Eric Leman en Marie-Claire Monseré zouden kunnen doorgaan voor twee gepensioneerde leraren, met bijhorende brillen, die bij een kopje koffie genieten van een zomers briesje. Maar hij is een bescheiden drievoudig winnaar van de Ronde van Vlaanderen en zij is de zus van een wereldkampioen wielrennen, aan elkaar gehecht door hun genegenheid voor hem.
We zitten in KOERSkaffee, het museumcafé van KOERS, een wielermuseum in een voormalige brandweerkazerne in Roeselare. Hier is Jean-Pierre - "Jempi" voor iedereen behalve familie en goede vrienden - geboren, opgegroeid en gestationeerd. Binnen staan verschillende kasten met memorabilia van een van de beroemde sportzonen van de stad.
Jean-Pierre, die in september 1948 geboren werd in een arbeidersgezin, was de derde na twee meisjes. "Hij kreeg altijd wat hij wilde," zegt Marie-Claire. "Hij was joviaal, maakte voortdurend grapjes. Toen hij jong was, belde hij bij mensen aan en rende dan weg." Op een dag hing een buurvrouw de overhemden van haar man aan de waslijn te drogen. Moeder Monseré kreeg uren later een klop op haar deur met de vraag of ze wist waarom er gaatjes in zaten. Ze haalde haar schouders op, omdat ze de hele tijd in de winkel van de familie had gewerkt. Later gaf Jempi toe dat hij stiekem was binnengeslopen en ze met een schaar had gemaakt.
Hij zat vol energie en grapjes. "Toen hij ouder was, beweerde hij een grote drinker te zijn," zegt ze. "Hij vroeg dan om twee Rodenbachs omdat hij dorst had. Als de mensen niet keken, gooide hij ze weg op een nabijgelegen plant. Na een paar dagen zag de plant er niet zo goed meer uit..."
Monseré lette zelden goed op tijdens de les. In plaats daarvan krabbelde hij fietswielen op zijn papieren. Toen hij 12 was, vroeg hij om een fiets, maar zijn ouders stonden erop dat hij 70 procent haalde voor zijn examens. "Hij kreeg 72 en wat hij wilde. En weet je wat zijn volgende score was? 48!" herinnert Marie-Claire zich.
In het begin was hun vader Achiel, zelf een amateur wielrenner, niet opgezet met de nieuwe hobby van zijn zoon, hij had liever dat hij bij voetbal bleef. Dus racete Jempi in het geniep. Uiteindelijk aanvaardde papa Monseré de nieuwe hobby van Jempi; tijdens het wereldkampioenschap van 1970 was hij een van de eersten die zijn zoon feliciteerde nadat hij over de finish was gekomen.
Zijn jaren bij de jeugd waren gevuld met overwinningen en nationale titels. Zijn toenmalige rivalen, Roger De Vlaeminck en André Dierickx zijn rivalen, zouden niet veel later zijn ploegmaten worden. In 1968 nam hij zijn eerste vlucht ooit, naar Mexico, voor de Olympische Spelen, waar hij zesde werd in de wegwedstrijd. Daar deelde hij een kamer met de Italiaanse renner Giovanni Bramucci. Al snel ontdekten hun echtgenotes zwanger waren. Jempi was op 18-jarige leeftijd met zijn jeugdliefde Annie getrouwd. Hij zwoer dat hun eerstgeborene Giovanni zou noemen, tenminste als het een jongen was, en de Italiaan zei dat zijn zoon Gianpietro zou heten. En zie, zijn zoon kreeg een zeer on-Vlaamse naam toen hij daags na Parijs-Roubaix geboren werd in 1969. "Hij was altijd impulsief, net als ik," zegt Marie-Claire.
Monseré beschikte over uithoudingsvermogen, een scherp tactisch brein en een explosieve sprint. Dat seizoen won hij 25 wedstrijden als amateur, waaronder Omloop Het Volk. Zijn profcontract bij de Belgische topploeg Flandria werd bezegeld met een tweede plaats op het wereldkampioenschap voor amateurs achter de solo-ontsnapper Leif Mortensen. Zes weken later maakte hij zijn opwachting in zijn eerste klassieker, de Ronde van Lombardije. De Nederlander Gerben Mem Karstens won voor hem de sprint van negen renners op de baan van Como. Twee weken later werd hij gediskwalificeerd na een positieve amfetaminetest en was Monseré, net 21 geworden, de winnaar van een monument.
