. In zesdaagses boeken ze enkele bescheiden successen.
Na de oorlog zet Sylvère nog één opmerkelijk resultaat neer. In de Giro van 1947 wordt hij - 37 ondertussen - knap vijfde. Twee jaar later zal hij coach worden van de Belgische Tourploeg en in die rol weinig potten breken. Met opzet, wordt beweerd. Lepe Peer zou Lepe Peer niet zijn als hij niet liever zo lang mogelijk zélf de laatste Belgische Tourwinnaar blijft...
Ook na hun sportieve carrière blijven Romain en Sylvère in dezelfde stiel actief. Romain doet jarenlang gouden zaken in zijn Brusselse taverne '(Au) Maillot Jaune' - voor veertig frank (!) eet je er een steak met sla en frieten. In Gistel (waar ook Romain even zijn café had) opent Sylvère 'Au Tourmalet'. Op dinsdag 6 december 1966 zijn de gordijnen van dat café dicht. Er hangt een bordje aan de deur met de melding dat de zaak wegens een sterfgeval gesloten is. Sylvère is bezweken aan de gevolgen van kanker. Enkele dagen later neemt Romain - op kop van de rouwstoet - afscheid van zijn vriend, die niet meer zal meemaken hoe in 1969 met Eddy Merckx nog eens een Belg de Tour wint.
Ook na hun sportieve carrière blijven Romain en Sylvère in dezelfde stiel actief. Romain doet jarenlang gouden zaken in zijn Brusselse taverne '(Au) Maillot Jaune' - voor veertig frank (!) eet je er een steak met sla en frieten. In Gistel (waar ook Romain even zijn café had) opent Sylvère 'Au Tourmalet'. Op dinsdag 6 december 1966 zijn de gordijnen van dat café dicht. Er hangt een bordje aan de deur met de melding dat de zaak wegens een sterfgeval gesloten is. Sylvère is bezweken aan de gevolgen van kanker. Enkele dagen later neemt Romain - op kop van de rouwstoet - afscheid van zijn vriend, die niet meer zal meemaken hoe in 1969 met Eddy Merckx nog eens een Belg de Tour wint.
In 1952 denkt Romain in Het Laatste Nieuws met weemoed terug aan een straatwedstrijd in Hamme, 1933. Op tien kilometer van de eindstreep hebben zeven leiders ruim twee minuten voorsprong op een peloton van dertig renners. Romain gaat naast Sylvère rijden en fluistert hem toe: "Hewel, gaan we niet trachten hen te krijgen?" Sylvère haalt de schouders op en antwoordt: "Het is de moeite niet meer. Op tien kilometer meer dan twee minuten inhalen is een beetje veel."
"Dat was olie op het vuur. Men moest maar zeggen dat iets onmogelijk of hopeloos was. Onmiddellijk wou ik pogen het tegenovergestelde te bewijzen. Ik riep tot Sylvère: "Het kan me niet schelen. Ik voel me goed en ga het wagen. Zet u aan mijn wiel..." Twee kilometer verder waren we nog met ons beiden. Iedereen was gelost. We reden niet meer, we vlogen letterlijk langs de weg. Op één kilometer van de meet hadden we de vluchters bijgehaald. In de spurt gelukte ik er in achtste te worden op negen en niettegenstaande dat was ik tevreden."
Een ontroerende schets van de onafscheidelijke band tussen twee renners, die wellicht niet meer van elkaar hadden kunnen verschillen.
Dit artikel verscheen in Etappe #01 (2012).
Het nummer bevat een waaier aan bijdragen over de Tour en haar Belgische Tourwinnaars. De borstelmaker presteerde het om als allereerste Belg de Ronde van Frankrijk te winnen. In dit nummer maakt Defraeye een gesmaakte rentree.
Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!
Norbert Callens gaf in 2003 – naar aanleiding van 100 jaar Tour – een interview weg aan Humo waarin hij onderstaande uitspraak liet optekenen. Het...