longread
retro

De vrouwen van Briek Schotte. Het pionierswerk van het Flandria-vrouwenteam

11min leestijd   door Joyce Verdonck op 28 juni 2021
In den beginne was er niets. Of toch zo goed als niets. De eerste vrouwen op een koersfiets werden de toegang tot wedstrijden en clubs ontzegd. Een vrouw op een fiets, dat zag er niet uit. Maar die vrouwen ontblootten hun tandvlees en lieten zich niet wegdrummen. Met mondjesmaat kwam de interesse van clubs en sponsors. En plots ging ook een wereldploeg als Flandria overstag. Niemand minder dan opperflandrien Briek Schotte zette zijn schouders onder een vrouwenteam. Nu alweer ruim een halve eeuw geleden.

Een topteam kon je het vrouwenteam van Flandria niet noemen als je het aftoetst aan de hedendaagse normen. Er waren geen vaste sportverzorgers, geen opgelegde trainingsschema’s en op veel wedstrijden ontbrak een volgauto. Maar begin jaren ’60 moet het baanbrekend geweest zijn. Een team van een tiental vrouwen onder de vleugels van Briek Schotte. Of zoals Nicole Van Den Broeck (°1946) het samenvat: “Flandria was de enige echte Belgische vrouwenploeg in die tijd. Daarnaast waren er alleen maar clubs, geen andere ploegen.”

Veel contact met de mannenploeg van Flandria was er niet. Wel was er een jaarlijkse bijeenkomst en zagen de dames wel eens de mannelijke collega’s tijdens een bezoek aan de Flandria-fabriek. Maar voor de rest redde het damesteam het op zijn eentje. “Briek zorgde voor de praktische zaken. Hij regelde kledij en fietsen voor elk van ons. Die fiets was een mannenmodel ja, met een rechte buis, maar wel op maat gemaakt. Dat was allemaal degelijke kwaliteit,” zegt Nicole. Ze benadrukt dat Briek als een vader voor hen was. En dat hij in eerste instantie vooral een hevige fan van vrouwenwielrennen was. “Hij ging vaak mee naar wedstrijden. En als we in de buurt van zijn café in Kortrijk kwamen trainen, mochten we ons altijd bij hem gaan wassen. Wij mochten hem gewoon met “Briek” aanspreken.”

Nicole sprak vaak in Oudenaarde of Kortrijk af met een drietal andere dames om te trainen. Vooral op eigen gevoel, want op maat gemaakte trainingen waren er niet.

Briek zorgde voor de praktische zaken. Hij regelde kledij en fietsen voor elk van ons. Die fiets was een mannenmodel ja, met een rechte buis, maar wel op maat gemaakt. Dat was allemaal degelijke kwaliteit
Foto2 B
Nicole Van Den Broeck

“Trainen, trainen en nog es trainen. Dat was het motto van Briek,” vertelt Denise Bral (°1941). Zij begon te koersen in 1959, het jaar dat Briek zijn actieve wielercarrière aan het afronden was. “Briek was een fijne mens, maar op sportvlak was hij van de oude stempel. Véél fietsen moesten we doen. Kilometers en kilometers malen. Met een klein verzet. Tactische tips waren niet aan hem besteed. Sportmassages ook niet. Massage, dat is voor de slanke lijn, dat is niks voor wielrensters, zei hij dan. Ge moet gewoon trainen.

Briek en Denise woonden op makkelijk overbrugbare afstand van mekaar. Elke keer als ze raad wou over welk verzet te draaien of welke tubes te steken, ging ze bij Briek luisteren. Een rustige raadgever, die nooit zijn stem verhief. Misschien was hij wel wat te braaf als ploegleider. Denise herinnert zich het Belgisch Kampioenschap van 1964 waar zij en een ander Flandria-meisje samen in een ontsnapping zaten. “Rosa Sels of ik ging winnen. Zoveel was zeker. En toen kwam Briek naast ons rijden met de auto. We waren beiden van zijn ploeg. Maar hij zei simpelweg “Vecht het onderling uit”. Hij was veel te braaf. Gelukkig heb ik die dag gewonnen en was ik Belgisch kampioene.”