Zo'n prestatie is opmerkelijk, maar Monseré was een schitterend talent in een gouden generatie. "Het was niet uitzonderlijk dat een nieuwkomer in zijn eerste seizoen een grote ronde won", zegt Lemans. "Ik won Kuurne-Brussel-Kuurne, Roger De Vlaeminck pakte Omloop Het Volk en er was ook Valere Vansweevelt [die op 21-jarige leeftijd Luik-Bastenaken-Luik won]."
In 1970 vervoegde Mars Flandria als titelsponsor. De snoepfabrikant lanceerde dat jaar hun wereldberoemde reep in België, wat leidde tot enkele bedenkelijke reclamefoto's van Monseré die op chocolade kauwde terwijl hij recht in de camera keek. Ze waren zeker hongerig - met Leman, Monseré, de gebroeders De Vlaeminck en Dierickx allemaal onder-25 en strijdend om de overwinning. In 1970 wonnen ze zonder problemen de Wereldbeker voor ploegen vóór Eddy Merckx's Faemino-ploeg.
Hun joker uit Roeselare was een vaste waarde in de top tien van de voorjaarsklassiekers van dat jaar: zesde in de Ronde van Vlaanderen, achtste in Gent-Wevelgem en de Waalse Pijl, tiende in Parijs-Roubaix. Alhoewel zijn deelname aan het Belgische kampioenschap in Yvoir mogelijks de doorslag heeft gegeven om geselecteerd te worden voor de Wereldkampioenschappen wielrennen in augustus. "Merckx viel verschillende keren aan en Jean-Pierre haalde hem telkens in," zegt Marie-Claire. "Merckx zei: 'Ik wil winnen, het is het eerste wat nog ontbreekt op mijn palmares.' Dus, Jean-Pierre zei tegen Merckx te gaan en dat hij achter zou blijven." Dienovereenkomstig kreeg hij de zegen van de kampioen voor een plek in de ploeg voor het wereldkampioenschap van die zomer in het Engelse Leicester.
Het was de eerste keer in 48 jaar dat het prestigieuze evenement in het Verenigd Koninkrijk plaatsvond en geld leek geen probleem te zijn. Georganiseerd door Benny Foster, een lokale voormalige fietsenwinkel eigenaar, waren de uiteindelijke uitgaven acht keer hoger dan het budget - 1,5 miljoen pond in plaats van de geraamde 186.000 pond. Correspondenten spraken over sterke rukwinden op de vlakke, onbeschutte ronde van negen en driekwart mijl, die rond het motorracecircuit van Mallory Park liep. "Geen bierkraampjes, geen frietverkoop, zelfs geen plank om je achter te verschuilen," mopperde een Belgische journalist. Er waren wel Britse eigenaardigheden: spek en eieren, die Monseré met veel plezier probeerde, agenten die het parcours marcheerden en de plaatselijke stadsomroeper die de namen van de officials en de 39 deelnemende landen aan de openingsceremonie riep.
Voor de traditionele wielerlanden was (en is) de helft van de strijd om de wereldtitel het bijeenbrengen van een sterrenploeg die een schijn van samenhang vertoont. Het verhaal gaat dat de 12-koppige Belgische line-up voor de wedstrijd de kamer rondging met de verschillende favorieten (Merckx, Godefroot, Vanspringel, Verbeeck, De Vlaeminck en Monseré) om te zeggen welke beloning ze hun teamgenoten zouden geven in ruil voor hun steun. Wat de jongeling betreft, zei hij dat hij hen allemaal een Rodenbachs biertje uit zijn geliefde thuisstad zou trakteren. Hij sloot zijn kansen op de overwinning uit tegenover de Belgische media, maar had zijn vrouw gevraagd om nette kleren in te pakken - een teken dat de receptie na de race voor de top drie in zijn gedachten was. Het toeval dat hij zijn geluksnummer 22 kreeg toegewezen, was een ander goed voorteken.
Italië heeft de wedstrijd gekleurd. Felice Gimondi ging vroeg van start, met ploegmaten Gianni Motta, Giacinto Santambrogio en Michele Dancelli. Alain Vasseur, Michael Wright en Monseré sloten zich bij hen aan. De Belg bleef zitten en maakte zelden een bocht, tot groot verdriet van de jongens in het blauw. Op 45 kilometer van de finish kwamen Gimondi en Vasseur in de buurt van het peloton, waarna Monseré de brug sloeg naar de Britten Les West, Charly Rouxel en Leif Mortensen, die Monseré een jaar eerder had verslagen op de wereldkampioenschappen voor amateurs.
