15min leestijd   door Wannes Braems op 25 januari 2022
Elk jaar aan het begin van de zomer laten renners hun thuis, familie en vrienden achter om zich te laten opslorpen door de gigantische bubbel die Tour de France heet. Nadat de sterksten na drie weken de eindmeet in Parijs gehaald hebben, keert iedereen terug huiswaarts. Daar wacht hen vaak een hartelijke ontvangst door al degenen die hen een warm hart toedragen en worden ze gevierd voor hun prestaties. De Tourhelden worden overladen met felicitaties, bloemen en trofeeën. Het zijn vooral deze laatste cadeaus die ons blijvende herinneringen schenken aan deze feestelijke Tourhuldigingen.

Een huldiging waarvan de beelden in het collectief geheugen gegrift staan, is ongetwijfeld de ontvangst van Eddy Merckx in Brussel in 1969. In die magische zomer behaalde Merckx op indrukwekkende wijze zijn eerste Tourzege. Vier dagen nadat hij in de gele trui was aangekomen op de piste van Vincennes, werd Merckx in Brussel verwelkomd. Duizenden enthousiaste Belgen stonden Merckx die donderdagmiddag op te wachten op en rond de Grote Markt.

Hoe kon het ook anders? België had voor de Tweede Wereldoorlog met Odiel Defraeye, Philippe Thys, Firmin Lambot, Léon Scieur, Lucien Buysse, Maurice De Waele, Romain Maes en Sylvère Maes niet minder dan twaalf Touroverwinningen behaald – ruim 1 op 3 edities! Maar na de oorlog hadden tot dan toe enkel buitenlanders de gele trui weten te veroveren. Toen Merckx in 1969 won was het exact dertig jaar geleden dat nog een Belg had gezegevierd. Dit lange wachten culmineerde in een gigantische vreugde-uitbarsting op de Brusselse Grote Markt. Iedereen wilde een glimp opvangen van de kersverse Tourwinnaar!

Romain Maes, niet vergeten in Duinkerke

Eén van die succesvolle vooroorlogse Tour de France-edities was die van 1935, waarin Romain Maes schitterde. De Franse ploeg startte in die editie als de grote favoriet; zij hadden namelijk de vijf voorgaande edities gewonnen en hadden in 1935 met Magne, Leducq en Speicher niet minder dan drie oud-winnaars in hun rangen. De Belgische ploeg rekende vooral op Félicien Vervaecke, die de Tour het jaar voordien als vierde had afgesloten. De 22-jarige Romain Maes rekende men niet meteen bij de favorieten voor de eindoverwinning; men dichtte hem in de voorbeschouwingen vooral een rol toe in de eerste vlakke etappes die gemaakt waren voor aanvallers.

Al in de eerste etappe vervult Maes die rol met verve, want hij komt solo aan in Rijsel en krijgt de eerste gele trui omgord. De kranten speculeren meteen hoelang Maes die kan behouden: “Maes is geen razend rap eindsprinter. Hij klimt niet à la Binda; hij kan zelfs geen trein loopen [dwz. hij is geen hardrijder] als een Rebry, maar wat hij wel kan, dat is volhouden, wilskrachtig doorboren, zoolang als er nog een greintje kracht in zijn spieren blijft.” Het zijn inderdaad die kwaliteiten die doorzetter Maes in de resterende 26 ritten aanspreekt om de gele trui in zijn bezit te houden. Meerdere malen hangt die aan een zijden draadje, maar telkens weer kruipt Maes door het oog van de naald. De grootste bedreiging komt uiteindelijk uit zijn eigen ploeg. Net wanneer hij in de bergrit naar Luchon een lastig moment kent, demarreren Félicien Vervaecke en Sylvère Maes. Hij verliest twintig minuten op zijn twee landgenoten maar weet de trui toch te behouden. Wanneer één dag later de gevaarlijke Italiaan Morelli in het offensief gaat, moeten de Belgen wel eensgezind rijden en schaart iedereen zich terug achter Romain Maes.

Uiteindelijk zal Maes het gele kleinood gedurende de hele Tour dragen; een zeldzame prestatie die enkel Ottavio Bottecchia en Nicolas Frantz hem voordeden. Met een solozege in de slotrit tussen Caen en Parijs zet Maes zijn Tourzege nog wat extra in de verf. In het Prinsenpark wordt hij opgewacht door zijn zus Paula en zijn 60-jarige moeder Paulina, die nog nooit haar dorp Zerkegem heeft verlaten. Na de aankomst valt Romain, helemaal overweldigd, huilend in de armen van zijn moeder. Het is zonder twijfel een foto die thuishoort in de galerij van iconische Tourbeelden.

