Medio jaren vijftig kent het vrouwenwielrennen in eigen land een bloei. Een stijgend aantal meisjes waagt zijn kans in de wielersport terwijl sporadisch ingerichte ‘wilde’ koersen veel volk lokken. Van een ‘oprechte’ belangstelling van supporters en journalisten is echter nog maar weinig sprake. De erfenis van de jaren dertig waar duizenden supporters zich aan ‘dikke kontenkoersen’ vergaapten, laat zich twintig jaar later nog steeds voelen. Meisjes horen nog steeds niet te koersen, maar als de gelegenheid zich voordoet, stroomt het publiek wel massaal toe… De grens met voyeurisme is dan ook flinterdun. Dat bij dergelijke wedstrijden de deur naar misbruiken en wantoestanden wagenwijd open staat is geen toeval. Organisatoren zien vrouwen eerder als kermisattracties dan coureurs en van een officiële reglementering of wetgeving is geen sprake. Als bovendien geruchten de kop op steken dat er in eigen land bij monde van de Belgische Wielerbond (BWB) een officiële instantie voor vrouwenkoersen zal opgericht worden, luiden diverse wielercommentatoren de alarmbel.
Een grote rol in het debat is weggelegd voor het moreel gezaghebbende Sporta, de sportbeweging van de katholieke kerk in eigen land. In Sportakerel, het tijdschrift van Sporta worden in de loop van 1955 vrouwenkoersen een “parodie en een miskenning van de vrouwelijke gratie en menswaardigheid” genoemd. Sporta schaart zich achter gelijkaardige bedenkingen die geopperd worden in kranten als Het Volk en Nieuws van de Dag en wil een beroep doen “op het gezond verstand van alle sportinstanties om dergelijke onzin niet toe te laten in ons land.” Bovendien, aldus Sporta, brengen dergelijke wedstrijden niet alleen de koersende meisjes zelf in gevaar maar ook de toeschouwers…
Dat koersende meisjes zichzelf in (moreel en fysiek) gevaar zouden brengen, moet blijken uit een in Sportakerel gepubliceerde lezersbrief met een verslag van een vrouwenkoers in Buizingen in die jaren. Ondanks een massale opkomst is volgens de brief geen sprake van ‘duurzaam’ succes: “Vooreerst is er het feit dat er weinig te zien is in verband met het lichaam van koersende vrouwen, wat voor de meeste van de toeschouwers een ontgoocheling betekende.” Bijkomende negatieve elementen waren volgens de anonieme auteur het gebrek aan deelnemers (21) en het feit dat er slechts vijf deelnemers waren die “in aanmerking kwamen als rensters. Al de anderen konden hoegenaamd niet volgen en maakten naast zichzelf ook dit soorten koersen belachelijk.” Als uitsmijter vermeldt de auteur ook dat het “alles behalve fatsoenlijk is wanneer men gevallen vrouwen beide borsten ziet omknellen van de pijn.”
De besognes van Sporta kaderen niet alleen in de gangbare maatschappelijke opvattingen, maar ook in een bredere visie van de beweging ten opzichte van sport voor vrouwen. In Sportakerel staan al geruime tijd pleidooien om sport voor meisjes wel degelijk toe te laten, maar omwille van medische redenen mogen “we de vrouwen geen surrogaat van de mannensport opdissen. We moeten zorgen voor wezenlijk vrouwelijke sportvormen.” Te vermijden sporttakken voor vrouwen zijn volgens ene dokter Luyten sporten “waar het uithoudingsvermogen zwaar op de proef worden gesteld, zoals gewichtheffen, zware atletiek, wielrennen, voetballen, ijshockey en waterpolo.” Aan te raden sporten zijn ‘lichte atletiek’, zwemmen, schermen, boogschieten, paardrijden, schaatsen, tennis, volleybal, handbal en basketbal. Ook heel wat wielerjournalisten sluiten zich aan bij dit standpunt.
