Albert Fongers is een paar jaar werkzaam in de smederij op de hoek van het Nieuwe Kerkhof en de Zuiderkerkstraat in Groningen als hij deze in 1871, met de steun van een aantal vaste klanten, over kan nemen van zijn baas. Zo wordt hij op z'n 30ste echt een ondernemer. Met enkele knechten beslaat hij paarden, maakt hekwerken, zet ledikanten in elkaar, repareert kachels, rijtuigen enzovoort.
Het gaat goed met de smidse want in 1876 laat Albert zijn smederij annex woning (Nieuwe Kerkhof 220) aanzienlijk vergroten. Het oude pand wordt grotendeels afgebroken en nieuw opgetrokken met een verdieping er bovenop die als woonverblijf dient. Met deze ingreep wordt ook de smederij op de begane grond uitgebreid en wordt een derde smidshaard bijgeplaatst. Er zijn nu vier noodstallen om paarden te beslaan; Fongers is inmiddels een grote hoefsmid.
In 1880 zijn er ca. 40 smederijen in de stad. Groningen groeit en daarmee stijgt de vraag naar producten van ijzer. De metallurgische industrie staat nog in de kinderschoenen en veel ijzerproducten worden nog ambachtelijk gemaakt. In Engeland, Duitsland en België heeft de industrialisatie rond 1880 een flinke vlucht genomen. Terwijl in Engeland al een flink aantal rijwielfabrieken bestaan, is in Nederland enkel Burgers (Deventer) sinds 1870 actief als rijwielfabrikant.
Het verhaal wil dat Albert in 1884 zo’n hoge bi uit Engeland importeert om zijn zoon Ties daarop te laten fietsen. Smid Albert heeft een scherp oog voor nieuwe toepassingen en besluit deze machine na te bouwen. Wat daarbij meespeelt is dat zijn klantenkring voor een deel uit gefortuneerde lieden bestaat, waaronder leden van het Groninger studentencorps Vindicat Atque Polit. Een aantal van hen heeft een rijpaard dat ze bij Fongers laten beslaan. Naar verluidt zijn zij de eerste kopers van de hoge bi’s die Fongers rond 1885 begint te maken.
De oudst bekende rijwieladvertentie van Fongers dateert uit 1885. De advertentie maakt gewag van de start van een fabriek voor het maken van ‘Vélocipèdes naar Engelsch systeem – bicycles en tricyles’. Fongers gebruikt in deze aankondiging zowel de klassieke Franse naam voor fietsen als de Engelse benaming. Deze formulering illustreert dat Frankrijk en (met name) Engeland de gidslanden zijn op het gebied van rijwielfabricage. Albert Fongers is gecharmeerd van het Engelse fabricaat (met de bijbehorende Engelse maten) en zal die oriëntatie blijven houden.
In een advertentie uit de Veendammer Courant van juni 1886 zien we dat Fongers adverteert met bicycles en tricycles (driewielers) van het Engelse merk Excelsior en aangeeft deze zelf te fabriceren. In 1888 laat Fongers een praalwagen rijden in de jaarlijkse optocht op 28 augustus ter viering van Groningens ontzet; op het ontwerp daarvan staat een hoge bi. Op het vaandel valt te lezen: ‘Vélocipèdefabriek, hoef- en rijtuigsmederij’. Fongers zal tussen 1885 en 1890 waarschijnlijk slechts een klein aantal hoge bi’s hebben gemaakt.
Rond 1886 wint in Engeland de safety bike aan populariteit (in Nederland destijds bekend als de 'veiligheidswieler'). Deze opvolger van de (moeilijk berijdbare) hoge bi is op dezelfde manier opgebouwd als de moderne fiets: een laag frame met twee wielen van in principe dezelfde omvang, waarbij het achterwiel met een ketting wordt aangedreven, die de berijder middels pedalen in beweging brengt.
De fiets is veel stabieler en makkelijker berijdbaar is dan de hoge bi. De tandwielgrootte, ofte het verzet, is aan te passen aan de kracht van de berijder. Dit model fietsen wordt ook door vrouwen gekocht (wat niet gold voor de hoge bi). Aanvankelijk worden deze safety’s nog met massieve banden geleverd, maar als John Boyd Dunlop in 1888 de luchtband gaat produceren worden de safety’s daarmee vanaf begin jaren 90 - eerst optioneel - uitgerust.
