Een maand voor de start van de Tour had Defraeye met veel bravoure de Ronde van België gewonnen van Henri Pélissier. De Fransman was de recente winnaar van Milaan-San Remo en de coming man in eigen land. Als Belgisch kampioen kon Fraye geen beter visitekaartje afleveren voor een tourticket.
Maar het werd noppes, alsof zijn eigen Franse team Alcyon schrik had dat hij het Tourfeest zou bederven. In Rumbeke en omstreken konden ze er niet om lachen. In geen tijd volgde er een telegram op hoge poten: “Als Defraeye niet mag starten in de Tour, verbreek ik mijn contract.” Was getekend: Richard Bonte. Het zou het verschil betekenen tussen een anonieme koerszomer en een historische stunt. Bonte was Alcyonverdeler voor Vlaanderen en gebruikte zijn omzet (15.000 fietsen) als pressie.
Een paar weken daarvoor had een ander telegram ook al voor animo gezorgd. De overheid had Defraeye opgetrommeld om zich te melden in de kazerne. In Wallonië was een pre-revolutionair klimaat ontstaan als gevolg van de recente verkiezingen. Socialisten hadden gerekend op ferme vooruitgang om het algemeen enkelvoudig stemrecht door te drukken, maar het resultaat viel tegen. In Vlaanderen versterkte de katholieke partij nog haar (conservatieve) positie. De frustratie aan Waalse kant was navenant. Daarom zond de regering Vlaamse miliciens naar Luik en Charleroi, uit schrik dat Waalse dienstplichtigen (met hun wapens!) de kant van hun eigen mensen zouden kiezen.
Maar het Waalse vuur ging liggen en Fraye kon net op tijd weer naar huis. Daar hoorde hij dat hij toch mee mocht naar Frankrijk. Met één beperking: hij moest zich onvoorwaardelijk in dienst stellen van Gustave Garrigou, de winnaar van 1911.
Maar Garrigou rateerde de eerste rit volkomen (24ste). Dat was een ramp in een Tour die werd gereden op punten. Voor Defraeye was de offday van zijn kopman een tegenvaller, net nu hij met de pedalen speelde. Toen sportbestuurder Baugé zag dat ook de rest van het team bleekjes oogde, kreeg Odiel vrije baan. Hij won nog tien plaatsen, eindigde 14de en kreeg zo een beschermd statuut voor de volgende rit. Het gaf hem vleugels en Garrigou frustratie om terug te slaan. Toen de Fransman in de tweede rit op zoek ging naar eerherstel haakte Defraeye aan. Samen bleven ze vooruit. Fraye won zowaar de rit en nam de leiding. Hij zou ze niet meer afstaan.
In de rit over de Ballon d’Alsace, de eerste col van betekenis, kwam hij zowaar als primus boven. Voor Baugé het bewijs dat le petit de Rumbèk voldoende inhoud had om de Tour te winnen. Hij kreeg zijn gelijk: Jura en Alpen werden dan wel een festival Christophe, Odiel peddelde constant voorin. Baugé zag een kleine gems dartel klimmen zodra de weg omhoog ging. Hij was ervan overtuigd dat enkel pech Fraye nog kon terugslaan.
Die pech kwam er met een lelijke val in de rit over de Galibier. Pijnlijke schaafwonden en zware achterstand zorgden voor ruis in het hoofd, maar met de pep van zijn landgenoot Lambot kon hij de schade beperken en de leiding behouden. Op weg naar Marseille kreeg hij het nog even lastig na een lichte fringale, maar hij kwam terug en won de rit. Voor de concurrentie allicht de doodsteek, want in de Pyreneeën gaf hij geen krimp meer. Tot ergernis van Lapize die ontgoocheld opgaf. De weg naar Parijs lag open.
De eerste Belgische Tourzege gaf het land een opstoot van nationale trots en Vlaams eigengevoel, net nu het eeuwfeest van Consciences geboorte werd gevierd. De Leeuw van Vlaanderen had nu ook een sportieve versie.
