In 1968 was het niet anders, ook in het Gentse Kuipke, toen de sportliefhebber nog niet sprak van een ‘zesdaagse’, maar van een ‘zes dagen’. Het zelfstandig naamwoord voor een discipline die op zichzelf stond. En geen adjectief, geen bijzaak. Zie de affiche van toen, en ‘colleer’ mee: twee haarfijn gestileerde baanrenners – de vonken vlammen uit hun kuiten, de splinters uit de piste – springen naar voren, papieren tijgers in hun vlucht vooruit.
Neen, niet vooruit: als ware schuinsmarcheerders anticiperen zij al op de kromming van de piste die niets minder is dan de kromming van de aarde zelf. Zie hun profiel dat overgaat in vooraanzicht: de houding waarmee de ene de andere katapulteert in de vliegende vaart van het koningskoppel op jacht naar een ronde, het peloton, zichzelf. De kwadratuur van de cirkel, in het Kuipke is het mogelijk.
Of niet? Zie de affiche: de zes draait van zichzelf weg en gaat uit de bocht, van linksonder naar rechtsboven. En de renners – zoals het hoort op de wielerbaan – daar volledig tegenin, in tegenwijzerzin.
En toch had die zes gelijk om uit de bocht te gaan, dat gezegende jaar 1968. Want het was het jaar van ‘net niet’ in de Belgische wielersport: in de zomer had Herman Vanspringel tegen alle verwachtingen in de Ronde van Frankrijk verloren, door in de allerlaatste etappe de tijdrit te verliezen van de Nederlander Jan Janssen.
Dat zetten we even recht in de herfst tijdens de ‘zes dagen’ in Gent? Helaas: Patrick Sercu moest aan de slag met oude krijger Rik Van Looy. Ze kregen een ronde aan de broek van het Nederlandse duo Leo Duyndam - Peter Post. Holland boven, en wielerminnend Vlaanderen opgezadeld met een kleine post-’68-kater.
Vijftien jaar later werd mijn wielerdroom even werkelijkheid en reed ik als nieuweling mijn eerste rondjes op de Gentse wielerbaan. ‘Sneller, sneller!’ riep sportief directeur Patrick Sercu me toe vanop de zijlijn. Want hoe sneller je fietst, hoe meer de fiets colleert, plakt tegen het hout: de centrifugale kracht houdt je op de been en op de baan, terwijl ik uit pure schrik vertraagde en zo nog meer slipte, naar beneden glipte, in de greep van de zwaartekracht.
Maar ik wist: wat ik in mijn leven miste, was de vicieuze cirkel van de piste.
Eind dit seizoen zet Iljo Keisse op 40-jarige leeftijd een punt achter zijn actieve wielercarrière. Een loopbaan die zich op de weg vooral...