Fongers begint vermoedelijk rond 1890-1891 met de productie van safety’s. De oudst bekende modelreclame is een fotokaart uit 1892 waarop een heren safety met massieve banden is afgebeeld In de bijbehorende beschrijving valt te lezen dat het om rijwielen met wielen van 30 inch (76,20 cm, red.) gaat waarop tegen een meerprijs van 30 gulden Dunlop luchtbanden worden gemonteerd. Fongers afficheert zich inmiddels als ‘Groninger rijwielfabriek’.
In 1970 interviewt kleindochter Riekje Fongers oud-medewerker Albert Bras, die in 1891 als knecht bij Fongers begon. Bras noemt in het interview een aantal vroege rijwielklanten van Fongers: juwelier Brugsma, de heer Carel Coenraad Geertsema (Commissaris van de Koning in de provincie Groningen), notaris Tjarda van Starkenborgh, Hotel de Doelen en de freules van Roijen en Siccama. Bras vertelt dat Fongers begin jaren 90 inmiddels 8 ‘knechts’ aan het werk heeft en ca. 50 paarden per dag beslaat.
De rijwielproductie aan het Nieuwe Kerkhof is eind 19de eeuw nog bescheiden. Volgens de oude Bras werd er in 1891 eens per drie maanden een fiets gemaakt en was de smederij nog de hoofdbron van bestaan voor Fongers. Het is echter de vraag of deze lage schatting klopt. Gelet op de reclame die dan al gemaakt wordt door Fongers en de gestage productie-uitbreiding zal het eerder om enkele fietsen per maand zijn gegaan.
Albert Fongers koopt in 1882 het naastgelegen pand Nieuwe Kerkhof 219 aan. Waarschijnlijk wordt in dat pand rond 1890 de rijwielproductie geconcentreerd en blijft het hoekpand de smidse en plek voor het beslaan van paarden. Begin jaren 90 is het rijwiel technisch sterk in ontwikkeling. Fongers sleutelt elk jaar wat aan de ontwerpen, iets wat zijn concurrenten ook doen.
Langzaam maar zeker ontstaan de klassieke dames- en herenframes. Bij de damesfietsen is sprake van een parallelframe met twee verbindingsbuizen van balhoofd naar zitbuis, waarbij de onderste buis recht is en de bovenste buis verschillende vormen kan hebben, maar steeds met een lage instap. De voorwielen van de frames uit deze periode hebben vaak nog een diameter van 30 inch (76,20 cm, red.), terwijl voor de achterwielen een diameter van 28 inch (71,12 cm, red.) inmiddels de standaard is.
Op de foto’s van de modellen uit 1893 en 1894 zien we opvallend dikke luchtbanden, vernikkelde uiteinden van de vorken en de toen gangbare blokkettingen. De cranks zijn relatief dun en met name op de damesmodellen verschijnen gesloten celluloid gearcases (kettingkasten) en ‘japonbeschermers’. Bij de vroege modellen buigt het stuur sterk naar beneden, terwijl de op latere toermodellen de rechte zit wordt bevorderd met horizontale of opgebogen stuuruiteinden. Rechtop zitten werd in die tijd als een gezonde fietshouding gezien.
Een afbeelding toont een in die tijd populair racemodel, zonder spatborden, kettingkast of andere niet-noodzakelijke accessoires. Uit een technische beschrijving van 1894 blijkt hoeveel Engelse onderdelen Fongers monteert. Onduidelijk is welke onderdelen van de safety’s Fongers importeert dan wel zelf maakt. Een aantal specifieke rijwielonderdelen (framelugs, balhoofdstellen, assen) betrekt hij uit Engeland (de Engelse industrie had specifieke productielijnen voor dit soort onderdelen). Voor het frame werkt hij samen met het Engelse Mannesmann, een van oorsprong Duits bedrijf. Ze ontwikkelen als eerste naadloos getrokken buizen. Hij maakt waarschijnlijk de spatborden en sturen zelf.
Vanaf 1890 adverteert Fongers regelmatig in de regionale dagbladen van Groningen en Drenthe. In een advertentie uit 1892 wordt nog eens de specifieke propositie van het merk aangeprezen (rechtstreekse levering aan particulieren waardoor 50% voordeel) en de aandacht gevestigd op de nieuwe dames safety’s.