Ondertussen versnelde de Tourzege de plannen voor een algemeen Vlaamse sportkrant. Twee maanden na de Tour zag Sportwereld het licht, met Karel Van Wijnendaele als chef-sport. De krant was direct een schot in de roos en maakte van koers in Vlaanderen genetisch materiaal. Met dank ook aan de Ronde van Vlaanderen, die in het voorjaar van 1913 het licht zag. Geen koers rond de kerktoren, maar een wedstrijd langs de monumenten van Vlaanderen, langs kust en belforten, van Meetjesland tot het West-Vlaamse heuvelland.
Defraeye zelf was vier jaar voor zijn triomf nog aan de slag geweest als borstelmaker in Izegem. Als kind van een groot gezin met een reumatische vader moest de school al snel wijken voor een leven van keihard werken tegen lage lonen. Maar zijn koerstalent charmeerde de borstelpatron, die hem al vroeg promoveerde tot fietskoerier. Het bracht hem tot in Brussel, een ideale mix van training en de kost verdienen. Met een werkgever die optrad als mentor lag het voor de hand dat Defraeye dimde bij sociale conflicten, zeker toen zijn resultaten stilaan uitzicht gaven op een profcarrière.
Ondanks zijn legerdienst – Defraeye lootte zich in voor 2 jaar – kreeg hij in 1909 permissie om naar de Tour te gaan. Hij zou er aantreden als isolé, maar in de praktijk Vanhauwaert steunen. De Tour werd een flop: reeds in de tweede rit moest hij opgeven. Toch duurde het dagen voor hij de weg terugvond naar de kazerne. Het alternatief was dan ook weinig interessant.
Duizend dagen later was het verschil immens. De maandag na zijn Tourzege kreeg hij een proefvlucht boven Parijs, een privilege dat normaal was gereserveerd voor pioniers en vliegfreaks. Plots werd ook Frayke deel van de vliegsensatie, ondervond hij lijfelijk de fundamentele wetten van de aerodynamica: de nood aan evenwicht. Groter kon de symboliek van zijn maidenvlucht niet zijn. Vanaf nu was hij een beroemdheid, met alle risico’s van dien voor zijn mentale balans. Mensen zouden naar hem opkijken, elk woord van hem drinken en zijn prestaties aftoetsen aan het exploot dat hij had geklaard. Hij kon alleen maar scoren door te bevestigen, al wat minder was zou vraagtekens oproepen.
1913 begon alvast met een prachtige overwinning in Milaan-San Remo. Daarmee trad hij in de voetsporen van Vanhauwaert en versterkte hij zijn koppositie binnen Alcyon. In negen maanden tijd had hij de Ronde van België, de Tour en de Primavera gewonnen.
Groot was dan ook de nervositeit toen Defraeye in de voorbereiding op de Tour van 1913 plots een kwalijke val deed. Bij een training langs het strand haperde hij aan een afvoerduiker. De buiteling in het mulle zand was vrij onschuldig, maar bij het neerkomen viel Defraeye pardoes met zijn dij op het remhandvat. Een domme kwetsuur die in de volgende dagen ging ontsteken. Vandaag zou zo’n voorval snel verholpen zijn met penicilline, maar die was er nog niet. Dus werd het gas terugnemen, rusten en nagelbijten.
De eerste week in de Tour verliep naar wens. Meer zelfs: Defraeye nam de leiding, maar in de Pyreneeën kwam de terugslag. Defraeye moest de rol lossen en opgeven. Filip Thys nam de Belgische fakkel over, maar in Izegem en Rumbeke stortte de wereld in. Gelukkig had Defraeye verstrooiing in zijn gloednieuwe huis met brasserie, dat hij had laten bouwen na zijn Tourzege. Iedereen wilde het verhaal horen en rekende op een revanche. Af en toe hielden blitse auto’s halt op hun weg naar zee of binnenland. Blinkend chroom met chaperonnes in een wolk van parfum en erotiek, vuursteentjes die de fantasie van de dorpsjeugd prikkelden.
Vanaf nu was het uitkijken naar de Tour van 1914, maar ook die zou met een sof eindigen. Ook nu moest Defraeye van de fiets na een moedig gevecht tegen een zevenoog op het achterwerk. Zelfs een gat in het zadel bracht geen soelaas.
