Ronde van Frankrijk
longread
retro

Pauvres bêtes! Odiel Defraeye als echo van de affichomanie

11min leestijd   door Jan Boesman op 22 juni 2021
Amper was Odiel Defraeye als Tourwinnaar gehuldigd of zijn broodheer gaf opdracht voor een affiche met de Rumbekenaar als blikvanger. ‘Pauvres bêtes!’, is een nakomeling van de affichomanie, de periode rond 1900 waarin de artistieke affiche hoge toppen scheerde.

Ons idyllische beeld van de belle époque danken wij in grote mate aan de affichemakers. Zonder hen zou onze verbeelding over dat tijdperk het moeten stellen met de kleurloze plaatjes van de monochrome fotografie. Posters van populaire ontwerpers als Steinlen of Toulouse-Lautrec vind je vandaag nog overvloedig in de kuierbakken van rommelmarkten. De papieren en metalen replica’s van ‘Le Chat Noir’ of ‘Le Moulin Rouge’ nemen nostalgici mee naar een tijd waarin ontspanning de norm leek en verveling moest worden verdreven met vertier, champagne, chocolade en sport.

De lithografietechniek om geïnkte tekeningen gemakkelijk te vermenigvuldigen was al langer gekend. Maar pas met de Franse wet van 1881 op de persvrijheid en andere vormen van publicatie werd het startschot gegeven voor de gloriedagen van de affichekunst. Door de toenemende industrialisering was het aanbod de vraag voorbij gespurt. Potentiële consumenten moesten tot kopen aangezet met subtiele psychologische middelen en geraffineerde beelden. Gerenommeerde artiesten werden ingehuurd als meesterverleiders.

De rijwielindustrie heeft aardig bijgedragen tot de affichomanie. Na de introductie van de veiligheidsfiets en de rubberband veroverden fietsenmerken de markt. In 1890 waren er 50.000 tweewielers in Frankrijk, tien jaar later al meer dan een miljoen. Het was ‘het gouden tijdperk van de fiets’.

Van imaginaire Mariannes tot bekende wielerkoppen

Bijna alle bekende affichekunstenaars uit de belle époque hebben fietsadvertenties ontworpen. Posterpionier Jules Chéret (1836-1932) ontwierp eerst aanplakbiljetten voor L’Etendard Français (1891), nadien voor het Britse Humber (1896) en met de intrede van de dollar op de fietsenmarkt ook voor het Amerikaanse Cleveland (1901). Zijn afbeeldingen van waardige Mariannes op de fiets maakten gehakt van het beeld dat een vrouw ofwel puriteins was ofwel een prostituee.

Meesters van de Art Nouveau als de Zwitser Eugène Grasset (1845-1917) en de Amerikaan Will Bradley (1868-1962) gingen op de ingeslagen weg voort. Eerbiedwaardige mademoiselles sieren hun affiches voor Georges Richard (1897) en Cycles Victor (1899). Op de affiches van de Belgische ex-wielrenner Georges Gauzy (1872-1940) voor Delin en Légia (1898) lonkt de automobiel op de achtergrond, maar de aandacht wordt in de eerste plaats getrokken naar de lichtkleurige dames op hun tweewielers. De Tsjechische Jugendstil-artiest Alfons Mucha (1860-1939) leerde het ambacht in Parijs met opdrachten voor de fietsfabrikanten Perfecta (1897) en Waverley (1898), met de meisjes als steeds roodharig maar al wat losser in het katoen.

Cycles Sirius
In fietsreclames kregen bekoorlijke dames letterlijk vleugels, vaak werden ze slechts daarmee aangekleed.

Amper van het korset bevrijd, werd de vrouw in de fietsreclame in het keurslijf van lustobject gedwongen. Alsof ze bang waren voor sancties van puriteinen, werkten de voornaamste trendsetters van deze pornoficatie onder een pseudoniem. ‘Gray’ (eigenlijk Henri Boulanger, 1859-1924) vervaardigde voor tal van Franse merken affiches met altijd hetzelfde soort engelachtige vrouwen die met een ‘schitterende’ fiets door de nachtblauwe hemel zweven. Voor ‘Pal’ (afgeleid van Jean de Palèologue, 1855-1942) waren dames met doorkijkblouses helemaal geen taboe meer. Ze hadden in geen geval de promotie van de damesfiets voor ogen. Meer dan ooit moesten zij de herenfiets aantrekkelijk maken voor de man met de portemonnee. Iets wat de automobielindustrie blindelings heeft overgenomen. Op een prachtige herfstcompositie van Georges Bottini (1874-1907) zien we enkele keuvelende dames rondom een fiets van Médinger (1897). Op de achtergrond vangen we een glimp op van het wedstrijdgebeuren.

