In die tijd verzorgde mijn vader de fotofinish van de West-Vlaamse koersen. Pa stelde me zeker voor aan hem. Zijn eerste woorden tegen mij kunnen alleen maar “Oewist?” geweest zijn. Hij was een eenvoudig en vriendelijk man. Stilaan kregen de jaren van verstand me in hun greep. Ik begon te begrijpen dat hij een uitzonderlijk renner was geweest. Met een erelijst waarmee je nu moeiteloos multimiljonair wordt.
Op hoge leeftijd fietste hij naar races in de omgeving. Zowat elke kermiskoers binnen z’n fietsbereik kreeg hem als toeschouwer, als feitelijke anonieme eregast. Hij bleef meestal op de achtergrond. Ontelbare keren kreeg ik de vraag: 'Ben je familie van hem?' Ontelbare keren antwoordde ik: 'Van het zevende knoopsgat.' Er was die aangetrouwde suikernonkel die beweerde dat we heel verre familie waren. Bleek dat na stamboomonderzoek in 2017 niet eens ver van de waarheid. Onze gemeenschappelijke voorvader is Pieter, negen generaties geleden geboren in 1712. Al maakt het eigenlijk niet uit.
In het midden van de jaren ‘90 kwam ik een eerste keer bij hem aan huis, op z’n flat bij het conservatorium van Kortrijk. Een reportage voor SuperSport, de betaalzender waar ik begon met ernstige wielerverslaggeving. De cameraman vereeuwigde hem. Een schaduwbeeld van z’n typische profiel op de muur. Ja, een karakterneus hebben we gemeen. Al maakt het eigenlijk niet uit.
Hij wist dat we dezelfde familienaam droegen. Voor hem normaal, voor mij als jonge wielerverslaggever een eretitel. Altijd weer, bij elke ontmoeting: “Oewist?” En dan over de koers van de dag babbelen. De passie bleef altijd. Begin 2000 kreeg ik een unieke opdracht. Maak een dubbelportret van hem en Rik Van Steenbergen.
Toen ik hem opbelde met de vraag om mee te doen klonk het simpel: “Goed, en hoewist?” Terwijl Rik I als eerste vraag formuleerde: ‘Hoeveel betaal je me hiervoor?’ Hoe dan ook, de reportage ademde wielernostalgie. Er zijn weinig stukken waarvan ik nog weet hoe ze in elkaar gedraaid werden. Van deze weet ik vrijwel elk detail. Al maakt het eigenlijk niet uit.
Kwam die aprilzondag in 2004. De dag van de Ronde van Vlaanderen. Het einde van een mooi wielerleven, symbolischer kan gewoon niet. Ik haat naar begrafenissen gaan, maar hier kon ik niet onderuit. De kerk in Kortrijk was veel te klein. Er zaten ook minstens 100 klassieke zeges rond de kist.
Dik een jaar later kreeg ik goed nieuws: wenkend vaderschap van een zoon. Dan moet je een naam kiezen. Collega’s begonnen goedbedoeld een drukkingsgroep om de jongen naar hém te noemen. Die familienaam is er nu eenmaal. Maar ik kon het niet maken. De erfenis zou te groot geweest zijn. En dus werd Briek de tweede voornaam van onze Sander. Er is maar één Briek Schotte. En dat maakt eigenlijk wel uit.
Dit artikel verscheen eerder in Het Mooiste van KOERS (2018).
In dit boek worden de allermooiste objecten uit de KOERScollectie in beeld en woord getoond en geduid. Een trui van Fausto Coppi, een trofee van VDB, een fiets van Tom Boonen, handschoenen van Freddy Maertens, een beeld van Eddy Merckx…
Allemaal getuigenissen en erfstukken van wielerheroïek, gekruid met schitterende verhalen van de coureurs zélf, van journalisten, van wielerfanaten.
In den beginne was er niets. Of toch zo goed als niets. De eerste vrouwen op een koersfiets werden de toegang tot wedstrijden en clubs ontzegd. Een...