Olympische Spelen
interview
retro

‘Ik heb aanvaard dat de adrenaline van de overwinning nooit meer terugkomt’. Een interview met Pascal Richard

15min leestijd   door Benedict Vanclooster op 02 augustus 2021
Pascal Richard is een van die figuren die sinds het beëindigen van zijn carrière steeds dieper tussen de plooien van de wielergeschiedschrijving is beland. Nochtans ten onrechte. De Franstalige Zwitser met Italiaanse looks drukte zijn stempel op de sport en kroonde zich als eerste tot olympisch kampioen op de weg bij de profs. Een kwarteeuw later reconstrueert hij die memorabele dag en de bewogen periode in zijn leven die daarop zou volgen.

‘Ik weet niet of het lukt om ze te laten zien. Misschien als ik niet te veel beweeg met de camera …’ Pascal Richard probeert zijn webcam in de juiste richting te draaien. Op ons Zoom-scherm verschijnen de twee ingelijste relikwieën die een plaats hebben gekregen in zijn bureau. ‘Voilà,’ zegt hij, ‘de wereldkampioenentrui en de olympische trui. En daarnaast een foto die ze van mij hebben genomen met Fabian Cancellara, toen hij olympisch kampioen tijdrijden was geworden.’

De allrounder Richard

Een wereldkampioen veldrijden die ook hoge ogen gooit op de weg: Pascal Richard, in 1988 op zijn bijna 24ste wereldkampioen cyclocross voor eigen volk in het modderbad van Hägendorf, drukte tijdens zijn profcarrière de voetsporen van Roger De Vlaeminck en trok het spoor dat later ook Wout van Aert en Mathieu van der Poel zouden volgen.

Allrounder Richard had het veldrijden al zes jaar vaarwel gezegd toen hij op zijn 32ste, op 31 juli 1996, aan de start verscheen van de olympische wegrit, die toen voor het eerst ook voor profrenners was opengesteld. Een duidelijke favoriet voor het historisch gebeuren was er niet, het parcours in Atlanta oogde voor veel renners niet onoverkomelijk.

Op papier was het veel meer geschikt voor een sprinter als Mario Cipollini dan voor een klassieke coureur’, vertelt Richard. ‘Maar de renners hebben het zwaar gemaakt door er een dollemanstempo op na te houden. Aan het eind, na ruim 220 kilometer, hadden we een gemiddelde van meer dan 45 kilometer per uur. Dat, in combinatie met de opeenvolging van kleine hellingen vergelijkbaar met de capi in Milaan-Sanremo, maakte het afmattend.’

Met ploegen van maximaal vijf renners was het bovendien haast een onbegonnen zaak om de wedstrijd te controleren, aldus Richard. ‘Helemaal anders dan op een WK, waar in die tijd nog ploegen van twaalf mochten aantreden en elf renners in dienst van een sprinter konden rijden om zo de koers te neutraliseren. In Atlanta was het chaos troef. Vandaar ook dat de olympische wegrit in het nadeel van de sprinters is uitgedraaid.’

De strategie bij de Zwitsers was zonneklaar. ‘In die zin dat er geen enkele strategie was’, lacht Richard. ‘Behalve dat we zouden proberen om in elke ontsnapping vertegenwoordigd te zijn. Maar in een ploeg met vijf is het feitelijk ieder voor zich. Een van ons vijven, Thomas Frischknecht was dan nog een lastminute invaller, voor Tony Rominger. Frischknecht was een meer dan degelijke renner, maar als enige van onze ploeg had hij de Tour niet in de benen, een competitief nadeel.’

Richard had negentien dagen voor de wegrit een schot voor de boeg gelost door in Le Puy-en-Velay, in de Auvergne, voor de tweede keer in zijn carrière een Tourrit te winnen. Bovendien had hij enige ervaring met het rijden van een kampioenschap als lid van een kleine selectie.

De herfst voordien behoorde hij tot de avonturiers die naar het WK in Colombia waren afgereisd. ‘We hadden daar recht op twaalf deelnemers, maar omdat de Zwitserse bond onze reiskosten niet wilde vergoeden, verschenen we slechts met vier renners aan de start. Ik behaalde uiteindelijk de vijfde plaats, al had met een ploeg aan mijn zijde er zeker meer in gezeten. Maar op die manier was het WK zowat mijn generale repetitie voor de Spelen geweest. En voor Atlanta prees ik me gelukkig dat ik opnieuw Rolf Järmann kon meenemen, mijn ploegmaat bij MG-Technogym die op het WK in Colombia berenwerk voor mij had geleverd.’

