interview
retro

Christel Herremans drukte haar stempel op het vrouwenwielrennen. “Wij waren bij de eersten die lonen uitbetaalden”

19min leestijd   door Joyce Verdonck op 07 augustus 2024
Renster, ploegleider, manager, bondscoach. Christel Herremans heeft decennialang een belangrijke positie in het vrouwenwielrennen ingenomen. Meer dan één keer doorbrak ze daarbij een glazen plafond. "Zeker als bondscoach botste ik op beperkingen.” Haar antwoord? De oprichting van haar eigen damesteam met Topsport Vlaanderen in de jaren negentig. De weg naar meer professionalisering werd geplaveid.

De villa in Merendree verraadt niks van het bestaan van haar lange wielercarrière. In de hoek van de woonkamer staat een kasseitrofee op een houten piëdestal. Op het opschrift lees je de lofzang ‘You were part of the win of Parijs-Roubaix 2019’. De kassei blijkt van haar echtgenoot Rik Van Slycke die als ploegleider de helleklassieker won met Philippe Gilbert.

“Ik heb met mijn ploeg ook een kassei gewonnen, maar ik hou er niet van om veel wielerspullen in mijn huis tentoon te stellen.” Neen, dan kiest ze liever voor grote, ingekaderde familiefoto’s. En voldoende plaats voor een wiegje voor haar eerste kleinkind. Herremans is een familiemens, zoveel is duidelijk. In het bureel hangt de muur wel vol wielertruien, maar ook dat zijn herinneringen van manlief.

Gelukkig zijn er de fotoalbums die ons terug flitsen naar het prille begin. Naast foto’s en een paar vergunningen duiken ook vergeelde krantenartikels op. Jaartallen of plaatsnamen staan er helaas zelden bij, waardoor het soms gissen is naar de details als ze verhalen opdiept.

Als we blad na blad in de fotoalbums omslaan, valt op hoe Herremans altijd dezelfde is gebleven. Nog altijd heeft ze dat blonde, speelse kopje van in haar rennersjaren. De ene keer zien we de blonde lokken in krullen op haar hoofd dansen. De andere keer heeft ze zich een hoekig Mireille Mathieu-kapsel met froufrou aangemeten. Soms draagt ze een petje, nooit een helm. Dat was nog niet verplicht.

Het zit in de familie

“Mijn vader is altijd wielrenner geweest. Mijn broer koerste. Ik ging altijd mee om te supporteren. Vaak reed ik de koers dan tegemoet in tegenovergestelde richting op een reservefiets, voor mocht er iets met de fiets van mijn broer gebeuren. Bij wedstrijden dicht bij huis fietste ik mee naar de start. Of achteraf naar huis.

Mijn vader richtte een toeristenclub op in Hemiksem, waar we toen woonden. In de winter kwamen veel profs meerijden op zondag. Er werd redelijk hard doorgereden, bijna gekoerst zelfs. Op bruggen werd er gesprint. En ik deed altijd mee. Georges Pintens zei: ‘Waarom begin jij niet te koersen? Zo goed dat je met een fiets kan rijden!’ Zo is dat begonnen.”

Waarom begin jij niet te koersen? Zo goed dat je met een fiets kan rijden!
Georges Pintens

Herremans begon als aspirante. Een begin in mineur. “We reden op die leeftijd nog samen met jongens die een jaar jonger waren. Aparte meisjeswedstrijden waren er niet. Op mijn allereerste wedstrijd, waar ik trouwens het enige meisje was, viel ik en brak ik mijn elleboog en pols.

Na mijn revalidatie moest ik al meteen bij de nieuwelingen meerijden. Daar was van een aparte categorie evenmin sprake. Alle dames reden samen: nieuwelingen, juniores en elite vormden één groep aan de start. Er was wel een apart klassement, maar je reed samen. Gelukkig heeft dat niet lang geduurd. We werden opgesplitst waardoor de elitevrouwen apart konden rijden. Nieuwelingen en junioren reden wel nog lang samen.”

Misverstanden

Nog groen achter haar oren betaalde ze leergeld. “Tijdens mijn eerste wedstrijd als nieuweling zei mijn pa dat ik moest opwarmen. Opeens schoot er een groep aan snel tempo voorbij. Ik dacht dat de start gegeven was en dat ik die had gemist. Ik ging achter die groep aan. Razendsnel. Tot de groep plots aan de meet stopte en kort erna de echte start gegeven werd. Ik was al helemaal in het rood gegaan. Toch werd ik al meteen derde of vierde in die eerste koers.”

