Ronde van Vlaanderen
longread
retro

Over Magni, Coppi en Bartali in Vlaanderen. Viva Fiandre?

10min leestijd   door Frederik Backelandt op 23 augustus 2022
Dat Fiorenzo Magni drie keer op rij de Ronde van Vlaanderen won, weet nagenoeg elke wielerliefhebber die zichzelf respecteert. Maar dat Fausto Coppi ooit de Omloop Het Volk won (al klopt ook dat niet helemaal), is al minder gekend. En waarom kon je Gino Bartali nauwelijks op Vlaamse bodem treffen? Het relaas van de grote drie van het Italiaanse ciclismo in Fiandre...

Over Gino Bartali kunnen we kort en krachtig zijn: Vlaanderen was zijn ding niet. Een kristalheldere aanwijzing waarom de Toscaan zijn neus ophaalde voor Vlaamse koersen, is niet te traceren. Maar we kunnen wel vermoeden waarom. Bartali was een klimmer en ronderenner. Méér nog dan Coppi en Magni die wél tuk waren op eendagsavonturen in het noorden. Voor het werk op de velodromen van Gent, Antwerpen of Brussel, toch wel een belangrijke trekpleister in die tijd, stond Bartali ook al niet te springen.

De Ronde van Vlaanderen werd voor veel buitenlanders pas 'interessant' na 1947. Toen werd een soort wisselbeker in het leven geroepen, de Trofee Desgrange-Colombo, die de meest regelmatige wielrenner van het jaar bekroonde. De Ronde van Vlaanderen werd toen, net als een klad andere wedstrijden, opgenomen in deze embryonale voorloper van het WorldTour-klassement. Maar Trofee of niet, Bartali zag je niet in de Ronde. In 1948 werd Bartali met zijn 33 lentes al Il Vecchio genoemd, 'het oudje'. Wat zou hij, in de herfst van zijn loopbaan, nog gaan zoeken in de Ronde van Vlaanderen? Dat in het heilige Mariajaar waarin hij nog eens de Tour de France wou gaan winnen, tien jaar na zijn eerste eindzege.

Eén keer wilde hij dat jaar nog aantreden in het noorden, in Valkenburg waar in de zomer het wereldkampioenschap werd gereden. Maar Vlaanderen? Nee, liever niet. “Non mi piace, dat bevalt me niet”, moet Gino met zijn roeste stem hebben gekreund. Actes de présence op criteriums, ook in Vlaanderen, daarvoor was Bartali dan weer wel te vinden.

Leeuwenmoed

Over Gino Bartali zijn we dus vrij snel uitgepraat: het noorden was niet aan hem besteed; in tegenstelling tot enkele van zijn tijdgenoten en grote rivalen uit de jaren veertig en vijftig van vorige eeuw. Met name Fausto Coppi en Fiorenzo Magni keken wél verder dan de rittenkoersen en Italiaanse eendagswedstrijden...

Van bij de eerste meters in mijn eerste Ronde van Vlaanderen ontdekte ik dat ik een Vlaming had kunnen zijn.
Fiorenzo Magni

Magni was helemaal wild van het koersen over kasseien. “Van bij de eerste meters in mijn eerste Ronde van Vlaanderen ontdekte ik dat ik een Vlaming had kunnen zijn. Kasseien waren mijn biotoop. Het was net alsof ik over asfalt reed. Op kasseien hoorde ik te demarreren, klaar.” Het was een Italiaanse journalist die Magni in 1951, na diens derde Rondezege op rij, de bijnaam Il leone delle Fiandre, de leeuw van Vlaanderen, gaf. “Ik hou van die naam. Niet in het bijzonder omdat ze me een leeuw noemen, maar wel omdat ze me de 'leeuw van Vlaanderen' noemen.

Het vergde toentertijd wat van een renner, en zeker van een buitenlandse renner, om naar Vlaanderen af te zakken en al die steengoede Vlaamse kampioenen op eigen terrein te komen bekampen. Daar was leeuwenmoed voor nodig.” De leeuwenmoed waarvan Magni een overdosis had, had Gino Bartali dan blijkbaar niet. En, als we de redenering doortrekken, Fausto Coppi dan al evenmin. Nochtans had het in Coppi's geval anders kunnen lopen...

