longread
retro

Hélène Dutrieu. Het portret van een veelzijdige vrouwelijke pionier

14min leestijd   door Gunter Segers op 08 maart 2022
“Ik wil het, ik wil het!” spreekt Hélène Dutrieu zichzelf moed in. De zesentwintigjarige Hélène zit op haar fiets in de nok van de zaal ‘Eldorado’ in Marseille. Haar kleine handen klemmen zich rond het stuur van haar fiets en ze duikt de diepte in. Met grote snelheid duik ze van een 20 meter hoge schans. Het publiek houdt de adem in, ze zien hoe de frêle stuntvrouw van de schans afspringt en met haar fiets door de zaal zweeft… Hoe is een meisje uit Doornik dat voorbestemd was om huisvrouw of arbeidster te worden, hier terechtgekomen?

Hélène Dutrieu wordt geboren in 1877. Financiële problemen nopen de familie, amper zes weken na de geboorte van Hélène, te verhuizen naar de banlieue van het Franse Lille (Rijsel). Vader Florent probeert aan de kost te komen met het bereiden en verkopen van kleurstoffen voor de textielindustrie. Op haar veertiende stopt Hélène met de school om te kunnen gaan werken. Een hard en monotoon bestaan in een textielfabriek loert dreigend om de hoek.

Hélènes vijf jaar oudere broer Eugène daarentegen, zet zijn eerste stappen als wielrenner en verdient er een aardige zakcent mee. Het einde van de negentiende eeuw is immers een bloeiperiode voor het wielrennen en her en der worden er velodrooms gebouwd. De pistewedstrijden zijn populair en kunnen op veel belangstelling rekenen. Eugène is aangesloten bij de Cycliste-Club Lillois en traint op de piste van de velodroom van Tourcoing, vlakbij Rijsel. Hélène vergezelt Eugène naar de wedstrijden en kan er niet aan weerstaan om te leren fietsen zodra Eugène zijn velo even laat rusten. Dat gaat bijzonder vlot en snel, al lijkt ze met haar kleine gestalte en frêle postuur niet meteen voorbestemd tot grote atletische prestaties.

Wanneer Eugène even uitrust op het grasveld in het middenplein rijdt Hélène zelf rondjes op de piste. Eugène staat versteld van haar snelheid en uithoudingsvermogen. Al snel trekken ze er samen dagelijks op uit, trainingstochten in de streek rond Rijsel of rondjes rijden op de piste. De stoere bonk Eugène, kort blond haar en hippe snor, met in zijn kielzog wiel-aan-wiel een fietsend nimfje met wapperende zwarte krullen.

Zoeken naar tegenstand

Het is amper voor te stellen hoeveel het leven in 1877 verschilt met dat van ons. De wereld staat met een voet in de victoriaanse tijd en met de andere zet hij een stap in ‘de moderne tijd’. Wanneer Hélène op amper veertienjarige leeftijd op de fiets stapt, is dat geen evidentie. Meisjes en vrouwen die zich op de fiets wagen, worden makkelijk met de vinger gewezen. Fietsen is niet wat men ‘deugdzaam’ vindt voor een dame.

Eugène maakt al snel naam als wielrenner in Noord-Frankrijk en zijn succes werkt erg stimulerend voor Hélène. Ze wil zich graag ook aansluiten bij de Cycliste-Club Lillois, maar die hebben liever geen ‘klein meisje’ als volwaardig lid. Met haar onschuldige ogen en timide stem lijkt ze eerder voorbestemd om in het klooster te stappen, zeggen ze. Eugène is furieus wanneer hij dat verneemt en stapt meteen op bij de club.

Broer en zus Dutrieu sluiten zich aan bij een andere Rijselse fietsclub, La Madeleine. Hélène vergezelt Eugène steevast en tussen de wedstrijden door toont ze haar kunnen op de piste. Het ontbeert haar echter aan tegenstanders. Op de wielerpiste van Tourcoing treft ze echter een gelijkgestemde fietsziel. Mlle Accou uit buurstad Roubaix heeft ook de smaak van het fietsen te pakken gekregen. Eindelijk kan Hélène duelleren! Op de wielerpiste van Oostkamp rijdt de vijftienjarige Hélène Dutrieu haar eerste officiële wedstrijd, een race over 1 km tegen Mlle Accou. Hélène verliest nipt in de spurt, maar verdient er wel 15 francs mee.