Als nieuweling reed ze gemiddeld één wedstrijd per week. Meestal in Wallonië omdat er daar meer vrouwenwedstrijden werden ingericht. “Vaak hadden die zowat hetzelfde verloop. We stonden hooguit met een dertigtal rensters, nieuwelingen en junioren, aan de start. Meestal reden we korte rondjes rond de kerktoren. Kermiskoersen. Het niveau lag niet zo hoog. Dat is niet te vergelijken met de koers van nu.

Je koerste elke week tegen dezelfde rensters. Altijd Belgische meisjes. Je wist bijna op voorhand wie ging winnen. Bij de jeugd heb ik veel gewonnen. Ik ben bijna overal provinciaal kampioen geworden. Vroeger was dat zo. Nu wordt op een provinciaal kampioenschap de eerste van die provincie kampioen, maar vroeger werd degene die als eerste over de streep kwam kampioen, of ze nu van de provincie was of niet. Zo werd ik kampioen van West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Brabant enzovoort.”

Sportschool

“Ik koerste heel graag. Vanaf het derde middelbaar zat ik op een sportschool in Boom, de allereerste topsportschool, ook al bestond het topsportstatuut voor leerlingen toen nog niet. We waren met drie die aan wielrennen deden. De anderen waren Roger Ilegems en Marc Van Laer. Samen vormden we een goede kliek om te trainen. Een plezante groep. Dat was mijn uitlaatklep.

Jammer genoeg is Van Laer vroeg gestorven op training. Ilegems werd later olympisch kampioen. (in 1984 op de piste, n.v.d.r.). Ze lieten de studenten die aan wielrennen deden redelijk vrij. Als je atletiek, gymnastiek of tennis volgde, was dat anders. Dan kreeg je echt sportles.

Wij mochten onze eigen planning opstellen. Er was geen leerkracht voor wielrennen, want we waren maar met drie. Het was het eerste jaar dat onze richting bestond. We mochten tijdens de schooluren, tijdens het keuzevak sport, gewoon gaan fietsen. Onze punten waren gebaseerd op onze resultaten tijdens de koers. De directeur was enorm wielerminded, wellicht omdat zijn eigen zoon ook koerste.”

Reynders

Ze vond al snel onderdak bij een ploeg. Bij een wielerlegende nog wel. “Bij de ploeg Fondua - La William van Yvonne Reynders. Elke week ontving ze ons bij haar thuis om daar te starten voor de training. Of we reden met een camionette naar het Nederlandse Tholen om op de dijken tegen de wind in te oefenen op rijden in waaiers.

We trainen veel samen met de eliterensters, van hen heb ik veel geleerd. Reynders zat achter het stuur van de auto. En maar commanderen. Ze was heel streng voor ons, een hele goede trainster. Keihard. Na de training zorgde ze voor koffie met een taartje.”

Reynders zat achter het stuur van de auto. En maar commanderen. Ze was heel streng voor ons, een hele goede trainster.
Christel Herremans

De ervaren renners staken soms de draak met de jonge meisjes. “Ik mocht mee naar mijn eerste koers in het buitenland. Jenny De Smet stond buiten een sigaret te roken. Ik geloofde mijn ogen niet. ‘Je moet dat ook doen,’ zei ze, ‘dat zet je longen open vlak voor een wedstrijd.’ Voor de grap natuurlijk. Gelukkig trapte ik er niet in.

Anderzijds kreeg je ook veel tips. Zo herinner ik me een tijdrit op het einde van een ronde in Frankrijk. Ze vertelden hoe ik mijn wedstrijd moest indelen, dat ik krachten moest sparen tot het einde omdat er nog een lang stuk rechtdoor tegenwind inzat. Die tips hielden wel op toen ik bij de elite begon te rijden. Je bleef wel vrienden, maar tijdens de wedstrijd was het ieder voor zich. Zelfs binnen eenzelfde ploeg.”