Fricassee

Was Coppi na zijn zege in de Omloop Het Volk in 1948 niet teruggezet geweest naar de tweede plaats, dan was hij allicht happiger geweest om de daaropvolgende jaren de bokshandschoen op te nemen tegen Magni en Van Steenbergen in de bonkige lenteklassiekers. Maar de schande van de Omloop 1948 zette dat scenario op een zijspoor. Die Omloop was Coppi's eerste kasseikoers van formaat in Vlaanderen. “Mijn lastigste wedstrijd ooit”, zou hij zich nadien laten ontvallen.

Het was door toedoen van Guillaume 'Lomme' Driessens, die zich opwierp als verzorger, begeleider en mentor van Coppi in Vlaanderen, dat hij aan de start van die Omloop was verschenen. Driessens had Coppi in 1947 Coppi opgevangen bij hem thuis in Vilvoorde toen die een pistemeeting kwam rijden. Hij ontfermde zich over de Italiaan, toen al winnaar van de Giro, enkele klassiekers en houder van het werelduurrecord. Coppi trok bij Driessens in en leerde... fricassee eten. “Fausto stopte halverwege de trap en snoof luid met zijn neus. Zoiets lekker had hij nog nooit gegeten”, liet Lomme later optekenen. In elk geval regelde Lomme alles voor Coppi, inclusief de wedstrijdcontracten waarbij hij uiteraard zelf een graantje meepikte.

Op de Omloop van 1948 had Coppi zich helemaal toegelegd. Hij reed de hele wedstrijd in de spits maar reed ook twee keer lek. Op de Kwaremont kreeg hij nog een wiel van zijn ploegmaat Conte, in Mater bood de individuele renner (een niet-ploegmaat dus) René Walschot hem een wiel aan! Coppi aanvaardde het gebaar maar de – voor die tijd – onreglementaire wielwissel kostte hem wel de zege. Het was de runner-up, Sylvain Grysolle, die er voortaan prat op kon gaan dat hij de campionissimo had 'geklopt'.

Coppi was vanaf 1947 te zien op de wintervelodromen van Brussel, Gent en Antwerpen. In tegenstelling tot Bartali was hij een volleerd pistier en één van de beste achtervolgers van zijn tijd. In april 1949 keerde Coppi weer terug naar het noorden om enkele voorjaarsklassiekers te rijden. Geen Omloop Het Volk meer maar wel de Waalse Pijl en Parijs-Roubaix. Zonder succes. Hij werd derde in de Waalse Pijl na een controversiële finale waarbij de Italiaan zich geflikt voelde door Rik Van Steenbergen en co. In Parijs-Roubaix zag Fausto zijn broer Serse winnen. De helleklassieker zou sowieso Coppi's lievelingswedstrijd in het noorden blijven. Hij won de wedstrijd op een weergaloze manier in 1950 en moest in 1952 en 1955 nipt de duimen liggen voor respectievelijk Rik I en de Fransman Jean Forestier. In 1959, op 39-jarige leeftijd, bereikte een door de smurrie haast onherkenbare Coppi nog als 44ste de velodroom van Roubaix. Het leverde hem toen, in de nadagen van zijn carrière, de sympathie van heel wat wielerliefhebbers op.

Kortom, het hoeft dus geen verder betoog: Fausto Coppi kon als de beste over kasseien rijden. En hij hield ervan, net zoals Magni. “Wil ik zeker zijn van winst, dan moet ik iedereen achterlaten. Dan moet ik krachtig versnellen en alleen fietsen, voor alles en iedereen uit”, beschreef Coppi ooit zijn zo vaak beproefde ‘wedstrijdtactiek’. Geef toe, een dergelijke tactiek had hij ook perfect kunnen hanteren in een wedstrijd als de Ronde van Vlaanderen. De hamvraag blijft: waarom zag men hem dan nooit in Vlaanderens Mooiste, een koers die eind jaren veertig toch steeds meer aanzien kreeg?

Geen campionissimo

Misschien had het evenwicht in het Italiaanse triumviraat daar iets mee te maken... Bartali bleef thuis, Magni kon z'n ding doen in de Ronde en Coppi had Roubaix als speeltuin. Was er een soort overeenkomst tussen het drietal, en dan vooral tussen die laatste twee – waarbij Coppi ermee toestemde weg te blijven uit Fiandre om Magni's feestje niet te vergallen?