Fenomeen op de fiets

Hélène en Eugène zetten zich fel in voor hun sport. Ze trainen samen en zwepen elkaar op, zowel op als naast de piste. Ze lezen ook ijverig alles wat er verschijnt over het wielrennen. Begin augustus valt hun oog op een artikel dat konde doet van het eerste werelduurrecord voor dames. Eugène zegt meteen: “Ik wed dat jij beter kan!”. Hélène gaat de uitdaging aan en traint een week voluit op de wielerpiste van Rijsel. Al bij haar eerste poging is het meteen raak. Gegangmaakt door haar broer en streekgenoot Gérard Dupont rijdt Hélène een week later 31,2 kilometer op 1 uur. Het nieuws van Hélènes record stuit echter op ongeloof … Is de tijdsopname wel juist? Hélène en Eugène zien zich verplicht om de recordpoging over te doen, maar dan met een betere omkadering.

Op 27 augustus 1893, onder de hoede van een gehomologeerde waarnemer, brengt Hélène op de velodroom van Rijsel haar uurrecord op 31,413 km. Van de ene dag op de andere is Hélène bekend. Felicitatiebrieven stromen binnen, evenals voorstellen om wedstrijden te rijden. Het is de aanzet van een onwaarschijnlijke wielercarrière.

Hélène wordt een fenomeen op de fiets, net op het moment waar het dameswielrennen veel bijval krijgt. Ze schittert op de wielerpistes van Parijs, Brussel, Luik, Antwerpen en zelfs Rome en Firenze. Wanneer ze het Kanaal oversteekt maakt ze furore door de snelste Britse rensters in eigen huis te kloppen. Meer dan eens dubbelt ze haar concurrentes op de piste, in wedstrijden over een uur. Ook in de spurt is ze bijzonder snel en klopt ze de snelste rensters. Haar mannelijke uitdagers is ze te snel af en in Rijsel wint Hélène zelfs een wedstrijd tegen een ruiter te paard.

Eerste wereldkampioene wielrennen

Het is dan ook geen wonder dat Hélène de grote favoriete wordt voor het eerste Wereldkampioenschap baanwielrennen voor dames. De populariteit van het dameswielrennen is immers zo groot dat in 1896 – tijdens een groots opgezette Belgische ‘wielerweek’ met wedstrijden op de pistes van Antwerpen, Blankenberge en Brussel – een apart luik voor de dames de meeste aandacht trekt.

Voor Hélène is het Wereldkampioenschap een geweldige uitdaging. Het vindt plaats dicht bij huis, op een piste die ze kent als haar broekzak. Wat kan er mooier zijn dan Wereldkampioene worden voor haar eigen Belgische publiek? Want ondanks haar faam in Frankrijk en de toejuichingen die ze krijgt van het Franse publiek, voelt ze zich nog steeds helemaal Belgische.

De zowat 4000 toeschouwers die naar dit WK komen kijken, worden in de watten gelegd. De luxueuze tribune en de velodroom zijn feestelijk versierd, er is een buffet, een orkest speelt in een kiosk op het middenplein en er is zelfs een vestiaire voor de hoge gasten. Onder het goedkeurend oog van Leopold II, die vanuit de koninklijke loge toekijkt, zetten de rensters zich schrap voor de start. Wanneer de startvlag valt, neemt – zoals een reporter het neerschrijft – Hélène “de handvaten van haar stuure wilskrachtig vast”. Voor heel wat toeschouwers is dit de eerste wielerwedstrijd voor dames die ze bijwonen. Ze verbazen zich over de kledij van de rensters en de sierlijkheid waarmee ze zich voortbewegen over de piste. Hélène neemt in de spurt echter makkelijk de maat van haar tegenstandsters en wint met overmacht de wedstrijd. Met deze overwinning wordt Dutrieu de eerste vrouwelijke Wereldkampioene wielrennen ooit. Een kunststukje dat ze in 1897 nog eens zal overdoen.

Oestrogenen op wielen

“Na de overwinning lachten haar ogen in het bruine gezicht en de wat breede, maar vriendelijke mond allerliefst het juichend publiek toe.”, schrijft het Nederlandse blad ‘De Kampioen’. De journalist voegt er afrondend aan toe dat “de redactie van ‘De Kampioen’ niet wil te kennen geven dat het met dergelijke wedstrijden eens is.” De goegemeente weet zich immers geen raad met al deze oestrogenen-op-wielen. “Een zeer onvrouwelijke bezigheid, ‘t moet ons van het hart”.