In de loop van 1957 creëert de BWB een opening naar een officieel erkend vrouwenwielrennen door toestemming te geven aan vrouwen om te koersen, zij het in eerste instantie enkel op de piste. Op de cementen wielerbaan van Walem worden onder auspiciën van de bond baanwedstrijden voor vrouwen georganiseerd, iets wat eerder ook al gebeurde door ‘wilde’ bonden. Op dat moment zijn in Frankrijk en Engeland maar ook achter het IJzeren Gordijn al wedstrijden op piste én weg toegelaten. Sporta-boegbeeld dokter Dries Claes drukt in Sportakerel, zijn bezorgdheid uit over die evolutie, maar is tegelijk ook (gematigd) positief. Want stel dat de BWB ook wegwedstrijden zou toelaten, dan zou ze “bescherming zou verlenen aan de soms walgelijke spektakels van de baan- en straatkoersen voor vrouwen”. Sporta stelt zich wel meteen de vraag hoe jongens en meisjes gescheiden zullen blijven tijdens het uitoefenen van hun sport: “hoe gaat de inrichting zijn van de kleedkamers en de wasgelegenheden? Wordt het een volledige promiscuïteit?”
Los van de BWB en als tegenreactie op de blijvende wantoestanden en ongestructureerde organisatie van vrouwenkoersen, richt Antwerpenaar Maurice Van De Vyver op 22 juli 1958 de vzw ‘Belgische Dames Wielerbond’ (BDW) op. Voornaamste doelstellingen van deze organisatie zijn het bijdragen tot de verspreiding van het wielrennen in België en de reglementering van de wedstrijdsport voor vrouwen. Niet toevallig is Van De Vyver de drijvende kracht achter de BDW. Hij is namelijk de vader van… Yvonne Reynders. Van De Vyver heeft een buitenechtelijke relatie met Maria Reynders en zal pas later scheiden van zijn eerste vrouw en bij hun dochter Yvonne intrekken. Yvonne heeft intussen de familienaam van haar moeder toegewezen gekregen en blijft daar later aan vasthouden. Op dat moment is de jonge Reynders al een opkomend wielertalent. Van De Vyver zorgt met zijn BDW ook voor officiële vergunningen bij de Union Cycliste Internationale (UCI) zodat een delegatie Belgische dames kan starten in het allereerste door de UCI erkende WK in Reims op 30 augustus 1958. In Frankrijk blijkt de Luxemburgse Elsy Jacobs na 59 kilometer koers de beste. De Belgische Victoire Van Nuffel eindigt als vierde, Liliane Cleiren achtste en Nadia Germonpre negende. Yvonne Reynders strandt uiteindelijk op een twintigste plaats. De BWB – die vrouwenwielrennen op dat moment nog steeds niet erkend – heeft in haar bondsblad geen plaats om deze collectief sterke prestatie te bewieroken noch om het allereerste WK voor dames te vermelden, iets wat ook in de kranten niet uitgesproken gebeurt. Hoe dan ook, het WK vormt wel een trigger voor de BWB om zelf werk te maken van een vrouwentak binnen haar organisatie. Op die manier wil de bond de gangbare ‘kermis-koersen’ voor vrouwen een halt toe roepen én tegelijk de niet-erkende bonden een hak te zetten. Daarnaast voelt de BWB aan dat als de Franse en Britse wielerbond koersen voor vrouwen toelaat, ook zij vroeg of laat die weg zullen moeten inslaan.
Als de BWB in het bondsblad van 3 oktober 1958 aankondigt dat het met ingang van 1 januari 1959 “het algemeen beheer der wielerwedstrijden voor vrouwen” zal waarnemen, is ‘de wende’ definitief ingezet. Opnieuw wordt in Sportakerel heftig gereageerd. Als doorslaggevende argumenten noteert auteur dr. Cauwels: “wielrennen als kompetitie voor mannen is wel degelijk te verantwoorden. Doch deze sporttak druist in tegen de aard van de vrouw zelf. Welke man, die werkelijk van zijn vrouw houdt, zou dulden dat zij aan een koers voor vrouwen deelneemt? Welke ernstige verloofde zou dit verdragen?”