Geslepen vos

Richard herinnert zich hoe hij zich tijdens de olympische wegrit na een honderdtal kilometer liet uitzakken in het peloton. ‘Ik wilde uitvissen waar de grote namen zich ophielden. Miguel Indurain, Jevgeni Berzin, Bjarne Riis … Ik had ze nog niet gezien. Bleek dat zij zinnens waren zich achteraan het peloton te laten meedrijven, maar ik voelde meteen dat je beter voorin kon postvatten. Achterin hing je na elke bocht aan het elastiek. Ik ben terug naar voren gereden en heb hen die dag niet meer teruggezien.’ (lacht)

Op zowat 35 kilometer van de finish werd de wedstrijd in een beslissende plooi gelegd. ‘Ik weet niet meer precies of het Rolf Sørensen dan wel Maximilian Sciandri was die demarreerde, in elk geval ben ik onmiddellijk mee gesprongen. We hadden nog geen honderd meter voorsprong toen Sørensen ons aanspoorde: ‘Alle drie alles geven, dan hebben we elk een medaille.’ Hoe het eremetaal zou worden verdeeld, was nog de grote vraag, maar de boodschap kwam wel aan. We zijn aan een tijdrit begonnen, hebben elkaar afgelost zonder een woord te wisselen en het maximum gegeven. In de groep achter ons zaten kleppers als Richard Virenque, Michele Bartoli en Johan Museeuw. Op een gegeven moment dacht ik het nooit te zullen volhouden. Pas eenmaal als de kloof was geslagen, konden we elk beginnen nadenken hoe we het zouden afmaken, al zijn we alle drie steeds correct blijven ronddraaien.’

Richard, een man van het grote verzet, wist wat het was om de finale van een grote eendagswedstrijd te rijden. In de lente had hij Luik-Bastenaken-Luik gewonnen in een sprint tegen Lance Armstrong en Mauro Gianetti. Op zijn klassiek palmares prijkten op dat moment al de Ronde van Lombardije, twee Zwitserse wegtitels en een reeks Italiaanse semiklassiekers, zoals de Ronde van Latium (tweemaal), de Drie Valleien in Varese en de Trofeo Laigueglia.

Richard stond bekend als een geslepen vos. ‘In zo’n finale komt het aan op luciditeit en creativiteit’, zegt hij. ‘Het is heel belangrijk om je tegenstanders te kennen. Sørensen en Sciandri waren ex-ploegmaats van mij. Ik kende hen door en door. Sørensen was iemand die nooit opgaf, tot de laatste centimeter bleef vechten, zoals Van der Poel en Van Aert tegenwoordig. Sciandri was ook een uitstekende renner, maar niet de grote winnaar. Bovendien waren ze heel goed bevriend, ze woonden in elkaars buurt in Toscane en gingen samen trainen. Ik wist dus dat ze met elkaar in de slag zaten en dat Sciandri voor Sørensen zou rijden. Dat had voor mij het voordeel van de duidelijkheid. In wezen had ik maar één tegenstander: Sørensen. Ik stemde mijn koers helemaal op de Deen af.’

Het is heel belangrijk om je tegenstanders te kennen. Ik wist dat Sciandri en Sørensen met elkaar in de slag zaten.
Pascal Richard

Richard besefte dat het bij eventuele aanvalspogingen sowieso aan hem was om te reageren, en wel ogenblikkelijk. ‘Je ziet weleens in een kopgroep dat renners aarzelen en iemand twintig, dertig meter laten wegrijden alvorens ze in de reactie gaan. Ik begrijp dat niet. Hoe vlugger je in het wiel zit, hoe gemakkelijker.’

Vanuit die gedachte pareert Richard in de slotkilometer een ultieme aanval van de Brit Sciandri. Sørensen laat enkele lengtes, komt weer aansluiten en plaatst een versnelling langs de rechterkant, om Sciandri heen. ‘Sørensen probeerde me te verrassen’, zegt Richard. ‘Hij nam twintig, dertig meter. Hij speelde het echt heel handig, kan zichzelf achteraf niets verwijten. Maar de aankomst liep vals plat omhoog. Dat heeft het verschil gemaakt. Ik kon hem nog net remonteren.’