Te kort in de sprint

Hoe ouder ze werd, hoe moeilijker het werd om te winnen. “Bij de junioren waren we altijd met dezelfde vier voorop. Het eindigde altijd met een sprint. En ik was net niet goed genoeg om de sprint te winnen. Op 25 wedstrijden werd ik 23 keer tweede. Alleen als de sprint van heel ver werd ingezet, maakte ik kans om te winnen. Ik was sterk, een goede allrounder, maar niet supersnel in een korte sprint.”

De beloftencategorie bestond nog niet. Op haar 18de ging Herremans over naar de elite. Winnen of een titel pakken deed ze bij de elite nooit. “Ik stond wel altijd op het podium, maar om te winnen bleef het een net-niet verhaal. Op een Belgisch kampioenschap, ik weet niet meer welk jaar, zag het er naar uit dat ik zou winnen, maar viel mijn ketting eraf.”

De gedelegeerde van de wielerbond pakte mij nogal stevig vast. Ik verweerde me. ‘Maar Christelleke!’ Ik herhaalde dat hij van mijn lijf moest blijven. Even later kwamen ze zeggen dat ze de fotofinish nog eens hadden bekeken en dat ik derde was.

En dan waren er nog twee debacles op een Belgisch Kampioenschap. “In Nandrin hadden ze me eerst uitgeroepen als winnaar. Ik had bijna mijn trui al aan tot ze zeiden dat de fotofinish uitwees dat ik tweede was.

En in Mettet degradeerden ze me ook. Ik was net tweede geworden. We stonden voor de podiumceremonie achter de schermen te babbelen. De gedelegeerde van de wielerbond pakte mij nogal stevig vast. Ik verweerde me. ‘Maar Christelleke!’ Ik herhaalde dat hij van mijn lijf moest blijven.

Even later kwamen ze zeggen dat ze de fotofinish nog eens hadden bekeken en dat ik derde was. Ondanks dat ik aandrong, mocht ik die fotofinish niet zien. Ik ben er toen niet echt bij blijven stilstaan, maar als je het nu zoveel jaren later bekijkt, was dat een #metoo-verhaal.”

Nationale ploeg

Ze bladert door een fotoalbum en wijst naar een foto. Een heel team staat te blinken in een blauwe, wollen tenue. “Dat was tijdens de Ronde van Noorwegen. De rondes werden toen altijd in landenteams gereden. De nationale damesploeg had een eigen délégué. Mijn vader ging mee als mecanicien. Voor de rest moesten we ons plan trekken.

We reden er met eigen auto’s naar toe. De wielerfederatie voorzag nog geen transport. We betaalden alles ter plaatse zelf. Veel buitenlandse wedstrijden bestonden er niet voor ons. Het is pas na mijn actieve carrière dat er meer organisaties in het buitenland ontstonden. Die rondes bestonden ook slechts uit hooguit vijf dagen wedstrijd. Het was anders koersen dan in België waar bijna alles eindigde met een sprint.

In het buitenland scheurde het peloton heel snel uiteen. Het was veel op en af. We hadden geen parcourskennis. We kenden de startplaats, waar de finish lag en hoeveel kilometer we moesten rijden. Daar bleef het bij. Zo wisten we niet dat er een steile helling in de plaatselijke ronde zat. We hadden niet eens aangepaste versnellingen. Afzien.”

Ze herinnert zich een anekdote in een Franse ronde. “Ergens onderweg was er een tussensprint. Maar ik wist niet zo goed wat de bedoeling was. Ik zat mee voorin. Opeens begonnen ze te sprinten. Ik mee. Ik werd tweede of derde. Maar na die sprint hield ik de benen stil. Ik dacht dat de wedstrijd gedaan was.”

Drama op trainingsstage

Haar vader, die het wielervuur in haar aanwakkerde, bleef een belangrijke rol in haar carrière spelen. “Hij was voor een groot deel mijn coach. Twee keer in de week begeleidde hij me op trainingen achter de brommer. En dankzij hem kon ik ook op stage gaan.”

Ze bladert tot het bijschrift ‘trainingsstage Italië’ opduikt. Voor een hotel staat een grote groep renners mooi opgesteld in rijen recht in de lens van de fotograaf te kijken. “Mijn vader organiseerde jaarlijkse stages voor zijn club. In de winter, als voorbereiding op het seizoen.