In België werd Maes als een volksheld onthaald: iedereen wilde een ontmoeting met de nieuwe jonge Tourheld. In Brussel werd hij rondgereden in een open auto tussen dikke rijen enthousiaste supporters. Maes liet zich de aandacht welgevallen, want in de maanden na de Tour vervulde hij niet minder dan 62 sponsorcontracten. Hij verdiende daarmee goed geld, wat in het wielrennen uitzonderlijk was in die tijd, maar het ging wel ten koste van zijn gezondheid. In de jaren na zijn Tourzege wist Maes zijn exploot niet te herhalen, en slechts zelden zag men de toprenner uit 1935 terug. De Tweede Wereldoorlog riep zijn uitdovende carrière definitief een halt toe.

360°

Bekijk in detail

De trofee uitgereikt door de Duinkerkse wielervereniging P.B.A.C.D. aan Romain Maes, twintig jaar na diens Tourzege. (collectie Noël Grégoire)

Romain Maes bleef in wielermiddens echter een graag geziene gast. Zo werd hij in 1955 in het Franse Duinkerke gehuldigd voor zijn Tourzege twintig jaar eerder. Maes ontving daarbij bovenstaande trofee. Dat men Maes in Duinkerke wilde huldigen, is trouwens niet toevallig. Romain was namelijk lid van de Oostendse Velo club de Zeemeeuw, net als zijn naamgenoten Sylvère, Leopold en Maurice Maes – tussen wie opvallend genoeg geen enkele familieband bestond. Zoals vele Vlaamse renners uit die tijd gingen ook de Maessen op zoek naar wielergeluk in Frankrijk, waar de wielersport op dat moment professioneler georganiseerd was en er wat meer te verdienen viel. Zo gebeurde het geregeld dat ze de grens overstaken naar Frans-Vlaanderen om daar aan wedstrijden deel te nemen. Aangezien dat moest gebeuren in de kleuren van een Franse wielerclub, waren de vier Maessen allen aangesloten bij de Duinkerkse wielerclub La Pédale du B.A.C. Dunkerquois. Romain Maes stond zo meerdere malen aan de start van Parijs-Duinkerke, Parijs-Rijsel of Tourcoing-Duinkerke-Tourcoing. En laat het nu net zijn club la P.B.A.C.D. zijn die Romain Maes in 1955 in de bloemetjes zette.

Romain Maes

Romain Maes (Zerkegem, 10 augustus 1912 – Groot-Bijgaarden, 22 februari 1983) was een Belgische wielrenner. Hij was het dertiende kind uit een groot gezin. Op zijn zeventiende begon Romain Maes met koersen. In 1933 werd hij beroepsrenner en won dat jaar al de Omloop van het Westen. Een jaar later reed hij mee in de Tour de France. Hij werd in twee etappes tweede, maar raakte in de etappe van Digne-les-Bains naar Nice betrokken bij een zware valpartij. Hij moest naar het ziekenhuis gebracht worden en voor hem was de Tour 1934 afgelopen.

Marcel Dupont, de Waalse held van Jupille

Een even onverwachte Belgische hoofdrol was weggelegd voor Marcel Dupont in de Tour van 1949. Ook over Dupont spraken de Belgische kranten in de voorbeschouwingen weinig. Hij was namelijk niet geselecteerd voor de A-ploeg, maar wel voor de B-ploeg. Deze ploeg, bijgenaamd les aiglons of de Arenden, werd gezien als een soort opleidingsploeg voor jonge Belgen die onder leiding van sportdirecteur Sylvère Maes hun eerste Tourervaring konden opdoen. Daarom klonk er hier en daar gemor dat de al 32-jarige Dupont voor de Arenden was opgeroepen.

Maar Dupont bewijst al snel zijn waarde. Hij treedt een eerste keer op het voorplan in de vijfde rit naar Saint-Malo. De ervaren Waal sluipt slim mee in de juiste ontsnapping van vijf renners en wint zo meerdere minuten op de grote favorieten Bartali, Robic en Coppi. Dupont herhaalt datzelfde kunstje in de negende rit naar San Sebastian, wanneer hij nogmaals de goede vlucht kiest en zo verder uitloopt op de favorieten. In de Pyreneeënetappes beperkt Dupont op wilskracht en ervaring de schade, maar zakt in het klassement toch twee plaatsen. Dupont laat echter geenszins het hoofd hangen: in de vlakke dertiende rit naar Nîmes bewijst hij alweer zijn neus voor de goede ontsnapping, en wint vier minuten terug op geletruidrager Magni.