Minder dan een wiellengte verschil beslist over goud in de eerste olympische wegrit voor profs. Richard draagt de overwinning op aan zijn vader, die door een longembolie plots het leven had gelaten toen Pascal amper achttien was, en aan Fabio Casartelli, die drie jaar na zijn olympische titel van Barcelona 1992 tijdens de Ronde van Frankrijk dodelijk ten val is gekomen. ‘We waren ploegmaats bij Ariostea in 1993’, verklaart Richard. ‘Ik heb nog de kamer met hem gedeeld. Een rustig, discreet en vriendelijk iemand. In 1993 waren we met de ploeg vier weken op stage in Duitama, Colombia, waar twee jaar later het WK zou worden gereden. Back to basics, zonder tv of radio, maar dat smeedde een band. We hebben daar veel gekaart en iedere dag ook gevolleybald. De Italianen waren daar dol op: Davide Cassani, Alberto Elli, Massimiliano Lelli, Marco Saligari … en ook Casartelli dus. Iedere dag oorlog, want het waren slechte verliezers. (lacht) Prachtige herinneringen.’

In de clinch met Hein Verbruggen

Na zijn olympische titel, eenmaal terug in Zwitserland, wordt ten huize Richard een verrassingspakket afgeleverd: een grote kartonnen doos vol olympische truien. Anders dan wat weleens wordt beweerd, was Richard niet diegene die een olympische trui had laten vervaardigen, maar zijn ploegleider, ‘IJzeren Sergeant’ Giancarlo Ferretti. ‘Toen die doos arriveerde, zei ik Ferretti: ‘Super allemaal, maar heb ik wel het recht om die te dragen?’ Waarop Ferretti: ‘Ik ben hier de baas. Jij draagt hem, ik betaal jou en ga dit zaakje wel regelen.’

En zo dook er plots een olympische trui op in het peloton. ‘De ene na de andere renner kwam naar mij toe om het shirt te bewonderen en het eens aan te raken. Het jaar erop, bij Casino, kreeg ik opnieuw een trui met de ringen erop. Ik heb daar nooit mijn zegje over moeten doen.’

De ene na de andere renner kwam naar mij toe om het shirt te bewonderen en het eens aan te raken.
Pascal Richard

Drie jaar lang zal Richard een olympische trui dragen. ‘Het vierde jaar, in 2000, was het gedaan. Het reglement liet het niet meer toe. De jaren voordien hadden we gewoon gebruikgemaakt van een juridische leemte.’

Als olympisch kampioen schrijft Richard nog wel een rit op zijn naam in de Ronde van Trentino en de Ronde van Zwitserland, maar zijn grootste successen liggen achter de rug. In zijn twee seizoenen bij het Franse Casino speelt blessureleed hem parten. Daarna belandt hij bij tweedeklasseteams met betalingsproblemen: het Italiaanse Mobilvetta (1999) en het Britse Linda McCartney Team (2000), met als een van zijn ploegmaats oude bekende Max Sciandri. Toch is er één wedstrijd waar hij absoluut nog potten wil breken: de olympische wegrit in Sydney, op 27 september 2000.


‘De voortekenen waren gunstig. Ik was vierde geworden in de Internationale Wielerweek, een rittenwedstrijd in Toscane gewonnen door Paolo Bettini. Ik had me speciaal voorbereid op de Spelen, met een intense, veertiendaagse stage in Crans-Montana. De topvorm was aan het komen. Op je 36ste weet je onderhand wel hoe je je op een topevenement moet voorbereiden. Ik was er zeker van: op de Spelen ging ik er staan. Maar toen volgde de totale desillusie: ik werd niet geselecteerd.’

In een brief verzoekt Richard het Zwitsers Olympisch Comité om uitleg. ‘Dat ik niet geselecteerd werd, was zogezegd bij gebrek aan resultaten. Maar mijn resultaten waren niet minder dan die van de andere renners die naar de Spelen mochten (Oscar Camenzind, Laurent Dufaux, Mauro Gianetti, Markus Zberg en Alex Zülle, red.). Bovendien waren zij van mening dat ik als titelverdediger voorrang verdiende.’