Er volgde nog een heftige achtervolging, maar de zes bleven uit de buurt. Helaas draaide de TV-camera weg voor Monseré's beslissende eenzame aanval in de laatste 1.000 meter. Na de finish reikte nummer 21 (Eddy Merckx) door een massa mensen om hem te omhelzen; Monseré kuste zijn wang en woelde door zijn haar, dankbaar voor zijn hulp. "Ik zou nog tien jaar kunnen koersen en nooit zo'n dag als deze meemaken", zei Monseré in de persconferentie. Belofte maakt schuld. Zijn teamgenoten kregen Rodenbach.
Na de wedstrijd kon de pers smullen van de onenigheid tussen Monseré en Gimondi. Jempi beschuldigde tijdens een interview met Les Sports-journalist René Jacobs, Gimondi, die brons won, ervan hem 600.000 Belgische Francs (£5.000) te hebben aangeboden om hem een handje te helpen in de sprint. Gimondi weerlegde de beschuldiging. Hij beweerde de taal niet te spreken en dat hij tijdens hun (enige) gesprek een voorstel van Monseré had afgewezen omdat hij zijn steentje niet had bijgedragen tijdens de vroege vlucht.
Dagen later zei Mortensen dat hij Gimondi een deal had horen voorstellen aan Monseré en dat hij hetzelfde aanbod had gekregen; Gimondi sprak van een samenzwering en dreigde de Deen te slaan de volgende keer dat hij hem zag. Maar dat is niet alles: de Italiaan voegde eraan toe dat hij had begrepen dat Monseré een voorakkoord had getekend met zijn eigen Salvarani-team, en bijgevolg hulp had verwacht in de finale. Vervolgens beschuldigde hij Jempi ervan te bijten in de hand die hem voedde. "Hij zal kampioen worden, maar bovenal is hij roekeloos", zei hij.
Monseré bleef bij Flandria: naar verluidt had hij een clausule in zijn contract over het hoofd gezien waarin stond dat als er op 1 augustus geen nieuwe overeenkomst werd gesloten, zijn contract automatisch met een jaar zou worden verlengd. De polemiek liep op niets uit; Gimondi gaf later toe dat Monseré de waarheid sprak en was lovend in zijn autobiografie, Da Mein Poi. "Hij zou een groot renner geweest zijn omdat hij er al een was... zijn onvermijdelijke rivaliteit met Merckx zou mij waarschijnlijk naar de tweede plaats gedegradeerd hebben", schreef hij.
Monseré werd snel populair in gans België. Het was een periode waarin Roeselare boven haar niveau speelde. Naast Jempi wonnen ook Patrick Sercu en Benoni Beheyt een wereldtitel. Het hielp dat de knappe kampioen met bakkebaarden eruitzag alsof hij bij de Rolling Stones hoorde, een band waarvan hij de muziek adoreerde.
Ondanks zijn wereldsuccessen, bleef Monseré down to earth. Hij maakte graag tijd voor zijn fans. "Als hij kinderen zag, stopte hij om ze een handtekening te geven of zette ze zelfs op de fiets en deed een klein rondje met ze", zegt Marie-Claire. "Ik denk dat dat een van de redenen is waarom hij vandaag nog steeds populair is. Hij was zeer toegankelijk. Dat speelt, in combinatie met de manier waarop hij gestorven is, zeker een rol." In 1971 had Merckx twee keer de Ronde van Frankrijk gewonnen en was hij de beste van de sport. Maar Monseré, die drie jaar jonger was, leek klaar om zijn uitdaging te vergroten. In februari won hij de Ronde van Andalusië.
Eric Leman, Roger De Vlaeminck en Jempi domineerden de wedstrijd en wonnen elk twee etappes, maar de laatste dag bleek hun grootste test. "Jempi leidde met 15 seconden", zegt Leman. "Ik zei hem dat er oorlog zou komen: Perurena, een Spanjaard, was tweede, het was een thuiswedstrijd en ze hadden nog niet gewonnen. Toen de vlag omlaag ging, vielen de Spanjaarden aan; in de laatste ronde waren ik, Roger en Jean-Pierre doodop."
Er was een bonus van 30 seconden aan de finish. Leman leidde Jempi uit en nadat Monseré hem gepasseerd was, sloot hij de deur voor de rivaal. "Monseré won het algemeen klassement", zegt Leman. "Na de finish ben ik meteen doorgereden naar mijn hotel, want ik was bang voor de Spanjaarden!" Hij raadde zijn vriend aan om hem te vergezellen in Parijs-Nice om zich voor te bereiden op Milaan-Sanremo; de Jempi gaf er de voorkeur aan om in zijn thuisland te koersen.