Ondanks de blijvende tegenkantingen worden in het allereerste officiële wielerseizoen voor vrouwen 20 wedstrijden geprogrammeerd, een Belgisch kampioenschap incluis. Op 24 maart is Anderlecht het decor van de allereerste door de BWB erkende wedstrijd voor vrouwen op de weg. Winnares wordt regerend wereldkampioene Elsy Jacobs, voor de Belgen Victoire Van Nuffel en Josette Cornelis. Weinig later wordt in het bondsblad ook meegedeeld dat van dan af de UCI niet langer een licentie zal uitreiken aan Belgische rensters om op die manier te kunnen deelnemen aan officiële wedstrijden in het buitenland. Voortaan krijgen enkel dames met een BWB-vergunning toelating om in het buiteland te koersen.
Dat de Belgische Wielerbond zich stilaan opwerpt als de enige ‘behoeder’ van het vrouwenwielrennen in eigen land, blijkt ook een bericht in het bondsblad van mei 1959. Daarin wordt meegedeeld dat “de heer G. (sic) Van De Vijvere uit Antwerpen en de heer René Guns uit Kapellen” geen mandatarissen van de BWB of de UCI zijn en dus geen koersen kunnen organiseren. Daarmee wordt duidelijk de Belgische Dames Wielerbond geviseerd. Betekent dit het einde van de ‘wilde’ bonden? Nog niet helemaal. Want die niet-gehomologeerde bonden en organisaties blijven – weliswaar niet lang meer – hun ding doen en tellen nog steeds ‘onofficiële’ Belgische kampioenes. Als zij in hun driekleur van start gaan in BWB-koersen is er verwarring alom. In het bondsblad verschijnt daarom de mededeling dat dit ten strengste verboden is, gezien er nog steeds geen officieel BK is. De bond deelt terloops mee dat dames die in het buitenland worden uitgenodigd om te koersen van de bond speciale truien met daarop de Belgische kleuren in bruikleen (!) kunnen krijgen…
Op 28 juni 1959 om 14u30 is het dan zover: voor het eerst wordt een door de BWB erkend nationaal kampioenschap voor vrouwen ingericht. In het stadspark van Antwerpen krijgen 30 deelnemers 40 rondes van 1,540 kilometer voor de wielen geschoven. Victoire Van Nuffel wint en wordt de allereerste ‘officiële’ Belgische kampioene. In zowel Het Volk als Het Nieuwsblad is geen spoor terug te vinden van deze mijlpaal in de geschiedenis van het vaderlands vrouwenwielrennen. Niet moeilijk ook, Sporta heeft bij monde van Dries Claes een akkoord met een aantal kranten om bewust geen uitslagen van vrouwenwielerwedstrijden op te nemen, een richtlijn waar een aantal behoudsgezinde wielerjournalisten zich maar al te graag aan houdt…
Of het beheer door de BWB sinds 1959 onmiddellijk tot een verbetering van het vrouwenwielrennen in eigen land leidde? Ja en neen. De dames kunnen voortaan rekenen op deftige kleedkamers en infrastructuur – door de BWB opgelegd aan de organisatoren – maar een uitgesproken omkadering blijft uit. Zo verhuist Belgisch kampioene Van Nuffel naar het Franse Leroux-Helyett waar ze kan rekenen op een betere ondersteuning en kwalitatief meer hoogstaande wedstrijden. Yvonne Reynders boekt het ene succes na het andere in zowel binnen- en buitenland, maar kan nooit rekenen op echte ruggensteun vanuit de bond. Voor Yvonne en vele andere rensters wordt het nog decennialang roeien met de riemen die ze hebben.
Dit artikel verscheen eerder in Etappe #04 (2015).
Dit nummer staat in het teken van het vrouwenwielrennen. Het nummer bevat onder meer artikels over Paula Gemoets, Hélène Dutrieux en de Flandria-vrouwen van Briek Schotte.
Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!
Hélène Dutrieu. Laat haar naam vallen in kringen van luchtvaarthistorici en je krijgt gegarandeerd de reactie: “De allereerste Belgische pilote.”...