De wielercarrière van de in 1928 geboren Federico Martin Bahamontes zou er nooit gekomen zijn zonder de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) en de daaropvolgende hongerjaren. Uit pure noodzaak start de jonge Federico na zijn dagtaak per fiets met het verhandelen van brood en andere voedingsmiddelen op de zwarte markt, om zo extra geld in het laatje te brengen. Bij toeval belandt Federico na één van die zwerftochten aan de start van een lokale wielerwedstrijd in Toledo. Op zijn zware fiets wint hij meteen zijn eerste koers. Van dan af gaat het snel. Net als bij de amateurs maakt Federico ook bij de profs een stevige entree. De Spaanse berggeit imponeert vriend en vijand en schittert in de Tour van 1954 een eerste keer op het internationale wielertoneel.
Tijdens de in mei ’54 verreden Ronde van Asturië wint rookie Bahamontes meteen de eerste rit, met maar liefst 6 minuten voorsprong. Zijn prestaties in die rittenkoers zijn reden genoeg voor de Spaanse bondscoach Julien Berrendero om Bahamontes te selecteren voor de Ronde van Frankrijk, ook al is de klimmer dat moment nog niet eens officieel aangesloten bij de Spaanse wielerbond… In de Spaanse nationale selectie – de Tour wordt in die tijd nog met landenploegen verreden – wordt Bernardo Ruiz als kopman uitgespeeld. Federico: “Ruiz zag me niet graag komen, zeker nadat ik indruk had gemaakt in Asturië. Renners die tot de gevestigde orde behoren, houden niet altijd van opkomende talenten. Hun positie zou weleens bedreigd kunnen worden, nietwaar? Maar Ruiz was kopman omdat hij in 1952 al tweede was geëindigd in de Tour. Dat nam niet weg dat ik meteen met de besten meeklom in de bergen. Ik klopte de beste renners die er toen waren: Louison Bobet, Stan Ockers, Hugo Koblet en Ferdi Kubler…Ze konden me niet volgen.” Etappewinst zit er nog niet in, ook al omdat de dalerscapaciteiten van Bahamontes niet je dat zijn. Maar indruk heeft de Spaanse neoprof dan al gemaakt, dat is zeker. En dan komt die bewuste 17de etappe tussen Lyon en Grenoble. Flashback naar 26 juli 1954.
Volgens de legende at Bahamontes anno 1954 doodgemoederd op de top van de Galibier een ijsje, omdat hij toch al zo veel voorsprong bij elkaar had gefietst. Dat blijkt bij navraag toch even anders. En eigenlijk de schuld van oud-Tourwinnaar Sylvère Maes, die in de Tour van ’54 ‘technisch leider’ was bij de Belgische ploeg. Federico: “Ik zat samen met een Belg en drie Fransen aan kop van de wedstrijd. Op zeker ogenblik wil Sylvère Maes zijn poulain verwittigen dat ik de te kloppen man was – Maes had me aan het werk gezien in Asturië in het voorjaar. Als de Belgische ploegleider ons voorbij rijdt op de Col de la Romeyère, raakt hij met zijn band een steen langs de kant van de weg die recht tegen mijn wiel kletst, met twee gebroken spaken tot gevolg. Mijn wiel begon te slepen waardoor ik nauwelijks nog vooruit raakte. Gelukkig waren we dat moment vlak bij de top van de Col de la Romeyère. Ik stopte daar om te wachten op een ander wiel. En daar stond een ijsjesventer die me meteen een ijsje gaf. Iedereen die daar stond, wilde natuurlijk meteen een foto maken.”
“Na afloop van die etappe - en lang nadien - deden er allerlei geruchten de ronde. Zo zou ik uithangbord worden van een heuse campagne om een Frans ijsjesmerk te gaan promoten. En in een aantal Franse velodrooms, waar ik af en toe meetings ging gaan rijden, werd ik wel eens aangekondigd als ‘el de la glace’ ofte de ijsjesman. Soms werd dat zelfs letterlijk op de affiches gezet: ‘Federico Bahamontes – el de la glace’. Tot op vandaag blijft dat verhaal hangende. Ik kan geen interview geven zonder dat de ijsjesstory wordt opgerakeld.” Ongewild zet de Spaanse berggeit zichzelf meteen stevig in de kijker. Niet alleen door zijn sportieve prestaties – in 1954 wint hij voor het eerst het bergklassement – maar ook door het beruchte ijsje op de Col de la Romeyère. Al valt de ophef in de kranten daags na het ijsjesvoorval nog wel mee. Dat renners medio jaren vijftig op allerlei manieren verkoeling zoeken, is niet uitzonderlijk. De ‘chasse à la canette’ – waarbij cafés zowat stormerhand worden ingepalmd door dorstige renners - is quasi dagelijkse kost. Anno 1959 fietst Bahamontes zichzelf voorgoed de wielergeschiedenis in als hij de Tour wint. Na afloop krijgt de Spanjaard – net als Merckx tien jaar later – een heuse Blijde Intrede: “Vanuit de Spaanse hoofdstad Madrid deden we er vijf uur over om tot in mijn woonplaats Toledo te raken, een afstand die je in normale omstandigheden in één uur kan overbruggen. In elk dorp waar we passeerden, moesten we stoppen en stond een massa volk op ons te wachten. En telkens werd dan het Spaanse volkslied gespeeld. Toen we uiteindelijk Toledo binnenreden, reed er een grote stroom aan moto’s en fietsen in mijn zog. Iedereen was toen een Bahamontista!”
Donderdag 25 juni 1959. Aan de start van de 46ste Ronde van Frankrijk in Mulhouse verschijnt een twaalfkoppige Belgische nationale ploeg met als...