Op 15 maart verscheen hij aan de start van een kermiskoers in Retie, vlakbij de Nederlands-Belgische grens. Monseré bevond zich achteraan in de kopgroep toen een Mercedes in tegengestelde richting reed. Omdat het een kleine wedstrijd was, vond de politie het niet nodig om het verkeer op het parcours stil te leggen. Jempi keek waarschijnlijk even over zijn schouder en werd frontaal aangereden. Hij stierf ter plaatse en voegde zich bij de Belgische kampioenen Stan Ockers, Rudy Dhaenens en Wouter Weylandt die het leven lieten in tragische accidenten.
Mars-Flandria trok zich halverwege de wedstrijd terug uit Parijs-Nice; wedstrijdleider Eddy Merckx huilde toen hij het nieuws hoorde en haastte zich na zijn overwinning in Milaan-Sanremo terug om bij de begrafenis te zijn. Hij was één van de 20.000 in de straten van Roeselare. "Kijk naar de foto's van die dag, die menigte," onderbreekt Dries, de KOERS-medewerker die het Vlaams van Eric Leman vertaalt. "Het lijkt wel een koning die begraven ging worden." Zijn weduwe Annie heeft een telegram ontvangen van het Belgische koningshuis. Tragedie na tragedie stapelt zich op. Dertien dagen na de dood van zijn vriend reed Leman in dichte mist naar de Amstel Gold Race toen hij betrokken raakte bij een aanrijding, waarbij zijn jonge vrouw om het leven kwam. Vijf jaar later, in 1967, werd Monseré's zevenjarige zoon Giovanni dodelijk verwond door een valpartij terwijl hij op zijn fiets rondjes door de buurt reed.
Het is bijna te veel om te dragen. Hoe vind je de kracht om door te gaan? "Het is iets dat je moet accepteren. Het is iets dat je nooit vergeet," zegt Marie-Claire. Ze is al tientallen jaren niet meer naar een kerk geweest. "Waarom [is dit gebeurd]? Ik zei dat hij te mooi was om op deze aarde te leven. Giovanni was een lieve kleine jongen, helemaal zijn vader... het is omdat het zo moet zijn. Je kunt het niet veranderen. Je moet leven met de goede momenten die we hadden, en de rest, moet je vergeten. Maar vergeten is moeilijk."
Dit is een somber intermezzo in een aangenaam gesprek vol gelach; Marie-Clare is een levendige en energieke vrouw. "Als je niet lacht, is het leven voorbij. En ik praat met iedereen, zelfs met kleine hondjes," zegt ze, "Jean-Pierre had hetzelfde karakter als ik. Mijn andere zus denkt meer na voordat ze spreekt." We springen in haar auto voor een geïmproviseerde rondrit langs plekken gelinkt aan Monseré. "30 km/u zone, phh!" mompelt ze bij een verkeersbord, voordat ze geanimeerd haar handen beweegt om andere chauffeurs voorrang te geven in de minispits van Roeselare.
Eerste halte: Populierstraat 182, hun ouderlijk huis aan de rand van de stad. Het huis is gemoderniseerd, maar de regenpijp die Jempi als tiener gebruikte om stiekem naar disco's te gaan en meisjes te ontmoeten tot in de vroege uurtjes, is er nog steeds. "Mijn vader controleerde altijd of hij sliep zonder het licht in de slaapkamer aan te doen," zegt Marie-Claire. "Dus lagen mijn zus of ik in zijn bed. Als hij terugkwam, gooide hij stenen naar het raam zodat we het zouden opendoen. Mijn ouders hebben het nooit geweten."
We passeren zijn oude scholen en stoppen bij een reusachtige muurschildering. Op een zijmuur van een wit huis worden we begroet door een lachende, in regenboogkraag gehulde Jempi. Roeselare vergeet haar grootheden niet: het is hartverwarmend om te zien hoe Monseré letterlijk deel uitmaakt van de stad. Maar de wielerliefde in Vlaanderen kan aan twee kanten snijden: toen Merckx later bij het graf van Monseré knielde, had een patser het lef om hem om een handtekening te vragen.
De rustplaats van Jean-Pierre en Giovanni Monseré is onze laatste halte. Marie-Claire haalt liefdevol bloemen van het graf, dat ze drie keer per week bezoekt. "Als ik problemen heb, kom ik hier om met hem te praten," zegt ze. "Het voelt als gisteren, niet als 50 jaar geleden. Het is haast niet te geloven hoe lang geleden dit is. We praten elke dag over hem; Jean-Pierre heeft niet lang geleefd, maar de tijd die hij had, alle dingen die hij deed... het was uitzonderlijk."
Leicester, augustus 1970. De 21-jarige Roeselarenaar Jean-Pierre Monseré verschalkt tijdens het wereldkampioenschap wielrennen de gevestigde orde...