kortverhaal

Mien en Elvire. Meisjes van de koers

14min leestijd   door Mariska Tjoelker op 28 juni 2021
Lang voordat de UCI (Union Cycliste Internationale, de Internationale Wielerunie) in 1958 voor het eerst een wereldkampioenschap voor vrouwen organiseerde, waren er al vrouwen die zich op een racefiets uit elkaar trokken voor een wereldtitel. Nee, officieel was die titel misschien niet, maar serieus gekoerst werd er wel. In België dan.

Het is november 1931 als de Nederlandse Mien van Bree uit Loosduinen een wielerclub voor dames opricht: VIOS – Vooruitgang Is Ons Streven. Curieus, want wielrennen en dames vormen in het Nederland van de jaren dertig geen logische combinatie. Sterker nog: zelfs manlijke wielrenners die wedstrijden op de weg willen rijden, komen er bekaaid af: in Nederland zijn zulke wedstrijden slechts bij hoge uitzondering toegestaan. Nederland is nogal behoudend, zogezegd. Mien laat zich echter niet zo makkelijk weerhouden en samen met haar vriendinnen rijdt ze haar wekelijkse rondjes door de duinen achter Loosduinen. Het is op een van die avonden dat Miens leven een zwieper krijgt die ze niet had voorzien.

Naar België

Mien staat al een paar minuten met haar vingers op haar stuur te trommelen als Leni Bulté, mede-oprichtster van VIOS, aan komt fietsen. Ze remt op het laatste moment en terwijl ze haar linkervoet nog uit de toeclip moet halen, trekt ze vanonder haar truitje een krant tevoorschijn. Ze wappert ermee langs haar rode wangen en vouwt hem dan open. Wijst.

Tegen zondag 1 mei wordt te Knesselare een wegrit over 60 km voor dames ingericht. Zijn reeds ingeschreven. 1. Elvire De Bruyn; 2. Paula Willems; …

Miens hart slaat een slag over. Een wegrit! Voor dames!

De aankondiging staat in de Gazet van Antwerpen, waarop Leni’s ouders zijn geabonneerd. Leni blijkt het bovendien al helemaal te hebben uitgezocht: als ze ervoor zorgen dat ze iemand vinden die de meiden van VIOS wil contracteren, kunnen ze ernaartoe. Ja, Knesselare, dat ligt in België, maar dat is toch geen probleem? Op de fiets is dat best te doen. Mien en haar vriendinnen knikken; ja, dat lukt wel.

Het is het begin van een nieuw avontuur: de meiden van VIOS worden de ‘meisjes van de koers’.

De koersen worden op zondag verreden, vaak voorafgaand aan een wedstrijd voor de mannen. De meiden gaan er op de fiets naartoe, liefst al op zaterdag – een wedstrijd rijden terwijl je diezelfde dag al zo’n tweehonderd kilometer weg hebt getrapt, is eigenlijk gekkenwerk, vinden ze. Leni heeft via familie een logeeradres in Antwerpen geregeld: ene mevrouw De Wit heeft boven haar café nog wel een kamertje over voor die dametjes uit Holland. Omdat haar zoon ook fietst weet mevrouw De Wit inmiddels wat die wielrenners nodig hebben voor ze naar de start vertrekken: brood met eieren en spek, een grote kan zwarte koffie en tot slot nog een flinke hand verse kersen.

Als Mien voor haar eerste Vlaamse koers aan de start verschijnt, kijkt ze haar ogen uit. Zo’n zestig, zeventig meiden staan er, en niet alleen uit België, maar ook uit Duitsland, Frankrijk, Italië en zelfs Engeland. Ze heeft haar gebruikelijke bruin-gele truitje aangetrokken, op haar rug prijken groot de letters V.I.O.S. – ze heeft ze er zelf op geborduurd. De bijpassende bruine ‘plusfour’ reikt tot halverwege haar kuiten, maar als ze om zich heen kijkt, ziet ze dat alleen zij en haar vriendinnen een ‘plusfour’ dragen. Alle andere meiden hebben korte broeken aan. Mannenbroeken. Strak, zwart en tot boven de knie. Mien neemt zich direct voor ook zo’n broek te kopen, een toepasselijke besteding van haar startgeld. Langs het parcours staan duizenden mensen te wachten tot de koers in gang wordt geschoten. Het parcours zelf stelt weinig voor: de organisatie heeft een baantje gemaakt door de lange straat aan de ene kant met een ton en aan de andere kant een stoel – die zo te zien uit een van de cafés is gehaald – af te sluiten.

