De herinnering aan Nicolas Frantz wordt in zijn voormalige woonplaats Mamer (nabij Luxemburg-Stad) levendig gehouden door zijn kleinkinderen Ralph (67) en Joëlle (63) Letsch. In het statige huis waar de oud-Tourwinnaar tot het einde van zijn leven in 1985 woonde en een fietsenwinkel uitbaatte, hebben broer en zus Letsch het voormalige atelier ingericht als was het een museum over hun grootvader. Pronkstukken in de collectie zijn onder meer een authentieke gele trui en de fiets waarop Frantz in 1927 zijn eerste Tourzege behaalde.
Tussen de uitgestalde en geafficheerde memorabilia lijken er evenwel een aantal op het eerste gezicht niet thuis te horen. Zo hangen er vaantjes van RSC Anderlecht en Standard Luik aan de muur en staan er diverse voetbaltrofeeën tentoongesteld. ‘Dat zijn souvenirs aan het voetbalverleden van onze vader’, verduidelijken Joëlle en Ralph Letsch.
De vader van Joëlle en Ralph heet Léon Letsch (96). Hij is de echtgenoot van Nicole Frantz (92). Zij is de dochter én enig kind van de Tourwinnaar. Léon Letsch bouwde net als zijn schoonvader een internationale topsportcarrière uit. Op zijn achttiende, in 1945, stootte hij door tot het eerste elftal van Spora Luxemburg, de voetbalclub uit de hoofdstad waar zijn neus voor doelpunten al snel in het oog sprong.
Op een onderbreking van 1950 tot 1953 na, toen hij tijdens zijn studies in Frankrijk voor de profclub C.O. Roubaix-Tourcoing uitkwam, bleef Letsch tot het einde van zijn carrière in 1961 Spora trouw. In 210 officiële matchen deed de spits 102 keer de netten trillen, drie keer veroverde hij de Luxemburgse titel en twee keer de Beker.
Letsch mocht ook 63 keer de kleuren van de Luxemburgse nationale ploeg verdedigen (55 keer met de A-kern, acht keer met de B-ploeg) en maakte daarbij elf doelpunten. Op de Olympische Spelen van Helsinki 1952 droeg hij met twee doelpunten bij aan de onverwachte 5-3-zege van Luxemburg in de voorronde tegen Engeland, om vervolgens in de eerste ronde met één doelpunt verschil (2-1) het onderspit te delven tegen Brazilië.
Maar het was niet alleen voetbal dat bij Léon Letsch de klok sloeg. Zoals het in de familie betaamde, was ook hij niet immuun voor het wielervirus. Zo engageerde hij zich op latere leeftijd voor Vélo-Sport Mamer, de club van zijn schoonvader waar hij na zes jaar als secretaris vanaf 1989 voorzitter werd.
In het atelier van de voormalige woning van Nicolas Frantz wijzen Joëlle en Ralph op een ingekaderde foto aan de muur, waar Léon Letsch op vereeuwigd staat aan de zijde van twee beroemdheden: zijn schoonvader, de voormalige Tourwinnaar, én Josy Barthel, de eveneens in Mamer geboren olympische kampioen op de 1.500 meter afstandslopen van Helsinki 1952. ‘Drie uitzonderlijke sporters afkomstig uit één klein dorpje, opmerkelijk toch?’, werpen Joëlle en Ralph op.
En daar houdt de familiekroniek nog niet op. Ook Ralph Letsch, zoon van Léon en kleinzoon van de Tourwinnaar, was een verdienstelijk topsporter. ‘Ik speelde handbal, maar dat hoeft u niet te schrijven’, zegt hij bescheiden. Er lachend aan toevoegend: ‘Ik heb overigens ook heel wat herinneringen aan die periode overgehouden die ik altijd bij me draag: een gebroken vinger, nog een gebroken vinger, nog een gebroken vinger, nog een gebroken vinger en een gebroken neus.’
Op voorzet van zus Joëlle vertelt Ralph ook de prestaties waar hij wel degelijk trots op mag zijn. ‘Met mijn club hebben we nog Europees gespeeld en bovendien ook Europese wedstrijden gewonnen. We zijn ook drie keer tweede geëindigd in de nationale trofee voor Sportploeg van het Jaar in Luxemburg. Ik maakte ook deel uit van de nationale ploeg.’
Ralph behaalde zijn eerste selectie voor de nationale handbalploeg in 1981. In totaal zou hij dertien keer worden opgeroepen. Daarbij scoorde hij twee doelpunten.