Dames die willen fietsen wordt verteld dat ze een 'fietsgezicht' zullen krijgen, door de gespannen uitdrukking van concentratie nodig om overeind te blijven.

Niet alleen wordt er neergekeken op sportende vrouwen, ze worden ronduit bespot. Fietsende vrouwen lopen in de kans om modder naar hun hoofd te krijgen wanneer ze voorbijfietsen, en in verschillende landen worden wielerwedstrijden voor dames zelfs verboden. De wonderlijke vertoning van de dames die snel en gracieus fietsen zorgt er echter voor dat het publiek storm loopt. Aan de ene kant zijn deze wielerwedstrijden voor dames een vorm van entertainment, aan de andere kant markeren ze een mijlpaal in de erkenning van het vrouwenwielrennen als professionele sport.

Fietsen – en zeker wielrennen – wordt aan het eind van de 19de eeuw immers zoals vele sporten geassocieerd met kracht en mannelijkheid. De inspanningen die gepaard gaan met het fietsen, zijn zogezegd strijdig met de elegantie en lichaamsgesteldheid van het ‘zwakke geslacht’. Sport als hobby – vooral voor vrouwen – lijkt al helemaal een ondenkbaar idee. Alhoewel de eerste wielerwedstrijden voor vrouwen al in 1869 werden verreden, blijven fietsende vrouwen vaak op kritiek stuiten vanuit conservatieve hoek. Om vrouwen het fietsen te ontmoedigen, worden medische argumenten bovengehaald: fietsen zou vrouwen onvruchtbaar maken, zou de zenuwen beschadigen, zou ervoor zorgen dat ze geen borstmelk meer zouden kunnen geven en “zou onherstelbare schade veroorzaken aan de organen die noodzakelijk zijn in het echtelijke leven”.

Fietsen zou [bij vrouwen] onherstelbare schade veroorzaken aan de organen die noodzakelijk zijn in het echtelijke leven.

Vrouwen die goedkeuring van hun artsen willen krijgen om te fietsen, werden geïnformeerd dat de fiets hun ingewanden dooreen zou schudden en hen kwetsbaar zou maken voor allerlei aandoeningen, van tuberculose tot jicht. Er is ook angst dat de ‘cyclomanie’ bij de vrouwen zal leiden tot ‘nymfomanie’... Dames die willen fietsen wordt verteld dat ze een ‘fietsgezicht’ zullen krijgen, door de gespannen uitdrukking van concentratie nodig om overeind te blijven.

Symbool van vrijheid

Op het moment dat de ‘vélocipédomanie’ zich meester maakt van de chique kringen van de hoofdsteden (van Parijs over Brussel tot Londen en New York) wordt de fiets een modieus accessoire, een teken van elegantie. De fiets wordt geassocieerd met een ideaal van moderniteit. Parijse vrouwen fietsen in het Bois de Boulogne en lezen ‘Le Vélocipède illustré’. Met de opkomst van de ‘safety-bike’, de eerste echte fiets met twee gelijke wielen en kettingaandrijving, wordt de fiets echt populair. Zijn er in 1897 in Frankrijk al 375.000 fietsen, dan worden er dat een decennium later al drie miljoen. Het aantal fiets-fabrikanten explodeert en door massaproductie wordt de fiets betaalbaar – 100 à 150 francs, eventueel op afbetaling en met vijf jaar garantie – voor de gewone man en vrouw.

Eindelijk een vervoermiddel waar iedereen mee kan rijden, ook de vrouwen. De leefwereld van de vrouw strekt zich tot dan niet verder uit dan huis en keuken. Beperkingen zijn de norm, met strikte gedragscodes, het huwelijk als ‘veilige haven’ en kledij die gedomineerd wordt door strakke korsetten en talloze lagen stof die het lichaam verhullen. De nieuwe bewegingsvrijheid, die dames ontdekken dankzij de fiets, laten ze zich niet meer afnemen. De vrouwen kunnen ook rekenen op de steun van de adverteerders, talrijke affiches en advertenties tonen vrouwen die op een Peugeot-, Helios- of Excelsior-fiets rijden, hun haren vrij in de wind. Het effect van de fietsrage is dan ook enorm.

