Zoals Vlaanderen of Baskenland is Lombardije een onvervalste wielerregio. Dat twee van de vijf Monumenten – Milaan-San Remo en de Ronde van Lombardije – zich op het grondgebied van Lombardia afspelen, is geen toeval. Milaan-San Remo is de eerste grote klassieker van het seizoen. Haar bijnaam: La Primavera, De Lente, aangezien ze eind maart gereden wordt. Daarna volgt een drieluik Monumenten in april – de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik – waarna met de Ronde van Lombardije de vijfde van de meest prestigieuze klassiekers plaatsvindt. Il Lombardia wordt pas in de herfst gereden en wordt daarom La corse della folie morte – De koers van de vallende bladeren – genoemd. Hoewel deze wielerklassieker Vlamingen minder tot de verbeelding spreekt, is de ‘Giro di Lombardia’ misschien wel de zwaarste koers van de vijf Monumenten.
Het parcours slingert zich langs de steile boorden van het Comomeer en overwint verschillende hellingen. De Ghisallo is ongetwijfeld de bekendste. De beklimming van de Ghisallo (754m) vanuit het prachtig gelegen dorp Bellagio – de parel van het Comomeer – is een must voor elke wielerfan. Ondanks een schappelijk gemiddelde van 5,2% – veroorzaakt door een vlak tussenstuk en dalinkje net voorbij halverwege – is de beklimming best pittig. Ook de beloning na dik 10 km mag er wezen. Op de top van de Ghisallo in Magreglio bevindt zich het Santuario Madonna del Ghisallo Het kapelletje is volgestouwd met wielerrelikwieën. Als van de hand Gods geslagen, staar je met open mond naar fietsen van Bartali, Merckx, Moser, Coppi of Casartali. Aan de ingang van het heiligdom houden standbeelden van campionissimo Coppi, Bartali en Binda de wacht. Binnenin brandt een eeuwige vlam voor gestorven renners. Een aandenken aan Monseré was in het Santuario nog niet te vinden. We zetten dit recht door een gedenkbord met het portret van Jempi na te laten.
Naar goede gewoonte worden de klokken van de kapel geluid wanneer het peloton de top passeert. Ze kondigen ook het begin aan van de finale van Il Lombardia. Een finale die sinds 2012 gepeperd wordt met de helse Muro di Sormano, een lijdensweg van nog geen 2 kilometer met een gemiddelde van 17% – 17%! – en maxima tot 25%. We wilden deze percentages aan de lijve ondervinden, maar vonden de Sormano al na een paar honderd meter dicht gesneeuwd. Alsof de weergoden ons wilden straffen voor zoveel lichtzinnige overmoed. Of ons de martelgang wilden besparen. Misschien maar goed ook. Sommige profs moeten er tijdens de Ronde van Lombardije immers naar boven slalommen. Mét of zonder Sormano; Il Lombardia winnen is niet iedereen gegeven. Laatste Belg die hierin slaagde? Philippe Gilbert in 2009 én 2010. Voor hem waren negen Belgen er de primus: Philippe Thys (1917), Rik Van Looy (1959), Emile Daems (1960), Herman Van Springel (1968), Eddy Merckx (1971, 1972), Roger De Vlaeminck (1974, 1976), Fons De Wolf (1980) én, in 1969, Jean-Pierre Monseré.
Op zaterdag 11 oktober 1969 staat neoprof Monseré aan de start van de Herfstklassieker (266 km). De Roeselarenaar is in vorm. In de eendagswedstrijd Coppa Agostini is hij enkele dagen eerder al tweede geworden achter de Italiaan Franco Bitossi. Kondigt de Ghisallo tegenwoordig de finale aan, in 1969 lag de beklimming nog vrij vroeg in de race. Onderweg moesten de renners onder andere ook de Balisio en twee maal de Intelvi bedwingen. Het parcours van Il Lombardia is in de loop van haar geschiedenis al verschillende keren gewijzigd, maar in ‘69 ligt de streep – net als in 2015 – in Como. Na een afvallingskoers wordt er met negen voor de overwinning gespurt op de betonnen wielerbaan te Como. De Nederlander Gerben Karstens haalt het voor de net 21-jarige Monseré en Herman Van Springel, een jaar eerder winnaar van de wedstrijd.