Het sportieve familieverhaal had nog mooier kunnen ogen, was er niet die ene bladzijde geweest, in gitzwarte inkt geschreven op 10 april 1927. ‘Onze grootvader nam op die dag deel aan een wedstrijd in Luxemburg-Pfaffenthal, Handicap du Faubourg genoemd’, vertelt Ralph. ‘Hij reed er samen met een naamgenoot en verre neef, Nicolas Frantz II.’
Nicolas Frantz II had als junior op nationale kampioenschappen baanwielrennen medailles behaald en was bij de onafhankelijken (een categorie tussen de amateurs en de profs) nationaal kampioen op de weg geworden. In 1927 was hij neoprof. ‘De bedoeling was dat hij dat jaar met Alcyon zou meegaan naar de Tour om onze grootvader aan eindwinst te helpen’, zegt Ralph. ‘Opa heeft de Tour gewonnen, maar het was zonder Nicolas Frantz II.’
De Handicap du Faubourg bestond erin dat Nicolas Frantz I en II samen van start gingen tien minuten na de andere deelnemers en die probeerden in te halen. Net toen ze bijna in hun opzet waren geslaagd, tikte Nicolas Frantz II echter het achterwiel van zijn naamgenoot aan. Hij werd naar de linkerkant van de weg gekatapulteerd en door de volgwagen aangereden.
Ondanks de hevige klap leek de schade op het eerste gezicht mee te vallen, met ‘slechts’ oppervlakkige wonden en een sleutelbeenbreuk. Maar schijn bedroog. Enkele uren nadat hij naar het ziekenhuis was afgevoerd, bezweek Nicolas Frantz II aan de gevolgen van een inwendige bloeding. Hij was amper 23.
‘Onze grootvader heeft over dit drama nooit in detail verteld, maar hij is het duidelijk heel zijn leven blijven meedragen’, zegt Ralph. ‘Als het onderwerp ter sprake kwam, raakte het hem nog steeds. Hij was diegene die hem had ingehuurd en die dag met hem reed. Maar de geneeskunde in die tijd was helaas nog niet wat ze vandaag is.’
De Tourwinnaar zou zijn schielijk overleden naamgenoot blijvend in het hart dragen. Zodra Nicolas Frantz na het einde van zijn wielercarrière in 1934 tot het bestuur toetrad van Vélo-Sport Mamer, zette hij mee zijn schouders onder de Grote Prijs Nicolas Frantz II in Mamer, een wedstrijd aanvankelijk voor nieuwelingen en junioren en later, tot in de jaren 1960, voor amateurs.
Een van de in het oog springende namen op de erelijst van die Grote Prijs Nicolas Frantz II – en om het familieverhaal helemaal compleet te maken – is die van Paul Frantz, een in 1915 geboren neef van de Tourwinnaar. Paul Frantz won de wedstrijd in 1937 als lid van Vélo-Sport Mamer. De in 1915 geboren neef van de Tourwinnaar was geen onbeschreven blad: een jaar eerder was hij als een van de vier Luxemburgers aan de start verschenen van de olympische wegrit op de Spelen van Berlijn.
In die door de Fransman Robert Charpentier gewonnen wedstrijd zouden van het Luxemburgse kwartet alleen Jacques Majerus en François Neuens de finish bereiken (volgens het officiële boek van de Spelen van Berlijn respectievelijk als 31ste en 32ste, volgens andere bronnen ex aequo samen met twintig andere renners op de zestiende plaats). Paul Frantz van zijn kant kreeg in Berlijn af te rekenen met pech: een andere renner had met een vleugelmoer zijn spaken geraakt, waardoor de wedstrijd van de 21-jarige Luxemburger uit Mamer er vroegtijdig op zat.
Drie weken na de Spelen kroonde Paul Frantz zich tot Luxemburgs kampioen bij de amateurs. Twee jaar later, in 1938, voegde hij daar nog een zilveren medaille aan toe op het nationaal kampioenschap voor profs, de wedstrijd waarin Nicolas Frantz zijn hele profcarrière lang (van 1923 tot 1934) onklopbaar was gebleken. Paul Frantz hield het bij die ene podiumplaats. Het seizoen erop, in 1939, zette hij een punt achter zijn profcarrière.
De tweede buitenlandse halte – na het Nederlandse Valkenburg – staat in het teken van Elsy Jacobs, die in 1958 het allereerste WK voor vrouwen won....