Mien maakt het niet uit: koers is koers. Om haar heen staan sommige meiden nog een laatste kippenpootje weg te kluiven en ze ziet schuin voor haar hoe een wielrenster met blonde krullen een rauw ei naar binnen werkt. Aan de zijkant van de geïmproviseerde wielerbaan klimt een man het podium op. Met een paar harde klappen in zijn handen maant hij rensters en publiek tot stilte en vertelt dan dat ze zestig rondjes moeten rijden, de jury houdt het aantal rondes bij op het bord rechts van de start- en finishlijn. Hij vraagt de dames of ze er klaar voor zijn en heft dan zijn startpistool. Snel schuift Mien haar rechtervoet in de toeclip en trekt het pedaal omhoog. Ze zet haar handen op het stuur. Buigt wat voorover. En vertrekt ín het startschot. Fel. Ze negeert het geschreeuw van het meisje naast haar en probeert zich in het gedrang naar voren te wurmen.

Maar ze komt er niet aan te pas. Ze is nog niet gewend aan het geduw en het getrek in het peloton en hoewel ze groot is en zich niet makkelijk weg laat zetten, lukt het haar op dat smalle baantje ook niet om wat rijen naar voren te schuiven. Winnares Elvire De Bruyn zet haar op een paar rondes en Mien eindigt in de middenmoot. Ontmoedigd is ze echter niet. Verre van zelfs.

Superster Elvire

Elvire De Bruyn is op dat moment de grote ster van de Belgische vrouwenkoers, een positie die ze heeft overgenomen van haar landgenote Maria Frederickx. Net als Mien is Elvire fors gebouwd. Haar donkerblonde haar draagt ze in een modieuze krul, de scheiding opzij. Het meest opvallend is haar mond: die is eigenlijk net iets te breed waardoor haar gezicht continu uit balans lijkt te zijn. Met haar naar beneden hangende ooghoeken ziet ze er wat sloom uit, maar schijnt bedriegt. Op haar vijftiende rijdt ze haar eerste wedstrijd: een kermiskoersje in haar woonplaats Erembodegem, een kleine plaats onder de rook van Aalst. Ze zet de andere deelneemsters – vier; er mogen alleen meisjes uit Erembodegem meerijden – op zeven minuten en komt thuis met de beker en de overwinningspalm. Hoewel haar moeder in eerste instantie fel tegen het koersen van Elvire gekant is, besluiten haar ouders haar vanaf dat moment te steunen: Elvire mag haar baantje in de fabriek opgeven en wielrenster worden. In het café des sports, waarmee Elvires ouders de kost verdienen, is iedere franc welkom en als Elvire werkelijk zo goed is, haalt ze op haar fiets meer geld binnen dan met een luizenbaantje in de fabriek. En bovendien: Elvire is natuurlijk een uitstekend uithangbord voor het kleine donkere etablissement aan de spoorlijn van Aalst naar Brussel.

Een paar maanden na de kermiskoers van Erembodegem wint Elvire haar eerste wedstrijd bij de beroepsrensters, waardoor ze meteen kampioene van België wordt. Hierna is het hek van de dam: ze komt zeventien keer aan de start en gaat negen keer met de overwinning aan de haal. In de andere wedstrijden eindigt ze steevast in de top vijf. De zeges zijn bovendien indrukwekkend: ze weet haar tegenstrevers vaak op minuten te rijden. Haar bekers en overwinningspalmen neemt ze mee naar Erembodegem, waar haar moeder inmiddels een klein schuurtje naast het café heeft ingericht: voor een paar centiem mogen de cafégasten daar de bij elkaar gefietste prijzen van haar dochter bekijken. Het café trekt steeds meer volk.

De vrouw moet vrouw blijven

In de jaren dertig is de vrouwenkoers populair in België, vooral in de regio’s rond Antwerpen en Brussel. De crisis grijpt om zich heen en de zondagse koers is een goedkoop, spannend en spectaculair uitje. De eigenaren van de vele velodrooms stimuleren de koers ook: voor hen betekent het dat het publiek de weg naar de wielerbaan eindelijk weer eens weet te vinden. De velodrooms leiden al een tijdje een zieltogend bestaan en er zijn zelfs al wielerbanen gesloten, maar de spectaculaire overwinningen van Elvire zorgen ervoor dat steeds meer koersliefhebbers ‘die wielervrouwtjes’ willen zien koersen. Hele gezinnen komen zodoende op zondag naar de koers, in hun kielzog de slierten jongens en meisjes die na zes lange en zware dagen in de fabriek of op het land wel zin hebben in wat ontspanning.

Een aanwezige correspondent schrijft geschokt dat de ondulations permanentes waarmee de vrouwen zo fier vertrokken, na afloop van de wedstrijd totaal verwaaid en verregend langs de gezichtjes hangen.

