retro

Germain Derycke: Elke ronde een Rodenbach

5min leestijd   door Thomas Ameye & Dries De Zaeytijd op 10 oktober 2022
In de jaren vijftig is alcohol in de koers dagelijkse kost. Bellegemnaar Germain Derycke verkiest Rodenbach: ‘Rodenbach was mijn doping.’ Derycke heeft altijd dorst tijdens wedstrijden en verzet soms tot tien Rodenbachs (33 centiliter!) in één wedstrijd. Zijn persoonlijke record vestigt hij in een criterium in Emelgem. Over de 24 af te malen rondjes, giet Derycke per rondje één Rodenbach naar binnen. Goed voor 24 flessen of precies één bak bier! Ter afwisseling drinkt hij wat Spa ‘om de keel te spoelen’.

Ook buiten de koers is bier nooit veraf. In het spoor van zijn vrouw baat hij van 1954 tot 1958 Café Lugano uit in Zwevegem, verwijzend naar zijn knappe tweede plaats op het WK in Lugano in 1953. In 1958 wint Derycke Vlaanderens Mooiste en doopt zijn nieuwe café in Bellegem ‘Ronde van Vlaanderen’. Nochtans is een leven als cafébaas niet meteen dé droomjob van Germain. Germain is geen spraakwaterval. Enkel wanneer de cafégangers écht aandringen, schuift hij een stoel bij om te vertellen over zijn glorieuze wielerdaden. Met een Rodenbach in de hand!

De meeste renners nemen thee of koffie als bevoorrading maar in ’t algemeen verkiezen de Belgen bier of water. Franse renners kiezen dan weer voor wijn in de bidon’
Sportclub

Bier in de bidon

Ook voor wielrenners geldt lange tijd de volkswijsheid dat één pint bier gelijkstaat met twee boterhammen. En laat wielrenners nu net veel voeding nodig hebben… Bier is in de jaren twintig een stuk goedkoper en makkelijker te verkrijgen dan champagne, wat de populariteit bij het wielervolkje voor een groot stuk verklaart.

Een blik sterke bierverhalen opentrekken is niet moeilijk. De Kortrijkzaan Omer Huyse zweert bij bier in de bidon. Ook tijdens de Tour, waar hij meeklimt met de besten. Naar eigen zeggen heeft Omer voor de start van de Tour nog nooit een col gezien, maar zijn bidon bier geeft hem vleugels. Huyse is trouwens niet kieskeurig. Blond of bruin bier, het maakt hem niets uit, zolang zijn bidon maar gevuld is met gerstenat.

Ook Gaston Rebry is een notoir bierdrinker. De Duitser Kurt Stöpel staat tijdens de Tour van 1932 versteld van diens drinkcapaciteiten. Stöpel noteert in zijn memoires dat de Belg tijdens een zonovergoten etappe na 60 kilometer al tien flessen bier ophad… In 1946 wint de Belg Emile Masson de marathonwedstrijd Bordeaux–Parijs. De legende wil dat Masson die klassieker wint dankzij een ‘mirakelse bidon’, hem toegestopt in de finale. Inhoud: Deens bier en twintig klontjes suiker.

De Belgische renners springen er duidelijk uit als bierdrinkers. Dat ziet ook een anonieme reporter van het Belgische weekblad Sportclub in de Tour van 1949: ‘De meeste renners nemen thee of koffie als bevoorrading maar in ’t algemeen verkiezen de Belgen bier of water. Franse renners kiezen dan weer voor wijn in de bidon’. De bierdrinkende Belgen tappen niet allemaal uit hetzelfde vaatje. Voor de één is bier drinken een logische uitloper van de dagelijkse drinkgewoontes, anderen drinken bier als pepmiddel of zien in een frisse pint de perfecte dorstlesser, bij nog anderen staat bier gelijk aan krachtvoer.