Ook in de Alpen weet Dupont dapper stand te houden. In de rit naar Briançon verliest hij na een slopende tocht van tien en een half uur (!) ‘slechts’ een kwartier op de ontketende Italianen Fausto Coppi en Gino Bartali. Een dag later beslist Coppi de Tour op eigen grond: in het Italiaanse Aosta rijdt hij iedereen op minuten en verovert hij zijn eerste gele trui. Dupont toont in de achtergrond zijn vechtlust. Hij weet samen met landgenoten Ockers en De Mulder in de eerste groep achter Coppi en Bartali te eindigen, waardoor hij Magni voorbijgaat en opschuift naar de zesde plek in het klassement. Door een inzinking van Stan Ockers, die rondrijdt met een gebroken pink, verovert Dupont in de tijdrit op de voorlaatste dag zelfs nog de vijfde plek in het klassement. Daarmee rijdt hij één dag later als beste Belg het Parc des Princes binnen, waar Van Steenbergen de slotrit wint en Coppi voor de eerste maal als Tourwinnaar gehuldigd wordt.

In Vlaanderen was er de dagen na de Tour weinig aandacht voor de prestatie van Dupont. Dat hij ‘maar’ voor de B-ploeg reed, niet meer van de jongsten was, en uit Wallonië afkomstig was, zal daaraan niet vreemd zijn. Vooral Stan Ockers, de flamboyante klasbak en sowieso publiekslieveling, en Marcel De Mulder, die op amper 21-jarige leeftijd al met de besten bergop reed, kregen lof toegezwaaid. Beiden werden bij thuiskomst dan ook uitgebreid gehuldigd in eigen streek. De Mulder, afkomstig uit het Oost-Vlaamse Machelen, werd ontvangen op het stadhuis van het nabijgelegen Deinze, waarna hij in een open auto werd rondgereden en toegejuicht werd door de lokale sportliefhebbers. Ockers werd door een enthousiaste menigte opgewacht in zijn eigen Borgerhout, maar Stanneman liet op zich wachten. Door een lekke autoband onderweg kwam Ockers pas tegen elf uur thuis. Ockers probeerde er het volk toe te spreken, maar zij hielden maar niet op met applaudisseren. Nadat hij uiteindelijk toch zijn zegje had gedaan, werd Ockers naar het gemeentehuis geëscorteerd, waar de burgemeester hem, onder het heffen van een glas, bedankte voor zijn moed en inzet. Daarna trok Ockers door de versierde straten huiswaarts. Het krantenverslag sluit af: “Alleen een volksgeliefde renner als Ockers kan zoiets te beurt vallen.”

De huldiging van Marcel Dupont in Wallonië moest echter niet onderdoen voor die van Ockers. Dupont was het Parc des Princes nog niet uit of hij was al een eerste keer – letterlijk – in de bloemetjes gezet. De redacteurs van de Waalse krant La Meuse hadden immers een boeket bloemen meegegeven aan de mama van Marcel Dupont, die haar zoon ging opwachten na de aankomst. Dat verhaal kreeg nog bijna een ongelukkig einde toen de auto van mama Dupont op de terugrit uit Parijs van de baan ging, maar gelukkig bleef het zonder ernstige gevolgen. Terug in België werd Dupont eerst gehuldigd in Luik, samen met Auguste ‘Kid’ Dussart, die net Europees kampioen boksen bij de lichtgewichten was geworden. Lokale gezagsdragers én een heel aantal Waalse oud-wielerkampioenen, zoals Robert Protin en Émile Masson sr., wachtten Dupont in het stadhuis op. Daarna bracht Dupont ook nog een bezoek aan de krantenredacties van La Meuse en La Wallonie en aan het winkelcentrum Grand Bazar. Hij sloot zijn huldigingsdag af met een wedstrijd op de piste van Rocourt. Samen met Léon Jomaux won hij de puntenkoers en mocht hij – uiteraard – genieten van meerdere ereronden.