“Onmogelijk gewaande terugkeer van verloren zoon” (13-10-1969) kopte Het Volk. Na een veelbelovend debuut bij de profs vier jaar eerder was Karstens in 1968 helemaal weggezakt. Zijn winst was een ware verrijzenis! Runner-up Monseré werd beschouwd als “de grote revelatie van het na-seizoen”. “Weinig jonge beroepsrenners kunnen zich beroepen op een profdebuut zoals Jempi Monseré”, aldus Sport ‘69 (12/18-10-1969). Toch vroeg de krant zich in één adem af of Monseré ook bij de profs een “eeuwige tweede” zou worden. Vóór zijn tweede plaats in de Coppa Agostini was Jempi bij de amateurs immers zowel tweede geworden op het Belgisch- als op het wereldkampioenschap. Flandria-ploegleider Briek Schotte was resoluut: “Na hetgeen ik in de Italiaanse wedstrijden gezien heb van Jean-Pierre twijfel ik niet meer: dat wordt een kampioen! De manier waarop hij de hellingen opreed, liegt niet: dat is grote klasse. En dat hij in de Ronde van Lombardije de spurt niet gewonnen heeft is geen drama. Als groentje tussen al die cracks moest hij noodzakelijk verliezen.”
Uiteindelijk moet Jempi niet eens zolang wachten op een eerste zege. Winnaar Karstens wordt immers gedeklasseerd na een positieve dopingplas. Gek genoeg bleek de onderzochte, met amfetaminen gecontamineerde, urine niet die van Karstens zelf, maar van zijn verzorger Jan Leys. Om lange autoritten te overbruggen had Leys ook van het verboden spul gesnoept. Eind november 1969 wordt Monseré tijdens een congres van de UCI te Genève als winnaar uitgeroepen. Zijn eerste klassieke zege is een feit. De ban is gebroken. Het eerste hoofdstuk geschreven. Een veelbelovende toekomst kondigt zich aan.
Maar dan kent het verhaal zijn gekende, trieste wending. Ploegleider Briek Schotte krijgt nog wel gelijk, want binnen zijn eerste profjaar – op 16 augustus 1970 – wint Jempi het wereldkampioenschap bij de profs. Enkele maanden later verongelukt de wereldkampioen echter tijdens een kermiskoers in Retie. Op zaterdag 20 maart 1971, daags na de winst van Eddy Merckx in Milaan-San Remo, vond in Roeselare de begrafenis van Jean-Pierre Monseré plaats. “Triomf in San Remo, tranen in Roeselare. Even verpletterend als Eddy’s meesterschap was daags nadien het leed om Jempy’s dood”, kopte Sport ‘70 (21/27-3-1971). Roeselare werd overspoeld door een mensenzee in wat beschreven werd als een vorstelijke uitvaart. De aanwezige Merckx legde zijn zegebloemen uit La Primavera op de kist. “Jempi Monseré is wel begraven. Maar hij is niet echt dood. In het hart van honderdduizenden leeft hij voort”, aldus nog Sport ‘70.
In memoriam van de eeuwige wereldkampioen wordt zowel in Retie (sinds 1971) als in Roeselare (sinds 2012) jaarlijks een herdenkingsprijs georganiseerd. De blijvende herdenking van Monseré is ook één van de redenen waarom in Roeselare in 1998 het toenmalige Wielermuseum werd opgericht. Aan het museum start de Jean-Pierre-Monseré fietsroute (30 km) die plaatsen verbindt die een belangrijke rol hebben gespeeld in het leven van de betreurde wereldkampioen.
Dit artikel verscheen eerder in Etappe #05 (2016).
Dit nummer staat in het teken van de 100ste editie van de Ronde van Vlaanderen, het 45-jarig overlijden van wielergod Jean-Pierre Monseré en de tentoonstelling 'Koers is Religie'. Je ontdekt onder meer een fiets van Fiorenzo Magni, een ode aan Frank Vandenbroucke en de roots van de kermiskoers.
Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!
Leicester, augustus 1970. De 21-jarige Roeselarenaar Jean-Pierre Monseré verschalkt tijdens het wereldkampioenschap wielrennen de gevestigde orde...