Bekende rennerskoppen

Met de toegenomen aandacht voor wielerwedstrijden moesten de imaginaire meisjes op fietsaffiches steeds vaker wijken voor bekende rennerskoppen. De Franse uithoudingsspecialist Charles Terront was een van de eersten die regelmatig op de gevels van Parijs werd gespot. Bijvoorbeeld op een affiche van Rudge (1893) na zijn recordrit van Parijs naar Sint-Petersburg. Voor de Europese tournee van de Amerikaanse sprintlegende Zimmerman ontwierp ‘Pal’ een poster in opdracht van Dunlop (1894). Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901), nochtans een notoir vrouwengek, maakte voor kettingfabrikant Simpson (1896) een proefposter van stayerkampioen Jimmie Michael en een definitief exemplaar van Bol d’Or-winnaar Constant Huret. Renners werden zelfs al ingezet voor extra-sportieve merken. Doet Edouard Vuillard (1868-1940) vandaag een belletje rinkelen als de bezieler van de kunstenaarsgroep Les Nabis, dan werd hij in 1894 nog voorgesteld als het brein achter de affiche van Bécane, een likeur die hij liet aanprijzen door blauwgeel gekleurde pedaleurs in de Vélodrome de Vincennes.

Toonaangevend na 1900 waren de affiches van La Française, met zowel helden van de piste (Jacquelin, Dupré) als van de weg (Garin, Georget). De huisschilder van het machtige merk, de voormalige wielrenner Pierre-Marie Gonzague-Privat (1880-1915), heeft zijn plaats in de spelonken van de wielergeschiedenis. In de Tour van 1906 loste hij tijdens de beklimming van de Ballon d’Alsace als een van de laatsten het wiel van de latere winnaar René Pottier.

In de belle époque waren de artistieke en sportieve werelden geen tegengestelden. Kunstenaars gingen gekleed als coureurs, in een trui met opgerolde kraag, een Engelse pet en een knickerbockersbroek. In de cafés nabij de Porte Maillot in Parijs verbroederden de schrijvers en schilders van de Artistic Cycle Club met de renners en hun supporters. De resultaten van de jaarlijkse wielerwedstrijd voor artiesten werden op de voorpagina van Le Vélo gepresenteerd. Vooraleer de latere vliegpionier Henri Farman in 1892 Frans stayerkampioen werd, had hij er een mislukte schilderscarrière opzitten. Maurice De Vlaminck (1879-1958) koos de omgekeerde weg. Een hoogvlieger was hij niet bij de beroepswielrenners en in 1897 moest hij al vroeg uit de wielen in Parijs-Roubaix. Nadien ruilde hij zijn racefiets voor een schildersezel en tegenwoordig vindt men zijn naam in elk kunsthistorisch handboek dat een hoofdstukje aan het Fauvisme wijdt.

Arme beesten!

Wanneer Odiel Defraeye op de affiche van Alcyon prijkt, is de verschijning van wielerkampioenen op fietsadvertenties redelijk ingeburgerd. De nadrukkelijk ‘geposeerde’ fotoposters, zoals die van Alcyon met Major Taylor, waren geen partij voor de kleurrijke en dynamische prenten van de affichekunstenaars. Achtervolgd door een paar vervaarlijk ogende viervoeters, rijdt Odiel doodgemoedereerd weg uit een grottunnel, midden een schilderachtig decor dat wordt gevormd door een groot meer en een handvol huisjes aan de voet van besneeuwde bergtoppen. De anonieme ontwerper graait naar hartenlust in de trommel met thema’s waaruit affichisten van de fiets rond 1900 hun mosterd haalden. Alsof hij een laatste groet wilde brengen aan de fietsaffichekunst uit de belle époque.

Ook zijn model is anoniem. Nergens wordt vermeld dat het om Defraeye gaat. Maar voor wie niet meteen zijn afgeborstelde snoet en elegante rijstijl herkent, laat de Belgische kampioenstrui geen ruimte voor twijfel. Nationalisme was een populair thema. De modellen van Chéret zag men vaak vendelzwaaiend, de kleuren variërend naargelang de munteenheid van de opdrachtgever. Bij zijn troonsopvolger Toulouse-Lautrec biedt het bescheiden vlaggetje aan het middel van zijn model troost in een voor de rest strak zwart rennerskostuum. Neutrale donkere outfits waren de norm in de jaren 1890. Voor affichemakers was het een zegen dat de Cipollini’s van hun tijd de boetes riskeerden voor een kleurtje hier en daar. In de nieuwe eeuw waren de zeden losser en de kampioenstruien een schot in de roos.

Voor de wilde dieren liet de affichekunstenaar zich inspireren door de gebeurtenissen in de vijfde etappe van die bewuste Tour. In de afdaling van de Col des Aravis was Defraeye tegen een overstekende hond gereden en hard tegen het korzelige asfalt gesmakt. Maar hij verbeet de pijn en trok de volgende dagen in de aanval. Hoe het de hond verging is niet geweten, maar vermoedelijk weinig beter dan Defraeyes menselijke tegenstanders. Arm beest! Arme beesten! De uitgemergelde scharminkels waar de West-Vlaming van wegrijdt, zijn ‘arme beesten’ in vergelijking met het ‘sterke beest’ Defraeye, die op 5000 kilometer amper drie kilogram verloor en tot in Parijs een gezonde blos bewaarde. Wielrenners deelden de plattelandswegen met suïcidale kippen, katten en honden of met hele kuddes koeien en schapen. In verslagen van vroege edities van Bordeaux-Parijs of van de Tour de France lees je geregeld over door ronddarrende dieren uitgeschakelde renners. Drie dagen voor Defraeyes accident in de Alpen, eindigde de Tour van oud-winnaar Petit-Breton tegen het achterstel van een stier uit Armentières. Boeren vermoeiden zich niet met het verhinderen van dergelijke voorvallen. Veeleer dan dappere voorlopers van de moderniteit waren coureurs in hun ogen kwaadwillende lieden die hun vee opschrikten.