360°

Bekijk in detail

Marcel Dupont kreeg, naar aanleiding van zijn vijfde plaats in de Tour van 1949, een indrukwekkende trofee annex klok bij zijn huldiging in Jupille. (collectie Noël Grégoire)

Drie dagen later kreeg Dupont ook in zijn eigen Jupille een feestelijk onthaal. Het hele dorp was op straat gekomen en wilde een glimp opvangen van zijn kampioen. Dat liep behoorlijk uit de hand want er brak een heuse vechtpartij uit tussen zogeheten supporters die allemaal een plaats wilden bemachtigen op de voorste rijen. Toen de rust was teruggekeerd stapte Dupont al zwaaiend het volledige dorp door, vergezeld door een fanfare. Hij hield ook halt aan het lokaal van l’Étoile Jupilloise, de wielerclub waarvoor hij reed, waar hij bovenstaande trofee cadeau kreeg. Tegen middernacht liepen de festiviteiten ten einde en kon de lange file auto’s en caravans die de hoofdweg blokkeerden eindelijk worden opgelost. Omdat Dupont in die week zo veel werd gesolliciteerd in Wallonië, bood La Meuse hem en zijn mama een vakantie in de Ardennen aan om even aan de drukte te ontsnappen. Het is niet geweten of Dupont op dit aanbod is ingegaan…

Marcel Dupont

Marcel Dupont, bijgenaamd het Arendje van Jupille, (Jupille, 20 oktober 1917 - Blégny, 6 maart 2008) was een Belgisch wielrenner. Hij begon zijn wielerloopbaan bij de "nieuwelingen" in 1934. In 1936 werd hij juniorwielrenner en in 1939 ging hij bij de "onafhankelijken". Van 1940 tot 1951 was hij beroepsrenner. In 1949 eindigde Dupont als vijfde in de Ronde van Frankrijk. In zijn loopbaan behaalde hij tien overwinningen.

Federico Bahamontes, renner naast God in Toledo

Tourhuldigingen zijn natuurlijk geen uitsluitend Belgisch fenomeen. Een mooi voorbeeld hiervan is de liefde van de inwoners van het Spaanse Toledo voor hun lokale held Federico Bahamontes. Na een jeugd getekend door de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogsjaren, waarin hij als smokkelaar de kost verdiende, begon de jonge Bahamontes in 1947 als amateur te koersen. Zijn prille carrière werd echter abrupt op een zijspoor gezet toen hij twee jaar later zijn dienstplicht moest vervullen. Het zorgde ervoor dat Bahamontes uiteindelijk pas op zijn vijfentwintigste prof werd. Hij liet zich in zijn eerste jaar meteen opmerken als een gedegen klimmer, waardoor Julián Berrendero, de ploegleider van de Spaanse ploeg, hem opriep voor de Tour de France van 1954.

Bahamontes fietste er onzichtbaar door de eerste vlakke week van de Tour, maar eens de caravaan de bergen introk, ontbond de Spanjaard zijn duivels. Hij reed iedereen uit het wiel en plantte als eerste zijn vlag op de toppen van de Aubisque, de Tourmalet, de Peyresourde én de Galibier. In Parijs had hij bijna dubbel zoveel bergpunten verzameld als de tweede. In Toledo was men extatisch over deze prestatie: een uitgelaten menigte ontving Baha bij thuiskomst en slaagde erin het wielertruitje van de kersverse kampioen te bemachtigen. Het werd als reliek bijgezet in de kerk, naast het schilderij ‘De begrafenis van de Graaf van Orgaz’ van El Greco. Tot op vandaag wordt Bahamontes in Toledo aangeklampt en aangesproken door supporters en bewonderaars. Hij verliest er nooit zijn glimlach bij!

De publieksprijs had Bahamontes dus al, maar de gele trui in de Tour de France ontbrak nog. Na enkele gemiste pogingen krijgt hij in 1959 hulp uit onverwachte hoek. Fausto Coppi, die het einde van zijn eigen carrière voelt naderen, vraagt Bahamontes om bij hem in de ploeg te komen rijden. Coppi overtuigt Baha dat die met zijn hulp de Tour kan winnen. De sleutel daartoe is dat hij zijn obsessie moet laten varen om op iedere berg als eerste boven te komen. Bahamontes luistert naar de Campionissimo en springt verstandiger met zijn krachten om. Hij overleeft de eerste regenachtige dagen in het noorden en beperkt de schade in de eerste tijdrit in Nantes.

In 2019 vertelde Bahamontes aan KOERS nog uitgebreid over de Coppi-fiets waarmee hij de Tour in 1959 reed.