Kleine bedragen

Hoe welkom Flandria ook was voor het vrouwenwielrennen, toch reikte België maar tot aan de hielen van sommige buitenlandse formaties. Nicole Van Den Broeck vertrok om die reden naar een Italiaanse ploeg midden jaren ’70. “Toen ik voor Flandria reed, bleef het hoofdzakelijk beperkt tot koersen in eigen land. Omdat ik geen vergoeding kreeg voor verplaatsingen. Je moest het doen met winstpremies. Dat veranderde allemaal toen ik mijn geluk ging zoeken in Italië. Plots kreeg ik een maandloon van 20.000 lire (ongeveer 4125 Belgische frank). Dat was toen veel geld. Ik kon daar ook meer koersen. En op die internationale wedstrijden kreeg ik ook nog eens meer startgeld.”

Toen Denise in 1964 het BK won, kreeg ze van Flandria wel al een maandelijks forfait. “Dat zal rond de 1000 frank geweest zijn. Veel geld toen, maar niet genoeg om van te leven. Gelukkig had ik een job bij bazen die heel sportminded waren. Ze hadden er begrip voor dat ik veel weg was om te koersen.”

Mariette Laenen (°1950) maakte niet echt deel uit van de Flandria-ploeg maar reed wel één keer in een Flandria-trui. “In 1969 was er een rittenkoers van één week in Frankrijk. Ik was toen 19 en wou daar heel graag naar toe. Nicole Van Den Broeck heeft dat toen voor mij kunnen regelen. Zij kon goed haar Frans en ze kreeg een verplaatsingsvergoeding van de organisatoren. Zo konden wij met vier meisjes in één auto naar Frankrijk. En mocht ik ook een trui van Flandria aantrekken.” Mariette slaagde erin tijdens die Ronde van Frankrijk avant la lettre een rit te winnen. “Ik was een klein prutsken. Ik woog 56 kilo en was een goeie klimmer. Bij een aankomst bergop zag ik ineens op de grond geschilderd staan nog 500m. Maar ik zat middenin het peloton. Ik riep naar Nicole dat ze me door moest laten en zo heb ik in mijn Flandria-trui die rit gewonnen. Veel kreeg ik daar niet voor. Misschien iets van een 1000 Belgische frank. Maar er was een podium. En bloemen. En op het einde van de week mochten we van de organisatie allemaal samen eens goed gaan eten.”

De hunker naar meer buitenlandse wedstrijden bestond wel bij meer meisjes. “In België reden we vooral rond de kerktoren toertjes van 10km. De Ronde van Vlaanderen voor vrouwen, dat bestond toen nog niet! Ik ben veel te vroeg geboren. Als je ziet waar de rensters van nu allemaal kunnen gaan koersen! Goeie herinneringen koester ik wel aan een wedstrijd in Stavelot in 1972. Ik kreeg toen 2000 Belgische frank, louter om te komen. Ik pakte ook nog eens alle premies onderweg én ik won. Goed voor nog eens 5000 frank. Ik heb alles op mijn spaarboekje gezet om er later bouwgrond mee te kopen,” blikt Mariette terug.

Alle begin is moeilijk

Elke frank in twee bijten zat er bij veel meisjes in. Zeker toen ze nog niet voor Flandria reden. Denise reed haar eerste koers op haar 18e verjaardag in 1959. “Op een occasiefiets die dan ook nog eens veel te groot was. Het jaar nadien zat ik bij Flandria en toen was het materiaal ineens toch een stuk beter.”

Ook Mariette weet hoe het voelt om op de verkeerde fiets rond te rijden. “We waren thuis met 14 en we waren arm. Ik durfde niks te vragen. Ik kreeg van mijn vader een fiets die hij mee had gebracht van de markt. Kadermaat 56. Terwijl ik – zo bleek later – -een 48 moest hebben. Die fiets was veel te groot dus. Later kocht ik zelf een betere fiets. Dat was op afbetaling, want mijn loon van de fabriek moest ik thuis afgeven. Ik durfde thuis niets extra te vragen, dus had ik geen reservewiel, geen reservetube, geen drinkgeld. Die keer met die rittenkoers in Frankrijk toen ik voor Flandria reed, had ik voor mijn vertrek nog mijn tubes nagekeken en zag ik dat er een aan het scheuren was. Ik had geen geld voor een nieuwe, dus heb ik die tube eigenhandig hersteld. Langs de binnenkant een plakkertje gelegd en daarna die band er met kruisjessteek weer aangenaaid. Anderen zouden die tube al lang hebben weggegooid. Maar ik won er nog een rit mee!”