Richard vermoedt in zijn niet-selectie een lage streek van Hein Verbruggen, de toenmalige UCI-voorzitter. ‘Na de Spelen van Atlanta was een polemiek ontstaan’, vertelt de Zwitser. ‘Tijdens de Vuelta van 1997 was in Blick, een Duitstalig boulevardblad in mijn land, een artikel verschenen waarin ik verklaarde dat Bjarne Riis en Jan Ullrich positief hadden getest maar dat die tests in de doofpot waren gestopt. Ik had dat echter nooit zo gezegd. Ik heb een advocaat in de arm genomen en Blick gedagvaard. Uiteindelijk zou de krant, tot mijn grote vreugde, ook toegegeven dat ik er voor niets tussen zat, maar het kwaad was geschied en mijn reputatie lag aan diggelen. Ondertussen diende ik voor de disciplinaire commissie van de UCI te verschijnen. Verbruggen wilde me drie maanden uit competitie halen, maar mijn advocaat zou met het Zwitsers recht op arbeid schermen, waardoor ik er uiteindelijk met een blaam ben vanaf gekomen en slechts mijn excuses aan de federatie moest aanbieden in Blick. Ik weet niet wat Verbruggen tegen mij had. Het is waar dat ik dikwijls kritiek leverde op de UCI, maar die was altijd opbouwend bedoeld.’

Donkere gedachten

15 augustus 2000, de dag waarop Richard zijn niet-selectie voor de Spelen vernam, was ook de dag waarop hij een punt achter zijn rennerscarrière zette. ‘Vier jaar lang ben je de held van de natie en ineens word je gedumpt als een hond. Dat raakte mij zo diep. Ik kon die onrechtvaardigheid niet aan, ik verdiende dit niet. Het is alsof iemand met een baseballknuppel je onverwacht langs achter een klap uitdeelt. Je ligt ineens op de grond en begrijpt niet waarom. Dat voelde voor mij als het einde van de wereld. Ik ben dan in een depressie beland.’

Voor de gevoelige Richard het begin van een periode van ruim vijf jaar die hij vandaag omschrijft als ‘erg chaotisch’. ‘Ik was verbitterd. Het probleem was ook dat ik als olympisch kampioen voortdurend aan mijn niet-selectie werd herinnerd: ‘Ah, Monsieur, ça va, notre champion ?’ Sommige dagen verberg je de waarheid en beweer je dat je je goed voelt, maar in feite ging het helemaal niet goed.’

Richard ziet in die periode zijn huwelijk met Claudia op de klippen lopen, de Italiaanse met wie hij twee dochters heeft. Hij komt ook voor verzekeringsfraude in aanraking met het gerecht. Donkere gedachten maken zich van hem meester. Wanneer vrienden hem proberen de relativiteit van de Spelen te doen inzien, voelt hij zich alleen nog maar minder begrepen. Zij kunnen zich niet voorstellen dat de Spelen zijn leven, zijn werk en zijn passie zijn, het doel waar hij zich zoveel opofferingen voor heeft getroost. Ook professioneel gaat het hem niet voor de wind, wanneer hij na ruim zes maanden ‘nadenken en rusten’ een modeboetiek in Montreux probeert te vestigen. ‘Na twee jaar had ik begrepen dat er geen afzetmarkt was. In een wielerland als België kun je leven van de naam ‘Pascal Richard’, in Zwitserland niet.’

Vier jaar lang ben je de held van de natie en ineens word je gedumpt als een hond. Het is alsof iemand met een baseballknuppel je onverwacht langs achter een klap uitdeelt.
Pascal Richard

Ruim vijf jaar nadat hij abrupt zijn rennerscarrière heeft afgesloten, behaalt Richard misschien wel de belangrijkste overwinning van zijn leven. Hij verslaat zijn demonen. ‘Op een dag ben ik opgestaan, heb ik mezelf een spiegel voorgehouden en heb ik de klik gemaakt. Om gelukkig te zijn, moest ik aanvaarden. Stoppen als wielrenner voelt als een eerste keer sterven. De adrenaline, de voldoening en het plezier van een wedstrijd winnen zou nooit meer terugkeren. Niets in het leven kon daarvoor zorgen. Het ging er niet om een bladzijde om te draaien in een boek, maar om carrément te veranderen van boek. Zonder het vorige te vergeten, maar het was afgesloten.’

