De jonge Patrick Sercu (Roeselare, 1944) groeit op in een wielermilieu pur sang. Vader Albert was zelf profrenner en wordt mentor van zijn getalenteerde zoon. Onder impuls van Sercu senior en enkele getrouwen wordt in die periode de in verval geraakte open wielerbaan te Rumbeke in ere hersteld. Daar leert Patrick van zijn vader de beginselen van de edele kunst der pisterijden. Anno 1961 neemt Sercu voor het eerst deel aan het snelheidskampioenschap van België. Op de piste van Rocourt (nabij Luik) strandt hij meteen op een tweede plek. Het levert hem een eerste WK-ticket op. De 17-jarige pistier betaalt tijdens dat WK leergeld, maar kan een jaar later opnieuw zijn kans wagen op het kampioenenbal.
Sercu kan in 1962 niet alleen terugvallen op zijn ervaring van het jaar ervoor, maar beschikt ook over een eerste nationale sprinttitel (1962) én over bijkomende kracht in de benen. Ditmaal blikt Patrick Sercu meer tevreden terug – de pistier heeft duidelijk progressie geboekt. In die mate zelfs dat een aantal mensen uit zijn entourage beginnen dromen van een topprestatie in 1963, als het WK piste in eigen land wordt betwist. En daar stelt Sercu inderdaad niet teleur, integendeel zelfs. Na een derde, beslissende manche pakt Sercu op de piste van Rocourt op indrukwekkende wijze voor het eerst de wereldtitel snelheid. Zijn doorwinterde opponenten laat hij geen schijn van kans. En dat op slechts 19-jarige leeftijd. Het thuispubliek is in extase. Na afloop laat Sercu optekenen dat hij het gevoel had “alsof ik met vrucht een ingangsexamen had afgelegd. Op die dag werd duidelijk dat ik toekomst had.”
Sercu weet zich van meet af gesteund door zijn de ‘Wielerclub Valère Ollivier/supportersclub Patrick Sercu’ De verklaring voor deze op het eerste zicht ietwat langgerekte naam is niet ver te zoeken. De club wordt oorspronkelijk opgericht om de Roeselaarse renner Valère Ollivier (1921-1958) de nodige vocale (en financiële) steun te bezorgen. Uitvalsbasis voor deze vereniging is café L’Europe, uitgebaat door Ollivier himself. De supportersclub kan dankzij de klasse van Ollivier onder meer een overwinning in Gent-Wevelgem (1948), een nationale titel (1949) en twee klasseringen als beste kermiscoureur van het land vieren. Na zijn vroegtijdig overlijden in ‘58 kiest het bestuur voor het jonge wielertalent Patrick Sercu. Op de agenda staan naast het aanmoedigen van de jonge Patrick trouwens ook het organiseren van wielerwedstrijden in en rond Roeselare. Na de eerste BK-titel van Sercu in 1962 organiseert de club een eerste huldemoment voor hun nieuw idool: “Hoewel wij goed begrijpen dat het verkeerd zou zijn een jonge renner het hoofd op hol te brengen, zijn we toch de mening toegedaan dat het past deze overwinning in onze grote Sportfamilie te vieren en aan onze Patrick in intieme kring de hulde te brengen die hij door deze prestatie heeft verdiend”, aldus een officieel schrijven vanuit het bestuur.
De eerste wereldtitel van Sercu in augustus 1963 wordt uiteraard wel met de nodige luister gevierd. In Roeselare wordt de pistier eind oktober bedacht op een officiële ontvangst en bijpassend geschenk op het stadhuis. In zijn bedankingswoordje verklaart Sercu volgens de toenmalige pers: “Ik heb het grootste aantal mijner jeugdjaren in Izegem doorgebracht, maar bleef veel aanknopingspunten met Roeselare bewaren – ik ben er geboren, ik versleet er mijn schoolbroeken, ik zette er de eerste schreden in de wielerloopbaan en ik heb er een sterke en trouwe suppotersclub.”
Na afloop mag Sercu aanschuiven aan een heus feestbanket, ingericht door zijn supportersclub. De menukaart (met ‘poulet chasseur’ als hoofdgerecht) is voorzien van een beeltenis van de jonge wereldkampioen: “De circa 130 aanwezigen zullen aanvankelijk niet vermoed hebben dat de foto die op het menu voorkwam een aandenken was aan het geschilderde portret welke Patrick zou mogen in ontvangst nemen.” Kunstenaar Georges Dheedene is volgens het verslag present tijdens de huldiging. Tijdens het feestmaal neemt André Commeyne, toenmalig voorzitter van de supportersclub, het woord en onderstreept daarin dat “zijn succes te danken is aan het ganse opvoedingsproces welke hij van zijn ouders meekreeg en ook omdat Patrick voor zijn stiel leeft en onder elk opzicht als voorbeeld mag gezien worden voor de vele sportbeoefenaars. Aan Patrick - zichtbaar ontroerd – werd dan het prachtige schilderij overhandigd met de wens dat deze een stimulans zou mogen blijven in de verdere opgang als renners. Aldus werd Patrick Sercu wel bijzonder bedacht in zijn geboortestad: een schotel met het Roeselaarse wapen op het stadhuis en een bijzonder geslaagd persoonlijk schilderij als huldeblijk vanwege zijn supportersclub.”
Wat er na de viering met het schilderij gebeurt, blijft voorlopig nog wat onduidelijk. Wel is zeker dat het werk opduikt in het Izegemse café ‘In den Belfort’, op zo’n 100 m van de fietswinkel annex café Sporting dat Albert Sercu uitbaat in de Roeselaarsestraat in Izegem. De kans dat het portret van Sercu de transfer maakte vanuit de zaak van vader Albert naar het nabijgelegen café is dus tamelijk groot. In ieder geval, als Johny Porteman in 1983 ‘In den belfort’ overneemt, is het schilderij er nog steeds prominent aanwezig. Johny: “Nadat het bestuur van Izegem Koers van de eerste etage haar vaste vergaderlokaal had gemaakt, verhuisde het schilderij van de benedenruimte naar de vergaderzaal.” Porteman zelf neemt begin 21ste eeuw een café op de Markt van Izegem over en neemt het schilderij mee: “Daar stond het al die jaren bovenop de haard.”
Nadat de café-uitbater in 2003 het tappen voorgoed voor bekeken houdt, weet Porteman niet goed meer wat doen met het kunstwerk. Politicus en secretaris van Izegem Koers Marc Vanlerberghe ontfermt zich vervolgens over het werk en geeft het een plek bij hem thuis: “Patrick Sercu had niet meteen interesse om het schilderij bij hem te bewaren. Dus besloot ik het zelf maar verder bij te houden. Maar veel verder dan de garage kwam het niet.” Een aantal weken terug polst Marc of KOERS geen interesse had om het kleinood over te nemen. In Roeselare, de Hoofdstad der Wereldkampioenen, wordt het portret van de jonge wereldkampioen in dank aanvaard en ziet het schilderij voor het eerst sinds jaren weer het daglicht. Voortaan maakt het werk deel uit van de eregalerij der wielergoden in het Museum van de Wielersport.
Leicester, augustus 1970. De 21-jarige Roeselarenaar Jean-Pierre Monseré verschalkt tijdens het wereldkampioenschap wielrennen de gevestigde orde...