Jonge vrouwen, meestal uit de midden- en hogere klassen, krijgen meer vrijheid en verenigen zich in fietsclubs. Daarmee komt het vertrouwen en een gevoel van ‘empowerment’ voor vrouwen. Niet voor niets zegt de suffragette Susan B. Anthony “Ik denk dat de fiets meer betekend heeft voor de emancipatie van de vrouw dan eender wat ter wereld. Een vrouw op een fiets staat voor mij symbool voor een onbelemmerde vrouw.” De fiets wordt een symbool van vrijheid en Hélène Dutrieu is een rolmodel voor vele jonge dames.

Van de piste naar de planken

Het is dan ook een verrassing wanneer Hélène Dutrieu eind 1898 plots aankondigt dat ze de wielersport vaarwel zegt. Het wordt steeds moeilijker om de kost te verdienen met het wielrennen. De populariteit van het wielrennen neemt aan het eind van de negentiende eeuw immers snel af. Bovendien stelt Hélène vast dat ze niet eens de helft verdient dan wat de mannelijke pistiers incasseren. Op het toppunt van haar wielerfaam in 1896 verdient ze 26.000 francs per jaar, haar mannelijke evenknie Edmond Jacquelin verdient makkelijk meer dan het drievoudige. Hélène reageert fel tegen deze onrechtvaardigheid. Een ongelijkheid die meer dan honderd jaar later nog steeds niet volledig is weggewist.

De instorting van de wielersport vindt paradoxaal genoeg zijn oorzaak bij dezelfde elite die de fiets-’hype’ op gang had gebracht: de gegoede burgerij en aristocratie hebben hun oog laten vallen op nieuwigheden als motoren, vliegtuigen en vooral auto’s. Snelle, dure en opwindende statussymbolen waarmee ze zich kunnen onderscheiden van de grote massa. Fietsclubs vormen zich om tot autoclubs. Wielerpioniers als Jan Olieslagers en Charles van den Born worden auto- en motorracers.

Het afscheid van het wielrennen betekent echter niet dat Hélène de fiets helemaal aan de wilgen hangt. Ze verkast naar Parijs, waar ze een carrière als actrice/comédienne beoogt.

Het afscheid van het wielrennen betekent echter niet dat Hélène de fiets helemaal aan de wilgen hangt. Ze verkast naar Parijs, waar ze een carrière als actrice/comédienne beoogt. Haar naam en faam als wielrenster zorgen ervoor dat ze snel een rol te pakken heeft, weliswaar gecast als… wielrenster.

La Flèche Humaine

Hélène geniet van haar leven in het bruisende Parijs, maar haar drang naar avontuur leidt haar al snel weer in een andere richting. Wanneer Hélène ontdekt dat er een stuntman furore maakt met een ‘looping the loop’ op de fiets, brengt dit haar op het idee om een gelijkaardige stunt te verzinnen: de “Flèche Humaine”.

Hélènes ‘gepatenteerde uitvinding’ wordt uitgebreid besproken in het magazine ‘Revue Universelle’: “De centrifugale kracht zorgt ervoor dat fiets en fietsster worden getransformeerd tot een projectiel. De uitvoering van deze stunt kan enkel veilig gebeuren wanneer de fiets nauwkeurig wordt bestuurd en er een gedegen wetenschappelijke begeleide training aan voorafgaat. Desondanks zal deze stunt steeds een dodelijk risico inhouden wanneer hij wordt uitgevoerd.” De Parijse Music-Halls staan in de rij om Hélènes stunt te kunnen programmeren. Het blijkt echter geen sinecure om de stunt in de praktijk te brengen, met meer vallen dan opstaan en tegenkanting van de prefectuur van Parijs die Hélène verbied haar levensgevaarlijke stunt uit te testen.

Hélène trekt naar een braakliggend stuk land in het Normandische Boulogne-sur-Mer om de “Flèche Humaine” te perfectioneren. Hélènes stunt wordt de grote publiekstrekker voor de Olympia in Parijs, maar voor de eerste try-out voor publiek trekt Hélène naar Marseille. De toeschouwers in de zaal Eldorado zijn echter te enthousiast. De mensen komen te dicht tegen de piste en blokkeren ongewild het platform waarop Hélène wil landen. De stunt loopt mis, ze valt en wordt afgevoerd. Hélène slaapt die nacht amper door de pijn van haar kwetsuren.

"Ik wil het, ik wil het!"

De volgende ochtend verzoekt ze de directeur van de Eldorado om haar voorstelling die avond af te gelasten. De furieuze Marseillaisen willen echter waar voor hun geld en de directeur voelde zich genoodzaakt om de gekwetste Hélène uit de coulissen te roepen en aan het publiek te tonen.