Eén keer zag het ernaar uit dat Coppi de Ronde van Vlaanderen ging rijden. In maart 1951 zou Coppi aan Het Nieuwsblad-journalist Berten Bafcop hebben verklaard tuk te zijn op een eerste deelname aan de Ronde. Volgens een zelfverzekerde Bafcop was het zelfs al in kannen en kruiken: “Coppi, door de dubbele zege van zijn landgenoot Fiorenzo Magni in de Ronde van Vlaanderen, stond er op te verklaren dat hij alleszins de eerste Vlaamse klassieker van het jaar zou komen betwisten. (…) Fausto zou dolgraag, en vóór alles, zijn naam op de erelijst van Sportwerelds Ronde van Vlaanderen schrijven.”

Een sleutelbeenbreuk, opgelopen op 11 maart bij een val in de finale van Milaan-Turijn, verstoorde Coppi's plan om de Ronde te rijden. En het was Fiorenzo Magni die voor de derde keer op rij de Vlamingen de les spelde. Het ontlokte bij Karel Van Wijnendaele toen de legendarische woorden “We hebben nog onze ogen om te schreien!”. Rik Van Steenbergen werd in 1951 de eerste Belg op een zesde plaats. De natie was in rouw, de Italianen (met ook Loretto Petrucci op een vierde plek) feestten.

Verwijfden en verwaterden onze renners dan toch in kermiskoersen en kriteria?
Karel Van Wijnendaele

In 1955, toen zijn wielercarrière al over zijn hoogtepunt heen was, zou Fausto Coppi aan Willem Van Wijnendaele (zoon van) hebben verklaard de Ronde van Vlaanderen in 1956 te zullen rijden. “Ik betwist, indien de omstandigheden het me toelaten, in ieder geval twee grote wegwedstrijden buiten Italië: Parijs-Roubaix en de Ronde van Vlaanderen. Ja, de ronde! Ik voel me zedelijk verplicht, de belofte die ik aan uw vader en aan u al zo lang geleden deed, eindelijk na te komen.”

Coppi hield zijn woord niet en stuurde ook in 1956 zijn kat. Deze keer geen val die 'm thuishield. Wat dan wel? We hebben er het raden naar. Zou het startgeld er iets mee te maken hebben? Want hoewel de Ronde door opname in de Desgrange-Colombo meer buitenlandse kleppers aan de start kreeg, weigerde de organisatie (in het bijzonder Karel Van Wijnendaele) hogere startgelden te betalen. Ook niet voor de grootste kampioenen. Volgens Van Wijnendaele moest een renner het als een eer beschouwen te mogen starten in de Ronde. Misschien had Coppi het daar niet zo op begrepen? Het blijft giswerk. Er is in elk geval het gedocumenteerde verhaal van de Zwitserse kampioen Ferdi Kübler die ooit 35.000 frank startgeld vroeg. Een bedrag dat Karel Van Wijnendaele weglachte, waarna Ferdi inbond en genoegen nam met een tiende van het door hem gevraagde bedrag.

Magni heeft het welles-nietes-verhaal rond Coppi en de Ronde naar eigen zeggen nooit aan zijn hart laten komen. “Mijn drie opeenvolgende zeges in Vlaanderen beschouw ik als de vervolmaking van mijn kunde als wielrenner”, aldus de in 2012 overleden Magni. En terwijl Magni het onmogelijke deed – voor een derde keer op rij winnen tegen een rist verbeten Vlaamse kampioenen – haalde Van Wijnendaele hard uit. Voor Koarle was de Italiaanse putsch en de hattrick van Magni geen toeval meer. Zelfs het verschrikkelijke weer, wat toch in het voordeel had moeten spelen van 'de onzen', bleek geen hinderpaal meer voor deze verbluffende zuidelijke Flandriens. “Een hondenweder, dat gemaakt was voor de zonen van de 'Trimards' uit Ward Vermeulen's roman, en voor deze van uit Streuvels 'Dood in den ast?' Maar niet voor de Magni's en de Petrucci's, of Redolfi's en de Gauthier's uit de zonneweelde van Italië en het Franse Zuiden! [sic]”, schreef Van Wijnendaele ontzet. En zijn uitsmijter kon ook wel tellen: “Verwijfden en verwaterden onze renners dan toch in kermiskoersen en kriteria?”

Dit artikel verscheen eerder in Etappe #02 (2013).

In 2013 was het 100 jaar geleden dat de eerste Ronde van Vlaanderen verreden werd. Het nummer staat in het teken van dit Monument en de (oer)flandriens. Naast de Ronde passeren onder meer de Zesdaagse van New York, Johan Museeuw en Grace Verbeke de revue.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.