Als ‘hoofdpersonage’ in dat nieuw aangesneden boek komt Richard vandaag over als een charmant en gelukkig man. Aan de zijde van een nieuwe levensgezellin heeft hij zijn privéleven weer op orde. In zijn vrije tijd gaat hij veel fietsen – ‘8.000 kilometer vorig jaar, veel cyclocross en gravel’ – en heeft hij de wielersport weer helemaal in de armen gesloten – ‘prachtig hoe creatief de nieuwe generatie koerst’. Achttien jaar inmiddels runt hij een eigen architectenbureau in het mondaine Montreux, aan de oevers van het Meer van Genève, waar hij vijf werknemers in dienst heeft en zijn diploma van bouwkundig tekenaar verzilvert dat hij op zijn negentiende behaalde.

‘Ik had in mijn carrière meer koersen kunnen winnen, dat klopt. Ik heb er weggegeven door ploegmaats te laten winnen, maar was ik vandaag anders gelukkiger geweest? Ik ben heel tevreden met wat ik heb bereikt.’

360°

Bekijk in detail

In 1996 kende Richard zijn absoluut topjaar. Naast Luik-Bastenaken-Luik werd hij Olympisch kampioen. Deze trui, uit de collectie van Noël Grégoire, verwijst naar die unieke overwinning.

‘Door het beleid van de UCI werd epo gelegaliseerd en gegeneraliseerd’

Pascal Richard behaalde zijn olympische titel in een tijdvak waarin het epogebruik welig tierde. In 1993 trad hij in Italiaanse loondienst, bij het Ariostea van Giancarlo Ferretti. De Laars stond bekend als het epo-epicentrum en bij Ariostea heette de ploegarts Luigi Cecchini, later in opspraak gekomen als preparatore van onder meer Bjarne Riis, de Deense Tourwinnaar van 1996.

Richard omschrijft Cecchini als een ‘heel eerlijk iemand, geen charlatan’. Tegelijk draait hij niet om de hete brei heen. ‘Als renner stel je je vertrouwen in een ploeg, een staff, een teamarts. Je neemt soms dingen in waarvan je niet weet wat het is.’ In zijn pas verschenen biografie Pascal Richard, l’insoumis du peloton, opgetekend door Bertrand Duboux (Editions Attinger), zegt hij: ‘Ik ben ervan overtuigd dat ik bij Ariostea epo heb gekregen. Ik ben daar pas later achter gekomen. Maar toen ik het boek las van Willy Voet, over de Festina-affaire, was ik echt gedegouteerd. Ik vond het zo buitensporig dat ik het zelfs niet kreeg uitgelezen.’

Richard gaat er prat op nooit scheep te zijn gegaan met een privéarts, een persoonlijke preparatore. ‘Ik heb het aanbod gekregen, een aanbod dat alleen renners krijgen die het potentieel hebben om grote koersen te winnen. Het was verleidelijk, maar ik heb voor mijn gezondheid gekozen. Anders had ik misschien een grote ronde kunnen winnen, maar nu prijs ik me gelukkig met mijn keuze. Zou mijn leven nu zoveel beter zijn met een koers meer of minder op mijn palmares? Ik geloof het niet’, aldus de Zwitser, die qua rittenkoersen onder andere de Ronde van Zwitserland en ‘zijn’ Ronde van Romandië (tweemaal) op zijn naam schreef.

Richard kan zich ook nog steeds opwinden over het feit dat de UCI destijds, in 1997 onder het voorzitterschap van Hein Verbruggen, hematocrietcontroles invoerde in een poging het epoprobleem in te dijken. Epogebruik kon in die tijd namelijk nog niet worden gedetecteerd. Door het opleggen van een hematocrietgrens, het percentage rode bloedcellen in het bloed, wilde de wielerunie vermijden dat er doden zouden vallen. ‘Door die grens van 50% in te voeren werd epogebruik in de praktijk gelegaliseerd en gegeneraliseerd. Het werkte competitievervalsing in de hand’, beweert Richard, zelf van nature begiftigd met een hoge hematocriet van 48 à 49%.

Pascal Richard

Pascal Richard (Vevey, 16 maart 1964) is een voormalig Zwitsers wielrenner.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.