Was er wat persaandacht voor dat eerste vrouwenwielerteam van België? “In het begin totaal niet,” uit Denise haar frustratie. “Het Volk, een katholieke krant, mocht eerst niet over het vrouwenwielrennen schrijven. Ik vond dat heel vreemd. Waren wij geen deftige sport, misschien? Nochtans waren wij zedig gekleed. Bij zwemsters was er meer bloot te zien. Maar gaandeweg is de pers bijgedraaid. Het jaar dat ik Belgisch kampioen werd, won Eddy Merckx het wereldkampioenschap bij de liefhebbers. We zijn toen vaak samen op sportavonden uitgenodigd geweest.”

Liefhebbers

Ook over het gebrek aan een permanente begeleiding wil Denise wel wat kwijt. “Briek ging met zijn volgauto mee naar de grote koersen en naar het buitenland, maar bij veel koersen in eigen land stonden we er inderdaad alleen voor. Maar je mag niet vergeten dat wij gewoon liefhebbers waren. We waren geen profs. En bij al die koersen rond de kerktoren kreeg je standaard één ronde de kans om terug te keren naar de groep. Meestal nam ik dan mijn pa en zusters mee. Die stonden langs de zijkant met een reservewiel.”

Liefhebbers of niet, de vrouwen leefden er wel voor als profs. “Zolang ik koerste, heb ik er alles voor gelaten. Ik dronk niet, ging niet uit en kroop ten laatste om 10u ’s avonds in mijn bed. Kerst en nieuwjaar heb ik wel gevierd, maar voor de rest leefde ik heel sober,” vat Denise het samen.

Het spijt Nicole dan ook dat er niet meer erkenning kwam voor hun inspanningen. “Er was bijvoorbeeld in mijn tijd nog geen aparte bondscoach voor de vrouwen. Die van de liefhebbers moest er ons maar bijnemen.” Ook Mariette koestert minder fraaie herinneringen aan haar tijd met de Belgische nationale ploeg. “We kregen tubes van de wielerbond. Maar kleren bijvoorbeeld niet. De trui en de broek die we tijdens de jaren ’70 op het WK droegen, moesten we achteraf gewoon weer afgeven. Dat was nochtans een schoon souvenir geweest. Een van de meisjes maakte de bond wijs dat ze haar kleren kwijt was geraakt en zo heeft zij haar outfit wel kunnen houden. Spijt dat ik gehad heb dat ik niet hetzelfde heb gedaan.”

Juist daarom vond ik dopingcontroles vernederend. Ik herinner me een onverwachte controle in Erwetegem. Ik kon niet plassen. Er kwam een dikke man binnen die droogweg verkondigde dat “het meestal degenen zijn die niet kunnen plassen, die positief blijken.
Mariette Laenen

Doping was ook in het dameswielrennen tijdens de jaren ’60 en ’70 al aanwezig. “Volgens mij waren de eerste controles bij dames er tijdens het BK in ’68. Er liepen toen al een paar vrouwen tegen de lamp. Dat is voor een deel mijn geluk geweest. Waren er geen controles geweest, was een gedopeerd meisje misschien Belgisch kampioen geworden. Nu won ik,” glundert Nicole. Ook Mariette beweert bij hoog en bij laag dat ze nooit doping genomen heeft. “Juist daarom vond ik dopingcontroles vernederend. Ik herinner me een onverwachte controle in Erwetegem. Ik kon niet plassen. Er kwam een dikke man binnen die droogweg verkondigde dat “het meestal degenen zijn die niet kunnen plassen, die positief blijken.” Ik heb toen kwaad geëist dat hij bleef staan tot ik kon plassen. Helaas voelde ik mijn buik rommelen. Ik had net de hele week diarree gehad. En ja, in ’t bijzijn van die man, heb ik toen mijn gevoeg gedaan.”

Het einde

Het Flandria-team stopte er eind jaren ’70 mee omdat hoofdsponsor Flandria failliet ging. Maar ook daarna is Denise contact blijven houden met Briek. Zijn begrafenis heeft ze gemist omdat ze toen al naar Spanje was verhuisd. Ook zijn graf heeft ze nog niet kunnen bezoeken. Maar zijn standbeeld in Kanegem heeft ze wel al gezien. “Briek zat lelijk op zijn fiets. Maar zoals ze hem daar afbeelden op zijn standbeeld, zo erg was het toch niet. Ze hebben overdreven.” In haar stem klinkt vertedering door. De aandrang om Briek te verdedigen. Als bedanking voor al wat hij betekend heeft voor het vrouwenwielrennen.

Dit artikel verscheen eerder in Etappe #04 (2015).

Dit nummer staat in het teken van het vrouwenwielrennen. Het nummer bevat onder meer artikels over Paula Gemoets, Hélène Dutrieux en de Flandria-vrouwen van Briek Schotte.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.