Tijdens de Spelen in Tokio in 1964 demonstreert Patrick Sercu zijn klasse door op de kilometer met vliegende start goud te pakken. In de wegrit pakt Walter Godefroot brons. In de marge van deze wielersuccessen staat Jean-Pierre Monseré (°1948) aan het begin van een veelbelovende carrière.
Monseré (°1948) is een sportman pur sang. Net als in de atletiek staat hij in het voetbal meer dan zijn mannetje. Bij Club Roeselare voetbalt hij samen met Johnny Thio, die het tot bij Club Brugge schopt (en 24-voudig international wordt).
De voetbalcarrière van Monseré iss echter kortstondig en eindigt na een incident tijdens een voetbalmatch op school waarbij de jonge Jean-Pierre een hoofdletsel oploopt. Enter de wielersport.
Vader Achiel is zelf amateurrenner geweest en belooft zijn zoon een koersfiets als hij op school 70% haalt. Wat ook gebeurt. Niet veel later staat Monseré aan de start van zijn eerste wedstrijd, zij het wel nog in een voetbalbroekje.
De Roeselarenaar weet zich als jonge renner nagenoeg meteen te onderscheiden. De ex-voetballer rijgt de zeges aaneen, wordt onder meer Belgisch kampioen bij de beginnelingen, wint de jeugdeditie van de Ronde van Vlaanderen en moet in 1966 tijdens het BK slechts nipt de duimen leggen voor Jean Lindekens.
De Roeselaarse renner maakt dan ook niet geheel verwonderlijk deel uit van de brede pre-selectie voor de Olympische Spelen van 1968. Begin maart ’67 verzamelt de groep een eerste keer in het Franse Font Romeu. Daar staat vooral een eerste kennismaking met de grote hoogte op het programma – de Spelen in Mexico zullen immers voor het gros van he peloton op ongekende hoogte verreden worden.
Net als een jaar eerder imponeert Monseré opnieuw. Hij wint dat jaar onder meer de Elfstedenronde, het kampioenschap van West-Vlaanderen, wordt Belgisch kampioen op de piste en pakt opnieuw zilver tijdens het BK op de weg. Na afloop van het BK verschuift de blik van Monseré naar het WK in het Nederlandse Heerlen, waar hij finaal vrede moet nemen met een tiende plaats.
In oktober reist Monseré samen met een select gezelschap af naar Mexico, om er kennis te maken met koersomstandigheden boven de 2000 meter. Daar neemt hij deel aan drie testevents. In de eerste wedstrijd verreden op een autocircuit wordt hij 4de. De tweede proef wordt een kolfje naar de hand van Jempi. Hij wint een 160 kilometer lange wedstrijd, waarin onder meer een col van 3400 meter op het programma staat. De laatste testkoers op Mexicaanse bodem sluit hij af op een 8ste plaats.
In zijn biografie over Jean-Pierre Monseré stelt auteur Mark Van Hamme dat Monseré ondanks die 8ste plaats met een tevreden gevoel terugkeerde naar België. Meer nog: “Diep in zijn binnenste begon hij reeds van goud te dromen…” De Belgische wielerhoop voor de nakende Spelen concentreert trouwens zich niet alleen op Monseré. Tijdens het pre-olympisch event in 1967 overklast het tandemduo Daniël Goens en Robert Van Lancker alle tegenstanders en pakt goud.
Diep in zijn binnenste begon hij reeds van goud te dromen…
Ter voorbereiding van de Spelen in 1968 trekt de Belgische olympische wielerploeg naar het Oostenrijkse Rennweg, vlakbij Salzburg en gelegen op een hoogte van meer 1200 meter. De tiendaagse stage dient als springplank richting Mexico. De Belgische selectie voor de wegrit bestaat naast Monseré ook uit Roger De Vlaeminck, André Dierckx en Jos Schoeters. Net als Monseré zelf ziet bondscoach Lucien Acou het goudkleurig in.
Op woensdag 23 oktober 1968 om 10u plaatselijke tijd trekt een peloton van 160 renners zich op gang. De verzengende hitte en de grote hoogte spelen alle renners parten. De Belgen komen te weinig voor in het spel en kennen met Roger De Vlaeminck een ploegmaat die niet op volle sterkte is. De Vlaeminck viel kort voordien nog zwaar en draagt daar op 23 oktober nog steeds gevolgen van.
Een podiumplaats zit er niet in. Monseré eindigt als eerste Belg op de zesde plaats. Hij moet onder meer de Italiaan Vianelli (goud), de Deen Mortesen (zilver) en de Zweed Petterson (brons) laten voorafgaan. Na afloop kan hij vrede nemen met die uitslag.
Zonder die val van Roger had mijn leeftijd echter geen rol gespeeld.
“Ik werd geklopt door mannen die allen minimum twee jaar ouder zijn dan ik. Zonder die val van Roger had mijn leeftijd echter geen rol gespeeld. Het zware Mexico-avontuur waarop ik me meer dan een jaar goed had voorbereid, waarvoor ik in Belgische, Oostenrijke, Franse en Mexicaanse kampen had verbleven, heeft nu evenwel slechts een ereplaats als slotsom”, laat Monseré na afloop optekenen.
Op de piste pakt het duo Goens-Van Lancker brons. Het vijftal Rony Vanmarcke, Ernest Bens, Paul Crapez, Willy De Bosscher en André Zwaenepoel legt beslag op de 5de plaats in de ploegenachtervolging.
In het najaar van 1969 maakt Monseré de overstap naar de beroepsrenners. Als neo-prof wint hij nagenoeg meteen de Ronde van Lombardije, weliswaar na declassering van Gerben Karstens. Een jaar later zegeviert hij tijdens het wereldkampioenschap in het Engelse Leicester. De West-Vlaming is dan pas 22 jaar.
De wielerwereld ligt aan de voeten van de jonge wereldkampioen, tot op 15 maart 1971 het noodlot toeslaat. Tijdens een kermiskoers in de Kempen botst Jempi frontaal tegen een wagen aan de zijkant van de weg. Monseré is op slag dood. Van de hemel naar de hel in een half jaar tijd. Het plotse overlijden van de wereldkampioen zindert nog lang na. Ook meer dan vijftig jaar na zijn tragische dood zit Monseré nog steeds diep onder het vel van de wielergemeenschap.
Op de Olympische Spelen van 1968 in Mexico behaalde de Belgische delegatie geen enkele gouden medaille. Er was zilver voor gewichtheffer Serge...