Naast zuiver bier en bier met suikerklontjes, is ook bier met eierdooiers populair. Vooral de combinatie donkerbruine stout en ei wordt geroemd als krachtvoer voor renners. Toch voor sommigen, want lang niet iedereen krijgt deze mix door de keel. In tegenstelling tot de heersende mythe is Briek Schotte helemaal geen liefhebber. Alleen al de gedachte aan bier met ei maakt hem misselijk. Het weerhoudt er tv-maker Luk Alloo én wielercommentator Karl Vannieuwkerke niet van om de combinatie op tv uit te proberen.

Eind de jaren zeventig komt de biertraditie in het peloton onder vuur te liggen. Net dan wordt voor het eerst wetenschappelijk onderzoek verricht naar de invloed van alcoholische drank op sportbeoefening. Blijkt dat alcohol en fysieke inspanningen toch niet zo goed samengaan. Verdwijnt de bierdrinkende renner dan van het toneel in die periode?

Niet helemaal. De Nederlandse renner Peter Winnen verbaast zich in de jaren tachtig nog over de grote hoeveelheden bier die verzet worden tijdens kermiskoersen. Hij ziet hoe tijdens het laatste wedstrijduur elke ronde volle bidons met trappist en grenadine (suiker!) aangepakt worden. Dertig jaar later zijn de rollen omgekeerd en bestellen flink wat toeschouwers een pint bij elke passage van de renners.

(Kermis)koers, cafés en bier

Een kermis zonder fietsmanifestatie was lange tijd geen echte kermis. Gestart als ludieke evenementen (‘valiezenkoersen’ of ‘pijpenkoersen’) of schoonheidswedstrijden (de mooist uitgedoste fietsfanfare) ontwikkelt zich vanaf 1907 – na de successen van Cyriel Van Hauwaert – een nieuwe fietsdiscipline op de Vlaamse kermis: de snelheidswedstrijd of kermiskoers.

De allereerste kermiskoersen worden vaak rond biertonnen in de straat gereden, in een organisatie van plaatselijke brouwers of cafébazen met een neus voor zaken. De beste manier om meer volk naar het café te brengen, is een attractie voor de deur! Brouwer Palmer Schotte ziet het iets groter en wordt in 1908 medeoprichter van Koolskamp Koerse, een wedstrijd die tussen de twee wereldoorlogen uitgroeit tot Vlaanderens wielerhoogdag. Andere brouwers en ook cafébazen richten al snel hun eigen ‘grote prijs’ in.

In het café worden niet alleen wedstrijden georganiseerd en prijzen uitgereikt. Veelal herbergt het café ook de supportersclub van een (streek)renner. Die supporterscafés zijn een trekpleister voor, tijdens en na de wedstrijden. In het pre-televisietijdperk vormen ze de uitverkoren plek om de allerlaatste koersnieuwtjes op te pikken. Overwinningen worden er gevierd, nederlagen doorgespoeld.

Opvallend veel renners starten na hun carrière een nieuw leven als cafébaas: Briek Schotte, Albert Sercu, Valère Ollivier, Gilbert Desmet, Roger Decock, Germain Derycke, Marcel Kint, Noël Vanclooster, André Noyelle, Maurice Blomme… De lijst van ex-renners die hun populariteit als cafébaas verzilveren is lang.

Het Aalsterse café Maxens geeft het koerscafé een nieuwe dimensie. Twintig jaar lang, van 1982 tot 2002, rijden de deelnemers van de cyclocross Dwars door Maxens het café via de achterdeur binnen om via de voordeur opnieuw de straat op te rijden. De cyclocrossbeleving in café Maxens is als het ware symbolisch voor de huidige sfeer op en rond het cyclocrossparcours. Vanaf midden jaren negentig groeit een cyclocrosssite in eigen land steeds meer uit tot één groot openluchtcafé, waar je met een pint in de hand de ploeterende renners aan je neus voorbij ziet komen.