Niet iedereen is zo te spreken over de populariteit van de vrouwenkoers. In 1931 organiseert het Belgische tijdschrift Wereldrevue een wereldkampioenschap over tachtig kilometer, van Hoboken naar Mechelen en weer terug. De ongeveer vijftig deelneemsters krijgen onderweg te maken met bijzonder slecht weer waardoor de toch al niet al te florissante wegen in verraderlijke glibberbanen veranderen. Een aanwezige correspondent schrijft geschokt dat de ondulations permanentes waarmee de vrouwen zo fier vertrokken, na afloop van de wedstrijd totaal verwaaid en verregend langs de gezichtjes hangen. En die gezichtjes zelf! Och! Onherkenbaar door de modder! Het is een dag die aantoont dat de zware wielersport niets is voor de vrouwen. Nee, zelfs niet als zij geheel in mannelijk rennerskostuum rijden en kunnen stampen als een echte coureur. Ze keren terug vuiler dan de smerigste zigeunervrouwen en afgetobd als slavinnen. Neen, de vrouw moet vrouw blijven, dat heeft hij vandaag wel geleerd.

Andere sportbladen slaan een compleet andere toon aan. Sportwereld ruimt regelmatig meerdere kolommen in voor de aankondiging van grote wedstrijden en ook Sportrevue en de krant Het Laatste Nieuws zijn ruimhartig in hun berichtgeving. Aankondigingen, uitslagen, foto’s en soms zelfs een kort interview; er wordt niet al te moeilijk over gedaan. Weekblad Wereldrevue spant de kroon: dit tijdschrift schrijft niet alleen veel over de vrouwenkoers, het tekent ook voor de organisatie van diverse grote wedstrijden. De aankondigingen beslaan meerdere kolommen, de verslagen krijgen zelfs meerdere pagina’s, geïllustreerd met talloze foto’s. Geen woord over mogelijke schadelijke gevolgen voor moreel of gezondheid, welnee. Over triomfen gaat het, over razende maar vruchteloze achtervolgingen, over afzien en vallen op de glibberige kasseitjes. Slechts de namen van de deelneemsters verraden dat het hier over vrouwen gaat. Plus die ene vaststelling dan, over de drukte voorafgaand aan de start. Of de lezer het zich toch even voor wil stellen, die drukte: een kleine zeventig rensters die onder elkaar aan het kakelen zijn – al zijn het atleten, ’t blijven voor alles vrouwen.

Het WK van 1934

Op 5 september 1934 staat Mien aan de start van het Europees baankampioenschap in Blankenberge, aan de Vlaamse kust. Het publiek komt er met duizenden op af en is getuige van een ongekend zware koers die wordt geteisterd door enorme regenbuien. De rensters deert het weinig, die ondernemen de ene na de andere poging om aan de greep van het peloton te ontkomen. De toeschouwers laten zich zodoende door de regen niet verjagen en ook de journalist van Sportwereld beleeft een spannende middag, schrijft hij twee dagen later. Mien blijkt een van de meest opvallende rijdsters: “Alfonsina Strada heeft haar uiterste best gedaan, leverde puik werk maar toch dient de Hollandsche Mien van Bree voor alle het meest geloofd!” Favoriete Elvire De Bruyn wint de Europese titel.

Een kleine twee weken later, op 16 september 1934, staat opnieuw het wereldkampioenschap op de planning. Ook nu wint Elvire. Mien staat voor het eerst op het podium, vertelt ze trots in een interview, ze is derde geworden en als eerste Nederlandse meteen tot Nederlands kampioene uitgeroepen. In Nederland zijn er twee sportbladen en twee kranten die een paar woorden aan haar prestatie besteden. In Sport in Beeld verschijnt ze zelfs met foto, in haar korte wielerbroek en leunend op haar fiets. De tekst eronder is niet mis te verstaan: de redacteur heeft het over een wielerwedstrijd voor dames waaraan de ietwat hoogdravende titel wereldkampioenschap verbonden was. En ja, omdat Mej. Van Bree daar als derde finishte, kan zij als kampioene van Nederland beschouwd worden. Punt.