In de eerste bergetappe laten hij en Charly Gaul iedereen achter op de Tourmalet, maar aan de aankomst in Bagnères-de-Bigorre blijken de twee gevleugelde klimmers maar één minuut weggereden te zijn van de andere favorieten. Ook tijdens de resterende bergetappes in de Pyreneeën en het Centraal Massief spaart Baha zijn krachten. De pers mort: de favorieten zijn te passief en ze vallen nooit aan. Maar voor Bahamontes hebben de kaarten nooit beter gelegen: Gaul heeft door de verzengende hitte in de Cantal een inzinking gekregen en zal in de bergen nog een belangrijke bondgenoot blijken voor Bahamontes. Bij de Fransen gunnen de ‘Grote Vier’, Anquetil, Géminiani, Bobet en Rivière, elkaar het licht in de ogen niet en monsteren ze vooral elkaar. Bahamontes moet daardoor vooral afrekenen met Henry Anglade, die voor de Franse regionale ploeg Centre-Midi rijdt en dus niet verwikkeld is in de Franse rivaliteit.

In de vijftiende rit, een klimtijdrit op de Puy-de-Dôme, slaat Bahamontes keihard toe. Dankzij een oppeppend telefoontje van Coppi gaat hij furieus van start, maar hij weet zijn tempo ook vast te houden in de laatste steile kilometers. Gaul eindigt tweede op anderhalve minuut, Anglade, Rivière en Anquetil verliezen drie minuten en Baldini zelfs zes minuten. Twee dagen later verovert Bahamontes ook de gele trui wanneer hij in de rit naar Grenoble een pact sluit met Charly Gaul. Ze rijden samen ver weg van de tegenstand en verdelen de buit: Gaul krijgt de ritzege, Bahamontes de leiderstrui.

Op de koop toe krijgt Bahamontes in de resterende etappes ook steun uit onverwachte hoek. Onderweg naar Aosta is hij gelost in een afdaling, maar voorin weigeren Anquetil en Rivière om samen te werken. Bahamontes kan makkelijk terugkeren en wanneer even later Anglade ontsnapt, rijden Anquetil en Rivière samen het gat op hun landgenoot dicht. Ondanks een verlies van zes minuten in de laatste vlakke tijdrit behoudt Bahamontes de gele trui tot het einde en wordt in Parijs als eerste Spanjaard tot Tourwinnaar gekroond.

360°

Bekijk in detail

Deze indrukwekkende trofee werd aan Federico Bahamontes geschonken vanwege zijn Tourzege in 1959. De adelaar met gespreide vleugels is een verwijzing naar Bahamontes' bijnaam, de Adelaar van Toledo. (collectie Noël Grégoire)

Zijn overwinning maakte van Bahamontes meteen de populairste sportman van Spanje; op dat moment zette hij zelfs Real Madrid-spits Alfredo Di Stéfano en volksheld Manolete, één van de beste stierenvechters aller tijden, in de schaduw. Ook in Toledo werd Bahamontes uitgebreid gevierd; naar eigen zeggen bracht hij die dag meer volk op de been dan de paus had gekund.

Voor zijn Tourzege ontving Bahamontes bovenstaande huldetrofee, die volledig verwijst naar diens bijnaam: de Adelaar van Toledo. Waar deze bijnaam vandaan komt is niet met zekerheid te zeggen. De ene keer verwijst hij naar de uitzonderlijke kwaliteiten van de adelaar, die hoger vliegt dan alle andere dieren en zijn prooien meedogenloos verslindt. Een ander verhaal gaat dat de bijnaam afkomstig is van een stenen adelaarsbeeldje, gehouwen in de façade van een huis op de markt van Toledo. Volgens nog een derde verhaal wandelde hij met een Franse journalist door de kronkelige hellende straatjes van Toledo, wat deze deed denken aan een adelaarsnest. Aan iedereen die Baha ernaar vraagt in zijn fietsenzaak in hartje Toledo, vertelt hij weer een ander straf verhaal over zijn bijnaam…

Federico Bahamontes

Federico Martin Bahamontes (Santo Domingo, 9 juli 1928) is een voormalig Spaans wielrenner. Hoewel geboren als Federico Martín, gebruikte hij in zijn wielerleven de achternaam van zijn moeder, Bahamontes.

Bronnen

Le Grand écho du Nord de la France 12/06/1933

L’Auto 12/06/1933 en 11/06/1935

Gazet van Antwerpen 01/07/1935 tot 29/07/1935, 27/06/1949 tot 30/07/1949, 22/06/1959 tot 19/07/1949

La Meuse 25/07/1949 tot 01/08/1949

La Wallonie 25/07/1949 tot 01/08/1949

Les Sports 26/07/1949

Het Nieuwsblad/Sportwereld 25/07/1949 en 26/07/1949

Humo 17/07/2001

serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.