Hélène doet met timide stem het verhaal van haar kwetsuur, maar ze wordt overstemd door het boegeroep van de ontevreden toeschouwers. Het publiek kent geen genade, de mensen vragen hun geld terug. De directeur zet Hélène met haar rug tegen de muur: ofwel moet ze de verloren recette van de verkochte kaartjes terugbetalen, ofwel moet ze toch haar stunt uitvoeren. Hélène is alleen in Marseille. Ze heeft amper geld bij zich en is zwaar gekwetst van de val van de vorige dag. Toch heeft ze geen andere keuze dan haar stunt uit te voeren, voor een vijandig en opgeladen publiek.

Dutrieu4
Ze zit op haar fiets, de ogen dichtgeknepen en kan de ingehouden spanning van het publiek wel ruiken. “Ik wil het, ik wil het!” spreekt ze zichzelf moed in en duikt opnieuw de afgrond in.

Hélène begeeft zich weer naar de nok van de music hall, waar haar fiets op haar wacht. Een indringende ervaring. Ze zit op haar fiets, de ogen dichtgeknepen en kan de ingehouden spanning van het publiek wel ruiken. “Ik wil het, ik wil het!” spreekt ze zichzelf moed in en duikt opnieuw de afgrond in. Ondanks de pijn en immobiliteit die haar kwetsuren haar bezorgen slaagt ze er toch in de stunt tot een goed einde te brengen. Een klein wonder. Het publiek gaat uit het dak en de directeur is tevreden. Wanneer een journalist zijn bewondering laat blijken over haar doorzettingskracht zet een gepikeerde Hélène hem meteen op zijn plaats: “Beweert u nu dat durf en moed het monopolie zijn van de man?” Het antwoord hierop is uiteraard “nee”.

Vliegtuigpilote

Hélène zal met haar “Fléche Humaine” Europa veroveren. “Door de lucht zweven is een zalig gevoel”, laat Hélène optekenen. Het blijken geen loze woorden, want na haar stuntcarrière reist Dutrieu nog de wereld rond als één van de eerste vrouwelijke vliegtuigpiloten en beschermt ze Parijs als vliegtuigverkenster bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hélène Dutrieu zal te boek staan als de talentvolste en moedigste pilote uit de oertijd van de luchtvaart.

Haar levensverhaal laat zich lezen als een avonturenroman, maar toch is haar naam postuum weggedeemsterd in de nevelen van de geschiedenis. Had Hélènes leven al veel eerder neergeschreven of verfilmd geworden indien ze een man was geweest? Want hoe vaak gebeurt het dat in één leven iemand wereldkampioen wielrennen, actrice, stuntvrouw, auto- en motorracer, vliegtuigpionier en journaliste wordt? Op zich al onwaarschijnlijk, en bovendien presteerde Hélène dit in een tijdperk waarin vrouwen alles behalve geëmancipeerd waren.

Hélène Dutrieu is slechts één van de vele dames die uit het collectieve geheugen zijn verdwenen. Heldinnen uit de wereld van de kunst, literatuur, politiek, wetenschap, mode en sport zijn dikwijls in de marge van de ‘grote mannengeschiedenis’ terechtgekomen. Vrouwelijke talenten, voorloopsters en hemelbestormsters werden meer dan eens totaal genegeerd of uit de geschiedenis gewist.

Vanuit een strijd voor gelijkheid tussen alle genders, is er de laatste jaren gelukkig een tegenbeweging op gang gekomen en is er veel meer aandacht om deze vergeten vrouwen uit de vergetelheid te halen. Heel wat van de obstakels die Hélène moest overwinnen zijn nog steeds brandend actueel. Laat ons allemaal een beetje Hélène zijn en onbevreesd de bakens verzetten naar een wereld zonder ongelijkheid.

Meer weten?

Deze bijdrage is gebaseerd op het boek "Hélène Dutrieu. De vrouw die door de Olympia vloog", geschreven door Gunter Segers. Het boek bevat meer dan 300 unieke foto's. Het boek is te verkrijgen in de museumshop van KOERS, elke boekhandel en/of via mail aan: lesilespublishers@gmail.com.

bezoek de museumshop

Hélène Dutrieu

Hélène Dutrieu (Doornik, 10 juli 1877 – Parijs, 26 juni 1961) was een Belgische wielrenster, stuntvrouw en pilote. Ze was op 25 november 1910 de eerste Belgische vrouw die haar vliegbrevet behaalde (brevet nr. 27).
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.