Een andere journalist reageert heel wat enthousiaster. Oud-renner Gerard Bosch van Drakestein – nu directeur van de Koninklijke Nederlandse Wieler Unie en hoofdredacteur van het blad Sport-Echo – reist hoogstpersoonlijk af naar Brussel om getuige te zijn van dit wereldkampioenschap. In de Sport-Echo van 26 september 1934 heeft hij vier kolommen nodig om zijn indrukken te beschrijven. Enthousiast is hij, bijna lyrisch zelfs. Een kolossaal succes noemt hij de wedstrijd over negentig kilometer in het Park Josaphat te Brussel. Het park was veranderd in een ware sportarena met een parcours waarop om de vijftig meter een luidspreker hing zodat het publiek de wedstrijd goed kon volgen. En publiek was er, in grote getale ook: meer dan honderdduizend mensen die op een uitermate spannende wedstrijd werden getrakteerd. Het wedstrijdverslag spreekt boekdelen:

‘Al vrij gauw had zich een hoofdpeloton gevormd van 18 dames, waaronder de Hollandsche Mien van Bree, de Belgische Elvire Debruyne, de Engelsche Dredge, de Fransche Robin en haar landgenote Modire, de Luxemburgsche Loiseau, de Spaansche Chabrin, de Italiaansche Strada en nog wat Belsjes, waaronder mej. De Bock die in prachtconditie bleek te zijn en, vooral wanneer er gedemarreerd of gespurt werd, de dames Debruyne en Robin het vuur na aan de schenen legde. Kort voor het einde bestond het hoofdpeloton nog uit 9 dames, waaronder nog steeds de Hollandsche rijdster Mien van Bree. Zij schoot echter in de eindspurt, welke zóó hard ging, dat menigeen er verrast van opkeek, iets te kort en moest zich met de 8e plaats tevreden stellen. Winster en wereldkampioen werd Elvire Debruyne met een tijd van 2 u. 41 min. 56 s. voor de 90 K.M., dat is 33 K.M. 330 M. gemiddeld per uur, een gangetje dus dat respect inboezemt. Tweede werd mej. De Bock, 3e Peelman, en 8e v. Bree, …’

Of de lezer het zich toch even voor wil stellen, die drukte: een kleine zeventig rensters die onder elkaar aan het kakelen zijn: al zijn het atleten, 't blijven voor alles vrouwen.

Achtste? En dat podium dan? Die derde plek waarover die paar Nederlandse kranten schrijven? Sportwereld drukt de top-vijftien van de race om de wereldtitel af. De eerste drie namen zijn dezelfde als die Bosch van Drakestein noemt. Ook nummer acht komt overeen: Mien van Bree. En als wereldkampioene Elvire een paar jaar later in dagblad De Dag uit de doeken doet hoe het kwam dat ze al haar concurrentes zo eenvoudig op een hoop reed, komt dit wereldkampioenschap ook ter sprake. De Belgische meiden reden toen heel goed, vertelt Elvire: pas op plaats acht eindigde de eerste ‘vreemde konkurrentie’. Plaats acht.

'Weerzinwekkend'

Het kampioenschap om de wereldtitel voor vrouwen roept meer vragen op, blijkt uit een ronkend stukje proza dat een journalist van Geïllustreerde Sportwereld op 25 september 1934 op de lezers loslaat. Deze rijwielkoers voor vrouwen, die men heel pompeus het wereldkampioenschap had genoemd, is wat hem betreft het onwaardigste en weerzinwekkendste schouwspel dat hij ooit heeft gezien. En een prijzengeld van 50.000 frank klinkt mooi, maar weet de lezer wel dat er van dat mooie bedrag maar 7.500 frank is uitgekeerd? En de affiche mag dan vermelden dat menig deelneemster uit Frankrijk of Duitsland komt, in werkelijkheid zijn dit dus gewoon vrouwen van eigen bodem. Och, hij heeft er geen woorden voor, de journalist. Liever zou hij er niet eens over schrijven, maar zijn burgerplicht dwingt hem dit ergerlijke schouwspel toch te bespreken. Het is zijn taak een passende walg bij de publieke opinie op te wekken en de openbare besturen ervan te weerhouden – men dient dergelijk mensonterend spektakel niet meer op hun grondgebied toe te laten! En nee, zo drukt hij de lezers op het hart, hij is heus geen tegenstander van sport voor vrouwen. Maar elke dokter zal toch ook beamen dat het onredelijk is zulke inspanningen van een vrouw te eisen. Zulke prestaties zullen eerder oneindig veel schade berokkenen aan de gezondheid dier schepsels…

Dit is een fragment uit het boek ‘Mien. Meisje van de koers’ van Mariska Tjoelker. Dit boek verscheen in het voorjaar van 2016 bij uitgeverij Thomas Rap.

Dit artikel is verscheen eerder in Etappe #04 (2015). Het is gebaseerd op het boek ‘Mien. Meisje van de koers’ van Mariska Tjoelker dat in het voorjaar van 2016 verscheen bij uitgeverij Thomas Rap.

Etappe #04 staat in het teken van het vrouwenwielrennen. Het nummer bevat onder meer artikels over Paula Gemoets, Hélène Dutrieux en de Flandria-vrouwen van Briek Schotte.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.