Van de hond heeft de ontwerper een soort wolfshond gemaakt. Zijn gezellen lijken meer op leeuwen. Dieren waren alomtegenwoordig in vroege fietsreclames. In het begin vooral paarden. Van meet af moest immers duidelijk zijn dat de tweewieler het nieuwe paard was, ‘het stalen ros’. Op heel wat affiches worden zielloos galopperende jockeys, ridders of militairen een neus gezet door pedalerende collega’s.

Fietsen brengt verlichting

Ook gevleugelde dieren waren populair bij posterontwerpers. Zie maar naar de zwarte raaf die vanop een afstand Defraeye gadeslaat. In fietsreclames kregen bekoorlijke dames letterlijk vleugels, vaak werden ze slechts daarmee aangekleed. Wielrenners werden met vogels vergeleken. Bijnamen als ‘de Vliegende Amerikaan’ (Arthur Zimmerman) en ‘de Vliegende Neger’ (Major Taylor) kwamen niet in aanmerking voor een originaliteitsprijs. Rijwielfabrikanten speurden naarstig het luchtruim af naar een mogelijke merknaam (Falcon, Aiglon, Hirondelle, Papillon).‘Alcyon’ verwees naar de mythische Alcyone, een godenkind dat in een vogel veranderde.

Geel was de favoriete kleur van fietsadvertentiemakers. Het verwijst naar de verlichting die je op de trappers altijd bereikt.

Het gele wegdek rolt als een loper uit de spelonk. Geel was de favoriete kleur van fietsadvertentiemakers. Het verwijst naar de verlichting die je op de trappers altijd bereikt. De fiets is méér dan een voertuig dat je van A naar B brengt, het is een plezier ongeacht de bestemming. Vandaag mag dat klinken als boeddhisme voor beginners, bij het départ van de twintigste eeuw moest brede lagen van de bevolking nog worden aangepraat dat er een wereld bestond naast het nuttige.

Het kleurenpalet van grote rode en kleinere zwarte letters tegen een gele achtergrond doet denken aan de manier waarop Toulouse-Lautrec ‘Moulin Rouge’ weergeeft op zijn beroemde poster uit 1891, die volgens experts de geboorte van de affichekunst inluidt. Wie zijn ogen van links naar rechts over de prent laat dwalen, van de donkere spelonk en de zwarte raaf over de gele weg en de geelachtige viervoeters naar de rode merknaamletters, herkent dezelfde tricolore combinatie die rond Odiels middel spant.

Onderaan de poster prijkt in grote signaalrode letters de merknaam ‘ALCYON’ op de breder wordende weg, in zwarte verf voorafgegaan door ‘Rien à faire contre’ en achternagezeten door de mededeling ‘C’est la 4ème fois qu’il gagne le TOUR DE FRANCE’. Dat laatste slaat niet op de Rumbekenaar, winnaar van slechts één Grote Ronde immers, maar op zijn broodheer. Alcyon zegevierde de voorgaande jaren met de Luxemburger Faber en met de Fransen Lapize en Garrigou. En in 1912 dus met een Belg.

Waarom wordt zijn naam nergens vermeld? Was zijn gezicht zo gekend in Frankrijk en België dat hij geen introductie vandoen had? Of was het niet relevant? Moest het lijken alsof eender wie de Tour de France kon winnen met een Alcyon onder zijn kont? Misschien winnen we de wedstrijd volgend jaar wel met u, waarde consument?!

Bibliografie

  • Durry, Jean. Le Sport à l’affiche. Tolède, Hoêbebe, 1988.
  • Ejnés, Gérard (red.). Tour de France 100 ans (Tome I: 1903-1939). L’Equipe, Paris, 2002.
  • Rennert, Jack. 100 ans d’affiches du cycle. Henry Veyrier, Paris, 1974.
  • Cycle d’Art, Roubaix, musée d’Art et d’Industrie et Musée National du Sport, 1996; Arcueil, Anthèse, 1996.
  • Du guidon au manche à balai, Musée National du sport de France et Musée Olympique de Lausanne, 2001.
  • Voici des ailes. Affiches de cycles. Musée d’Art et d’Industrie Saint-Etienne, Réunion des Musées Nationaux, Paris, 2002.

Dit artikel verscheen in Etappe #01 (2012).

Het nummer bevat een waaier aan bijdragen over de Tour en haar Belgische Tourwinnaars. De borstelmaker presteerde het om als allereerste Belg de Ronde van Frankrijk te winnen. In dit nummer maakt Defraeye een gesmaakte rentree.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.