Er zijn voor zover bekend geen safety’s van Fongers uit de jaren 1890 - 1895 overgebleven. Op een zeldzame foto van zo’n Fongers safety met eigenaar zijn veel technische details te zien. Zo heeft de fiets voetsteunen op de voorvork, een bandrem en een olielamp. De voetsteunen hebben te maken met het feit dat er in die periode nog geen freewheels waren. De pedalen bleven via de ketting meedraaien met de omwentelingen van het achterwiel. De berijder kon zijn voeten op de steunen zetten als de fiets veel vaart had. De bandrem, in de vorm van een soort metalen lepel die op de voorband gedrukt kan worden, oefent een zekere remkracht uit maar veroorzaakt ook slijtage van het loopvlak van de band bij veelvuldig gebruik. De olielamp was destijds de gangbare verlichting.
In juni 1893 wint Fongers in Winschoten de eerste prijs op de Landbouw- en Nijverheidstentoonstelling. Concurrenten zoals Simplex uit Utrecht moeten met lede ogen aanzien hoe Fongers de gouden medaille in ontvangst neemt. Het is een bekroning van zijn harde werk, bovendien kan hij deze prijs de daaropvolgende jaren inzetten als een belangrijk kwaliteitskeurmerk. De directie van Simplex laat in een brief van 16 juni 1893 aan de directie van Fongers weten dat het feit dat Fongers de gouden medaille heeft (en zij de zilveren) geenszins betekent dat het fabricaat van Fongers beter zou zijn dan dat van hen…
De naamsbekendheid van Fongers in het Noorden neemt door de show in Winschoten sterk toe en daardoor ook de orderportefeuille. Voorjaar 1894 bedraagt de productie ca. 1 fiets per week (volgens de herinneringen van knecht Bras). Een fiets is in die vroege jaren bij Fongers nog een customized product dat op bestelling wordt geleverd.
Medio 1894 besluit Albert Fongers een fabriek(-je) op te zetten. In september 1894 vraagt hij de bouwvergunning aan. De naast de smederij gelegen werkplaats wordt gesloopt en een nieuw pand met drie verdiepingen verrijst, geheel bedoeld voor rijwielfabricage. Zoon Ties legt de eerste steen, die nog steeds aanwezig is rechtsonder in de voorgevel. Het nieuwe gebouw wordt opgetrokken in de stijl van die periode, waarbij siermetselwerk in meerdere kleuren in de kozijnbogen wordt aangebracht en natuurstenen banden worden toegepast als afwisseling met het metselwerk. Het gebouw heeft een torentje, in de top waarvan een takelinstallatie is aangebracht. Op de bouwtekeningen van het nieuwe pand is te zien dat het om drie open verdiepingen gaat van elk ca. 80 vierkante meter. De begane grond wordt de nieuwe plek voor de werkplaats, de beide verdiepingen krijgen een magazijnfunctie.
In februari 1895 vindt de landelijke doorbraak plaats van Fongers met de eerste landelijke tentoonstelling van ‘Rijwielen en Toebehooren’ in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam, georganiseerd door Vereeniging de Rijwielindustrie. Zo’n tentoonstelling was in die tijd – met alleen kranten en tijdschriften als nieuwsbronnen – een praktische manier om kennis te maken met het fabricaat van verschillende merken. Op de tentoonstelling zijn 33 rijwielfabrieken en -importeurs present die tezamen 499 Engelse rijwielen laten zien, naast 83 Nederlandse, 33 Amerikaanse, 19 Duitse en 19 Franse.
Albert en Ties hadden najaar 1894 de jaarlijkse Stanley rijwieltentoonstelling in Londen bezocht en moeten afgewogen hebben dat als zij landelijk wilden doorbreken hun merk op die eerste Nederlandse tentoonstelling aanwezig moest zijn. Het kost hen de nodige inspanning om de fietsen en tentoonstellingsmaterialen met de trein in Amsterdam te krijgen; vier goederenwagons zijn daarvoor nodig en heel veel werk. Fongers heeft een grote stand en presenteert zich daar met een flink assortiment.
Hoofdredacteur Frans Netscher van De Kampioen (het tijdschrift van de ANWB) schrijft een lovend artikel over Fongers in het blad, waarin hij zich verbaast over de lage prijs van de Fongers rijwielen in relatie tot hun kwaliteit. Hij steekt de loftrompet over de Nederlandse merken die op de tentoonstelling aanwezig zijn (naast Fongers ook Hinde, Koopman, Simplex, Bayer en Bingham); strekking van zijn betoog is dat de Nederlandse fabrikanten het prima op kunnen nemen tegen de gevestigde buitenlandse merken, die naar zijn oordeel ook te duur zijn.