Intussen is al lang niet meer duidelijk wie voor de cross komt en wie alleen maar sfeer komt proeven: ‘Bier, braadworst, Frans Bauer en wielrenners. Dit waren dé ingrediënten van het Belgisch kampioenschap veldrijden, en voor sommige supporters ook in deze volgorde. Afgelopen weekend was het Sint-Annastrand het decor van dit enthousiaste volksfeest,’ aldus een sfeerverslag in de Gazet van Antwerpen na het BK cyclocross in 2011. Ook de zesdaagses ondergaan eenzelfde metamorfose. Het middenplein lijkt één groot sfeercafé. Zodra je binnenkomt in Het Kuipke, word je ondergedompeld in een hete soep van koers, muziek en bier, véél bier!

Biermerken in het peloton

Brouwerij Maes stapt in 1955 als eerste niet-fietsmerk in het wielerpeloton, weliswaar in tandem met fietsenfabrikant Van Hauwaert. In het wiel van Maes starten onder meer Goldor (1965–1973), Wiel’s (1960–1966), Safir (1978–1986) en Buckler (1990–1992) met de sponsoring van een wielerploeg. Dé bierploeg bij uitstek is Munck-Beck’s. In 1974 telt deze ploeg veertien renners, met de Belgische veldrijder Albert Van Damme als topper. Het bier Munck wordt gebrouwen door brouwerij Haacht, maar is ondertussen geschiedenis. Het Duitse Beck’s bestaat nog steeds.

Haacht linkt zich nu op een andere manier aan de koers. Het merk is al jarenlang cosponsor van de Ronde van Vlaanderen en maakte ook al speciale bierglazen waarop de winnaars van Vlaanderens Mooiste zijn afgebeeld. Brouwerij Haacht is één van de hoofdsponsors van de Eneco Tour, en haar opvolger de Benelux Tour. Als ritwinnaar Philippe Gilbert in 2011 tijdens de persconferentie doodleuk een Jupiler drinkt, is Primus not amused.

Flandriengerecht gecreëerd door Claudia Allemeersch:
Konijn met Rodenbach Grand Cru-infuus

Een infuus is een waterige oplossing van fysiologisch zout of glucose, maar ook bloed of rode bloedcellen, die intraveneus wordt toegediend aan een renner in functie van sneller herstel en betere prestaties. Het eerste werd vroeger niet als doping beschouwd. Nu is gelijk welk infuus verboden.

Ingrediënten

1 konijn (reeds schoongemaakt en in stukken verdeeld) + 2 extra konijnfilets - klontje boter - pezo - 1 grofgesneden ui - 1 wortel in kleine stukjes gesneden - 1 geplet teentje knoflook - 1 geplet teentje knoflook - 1 flesje Rodenbach Grand Cru - 1 lepel bloem - 1 bosje verse tijd - klein beetje kalfsbouillon

Bereiding

  • Houd de filets apart. Bak de rest van het konijn in de boter aan en kruid met pezo.
  • Voeg ui, wortel en knoflook toe en laat deze zachtjes eventjes meesmoren.
  • Doe er dan het flesje Rodenbach Grand Cru en een lepel bloem bij. Breng het geheel aan de kook, voeg de tijm toe en laat alles stoven op een laag vuur: ongeveer 2 uurtjes (of onder deksel in een oven op 150 °C).
  • Voeg voor de smaak eventueel een beetje kalfsfond toe.
  • Als het vlees gemakkelijk van de boutjes valt, haal alle stukken uit de pan. Verdeel het vlees fijn, voeg wat vocht toe en kruid goed.
  • Bak de filets aan beide kanten aan en laat even rusten. Kruid goed.
  • Serveer het stoofpotje van konijn samen met de filets.

Dit gerecht kan geserveerd worden met wat groentjes zoals raapjes, tuinbonen en aardappeltjes, die net even gestoomd zijn en gefruit in wat olijfolie.

serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.