Veel tijd om te treuren was er niet. Defraeye moest zich, net als elke weerbare Belg, op 1 augustus onmiddellijk melden. Geen dag te vroeg, want op 4 augustus viel Duitsland het land binnen. Odiel verzeilde achter het front in Ieper. Als foerier van het zesde linieregiment moest hij voor aan- en afvoer zorgen. Met dank aan zijn status van Tourwinnaar, die perfecte talisman om de oorlog veilig door te komen.
Na de oorlog kwam het met zijn carrière niet meer goed. Hij ging nog een paar keer van start in de Tour, maar kon geen gelijke tred meer houden met een nieuwe generatie van vooral Waalse ronderenners, met Heusghem, Sellier, Scieur en Lambot als boegbeelden. De laatste twee zelfs Tourwinnaars. De ultieme vernedering kwam er in 1924 toen hij in de Tour aan de slag moest als renner tweede categorie, maar blijkbaar was de drang groter dan het gevoel van onmacht.
Feit is dat Defraeye er pas in 1926 een punt achter zette. Een schim van zichzelf, maar nog te verliefd op fiets en publiek dat hem bleef waarderen als hún eerste Tourwinnaar. In afwachting renoveerde hij de assepiste achter zijn Café des Sports tot een betonnen constructie, zodat de toppers bleven komen, maar plots sloeg de stemming om.
Wilde hij in Rumbeke de echoput zijn voor klanten op zoek naar de souvenirs van zijn en hun memorie, constant verlijmd aan dezelfde stek? Wat hij ook besliste, hij liet altijd een keuze liggen, maar in 1927 wilde hij verdwijnen, weg van de confrontatie met een sport waarin hij stilaan sepia kleurde.
Hij deed zijn zaak van de hand en besloot te gaan boeren in de Côte d’Or. Hij werkte er ’s zomers op de velden, ’s winters in de bosbouw, maar ook daar kwam hij niet tot rust. In 1929 kwam hij terug naar zijn plat pays. Deze keer geen Rumbeke of Izegem, maar een hotel aan zee.
Frayke leefde op, genoot van het zengehalte en van de vele bezoekers. Hij babbelde graag over koers bij een gezellige pint bier, maar werd een sociale doordrinker. Toen zijn vrouw stierf haalde zoon Daniël hem naar Brussel. Voor vader zorgen werd steeds moeilijker, een tehuis de ultieme oplossing. Odiel verhuisde naar Bierges, in een stijlvol kasteeltje, waar hij naar best vermogen werd verzorgd. In de zomer van 1965 sloot hij definitief de ogen.
Zijn begrafenis was er een in mineur, net als de herdenkingsmis in Rumbeke. Daar veroorzaakte zijn dood maar weinig rimpels meer. Hoe relatief zijn verhaal was geworden, bleek ook uit zijn grafsteen. Hij werd een jaar jonger gemaakt.
Toch is Defraeyes bijdrage aan de wielersport historisch gebleken. Zijn Tourzege versnelde de sportjournalistiek en werd indirect de motor voor Vlaanderen Rond, of de Ronde van Vlaanderen. Hij gaf ook de aanzet tot een verankering van de wielersport en voor een decennium Belgische Tourzeges.
Ook na zijn fietscarrière zorgde Defraeye voor een blijvende inbreng. De piste die hij liet aanleggen achter zijn brasserie gaf in de jaren vijftig de aanzet voor de opgang van een toppistier. Op het vervallen en gebarsten betonnen baantje begon Patrick Sercu aan een wereldcarrière als pistier en wegrenner. Of hoe de ene kampioen een andere voortbracht.
De figuur van Defraeye bespoedigde ook de oprichting van KOERS. Museum van de Wielersport in Roeselare. Daar gaan vandaag de conservering, beleving en studie van de wielersport hand in hand.
Dit artikel verscheen in Etappe #01 (2012).
Het nummer bevat een waaier aan bijdragen over de Tour en haar Belgische Tourwinnaars. De borstelmaker presteerde het om als allereerste Belg de Ronde van Frankrijk te winnen. In dit nummer maakt Defraeye een gesmaakte rentree.
Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!
De zwarte letters ‘MANN’ sierden vanaf eind jaren vijftig de felgele truien van een wielerploeg waar renners als Briek Schotte en Herman...