Fongers publiceert begin 1895 zijn nieuwe prijscourant met daarin 17 modellen. De typische safety-bouw (oplopend frame, lage brede sturen) is aan het verdwijnen, slechts een enkel sportief model heeft nog een laag stuur. Op vrijwel alle modellen is het voorwiel nog groter (30 inch) dan het achterwiel (28 inch). Bijzonder is dat er al een witte fiets wordt afgebeeld; tegen een meerprijs van 5 gulden is een fiets in elke kleur te leveren. Ook zien we de eerste tandem verschijnen.
De herenmodellen kosten in 1895 gemiddeld 175 gulden, de damesmodellen (met meer accessoires) 200 gulden. Dat lijken bescheiden bedragen maar rekening houdend met de inflatie gaat het snel om 4.000 euro naar huidig prijspeil. Daarbij moet bedacht worden dat de levensstandaard zo’n 125 jaar geleden veel lager lag dan nu, er was nauwelijks geld voor luxe zaken. Een volwassen knecht bij Fongers zou destijds een volledig jaarloon hebben moeten sparen om een rijwiel van het bedrijf te kunnen kopen.
Fongers blijft in 1895 en 1896 inzetten op het rechtsreeks leveren aan de particuliere klant. Dat betekent dat klanten schriftelijk een order moeten plaatsen of naar de fabriek moeten komen (waar in een uitstalkast aan de Zuiderkerkstraat één model te zien is). In tegenstelling tot de concurrenten richt Fongers zich voornamelijk op Groningen en de omliggende regio als afzetgebied. Fabrikanten als Burgers en Simplex hebben intussen al enkele jaren hun productie opgeschaald en zijn landelijk actief, zowel met hun advertentiebeleid als met agentschappen. Zo opende Burgers al in 1887 zijn eerste agentschap in Groningen.
Volgens de oude heer Bras zijn er in 1895 naast de 8 knechten in de smederij inmiddels 15 à 20 knechten in de rijwielmakerij aan het werk. Fongers had vanaf de start van de rijwielfabricage al enkele medewerkers in dienst die ervaring hadden opgedaan bij Burgers (begin jaren 90 naast Simplex de enige grote fabrikant in Nederland). Zo kwam knecht Slijper in 1890 over van Burgers en meesterknecht Runneboom in 1892.
De productie is in 1895 al tweemaal zo hoog als in 1894 en bedraagt dan ca. 200 rijwielen per jaar. Albert constateert eind 1895/begin 1896 dat de net in gebruik genomen nieuwe fabriek aan het Nieuwe Kerkhof snel te klein zal zijn. Hij neemt dan - 55 jaar jong - de belangrijkste beslissing in zijn carrière als ondernemer: de bouw van een grote nieuwe fabriek buiten de oude stad.
Samenvattend is in de jaren 1885 - 1895 de basis van het rijwielmerk Fongers gelegd. Met ambachtelijk gemaakte safety’s wint Albert Fongers het vertrouwen van de vroege wielrijders uit de bovenlaag van de noordelijke samenleving. Fongers levert een kwalitatief hoogstaand product voor een concurrerende prijs en legt met zijn klantgerichte aanpak de basis voor de high end marktpositie die het bedrijf in de volgende decennia landelijk zou weten te bereiken.
Meer lezen over Fongers?
Auteur Jos Rietveld beschrijft in het boek ‘Het illustere rijwielmerk Fongers’ niet alleen het bedrijf, maar besteedt ook aandacht aan de familie Fongers, de sociaaleconomische en industriële ontwikkeling van de stad Groningen en het fietsgebruik in die stad van 1870 tot nu. De bedrijfsgeschiedenis is daarmee ingebed in een brede context.
Dit boek bevat naast de tekst een schat aan foto’s van fietsen, fabriek en familie en veel afbeeldingen van affiches en ander reclamemateriaal. Het laat de rijke geschiedenis van het rijwielmerk Fongers voor het eerst in samenhang zien.
In 2017 koersen veertien van de achttien mannelijke profploegen met Shimano-onderdelen. Dat was ooit anders. Vanaf de jaren vijftig domineert de...