We waren met twee meisjes, de rest waren jongens. Stuk voor stuk ervaren renners. De bedoeling was vooral om tijdens zo’n stage veel kilometers te maken. Soms moesten we sprinten. Dan werd er gefloten en moesten een stuk of drie renners tegen elkaar sprinten.”

Plots valt een schaduw over de fijne herinneringen. “Mijn vader was al tien jaar thuis van zijn werk door hartproblemen. Hij is ook effectief gestorven aan een hartaderbreuk. Het gebeurde op een trainingskamp in Spanje. Ik was erbij. Mijn mama was ook mee in Spanje. We mochten eerst niet naar huis. Ze dachten dat we hem vergiftigd hadden om de verzekering op te lichten. Pas na tien dagen mocht zijn lichaam naar huis gebracht worden.”

De zwaarte van het verhaal zorgt voor een lange stilte. Dan volgt een bedenking waardoor Herremans vermoedt dat haar vader wist dat hij niet meer lang te leven had. “De dag van zijn overlijden had hij aan mij gevraagd om het trainingskamp verder te zetten, mocht hem iets overkomen. Ik heb dat toen beloofd. Ik heb ook effectief enkele jaren dat kamp georganiseerd. Maar nadat ik trouwde en mijn eerste kind kreeg, was dat niet langer houdbaar.” Ongetwijfeld werd toen het eerste zaadje gepland van haar skills als drijvende kracht achter een eigen ploeg.

“Het jaar dat mijn papa overleed, koerste ik nog wel, maar niet meer bij de federatie. Ik was al samen met mijn vriend, later mijn man, en mijn trainingen begonnen te slabakken. Ik koerste wel nog bij de nevenbonden, waarbij ik dat jaar wereldkampioen werd. Daardoor werd het vuur aangewakkerd om toch te herbeginnen met hogerop te koersen.

Door het overlijden van mijn papa is het er niet meer van gekomen en ben ik volledig gestopt met koersen toen ik 25 was. Ik was net getrouwd. Mijn man was beroepsrenner. Ik kreeg snel een kind. Ik moest keuzes maken. Maar ik denk wel dat ik iets te vroeg gestopt ben. Kort erna groeide het aantal dameswedstrijden. Ook in de nationale ploeg werd meer energie gestoken.”

De geheime brief van vader

Na eerste werkervaringen bij stad Antwerpen en in een hotel werd Herremans al snel bondscoach. Daar hangt een bijzonder verhaal aan vast. “Een jaar voor zijn overlijden had mijn pa in mijn naam een brief gestuurd naar de federatie. Hij beschreef daarin dat ik sportschool had gevolgd en vroeg of ik door dat diploma geen coach kon worden.

Nicolle Van den Broeck was toen nog bondscoach, maar haar contract liep bijna ten einde. Het jaar nadien kwam ik mensen van de federatie tegen. Ze vroegen of ik nog altijd interesse had. Ik viel uit de lucht, want ik wist niks van die brief. De dag nadien was ik uitgenodigd bij de federatie waar ze mij die brief toonden. Ik mocht meteen een contract als bondscoach tekenen. Twee jaar later, toen mijn mama thuis aan het opruimen was, vonden we een kopie van de brief die mijn vader gestuurd had.”

Als bondscoach slaagde Herremans erin wat haar als renster niet was gelukt: meegaan naar wereldkampioenschappen. “Ik kwam nooit in aanmerking voor een selectie op de weg. Alleen op de piste was ik er een keer heel dichtbij. Op een Belgisch kampioenschap baanwielrennen was ik tweede geworden. Normaal zou ik met die plaats automatisch geselecteerd geweest zijn voor het WK. Omdat ze mij te jong vonden, hebben ze Claudine Vierstraete meegenomen die na mij derde was geëindigd.

Freddy Helsen, die toen de selectie had gemaakt, zegt het nog elke keer als hij me ziet dat hij daar zoveel spijt van heeft. Ik was ook heel erg teleurgesteld. Het was zo oneerlijk. Anderzijds won Vierstraete op dat WK een medaille en dat was mij nooit gelukt.”

Beperkingen

Ze putte uit haar eigen ervaring als renster om de nationale ploeg tot een hoger niveau te tillen. “Bondscoach zijn, is een mooie job. Je gaat naar al die wedstrijden kijken om een selectie te maken. Alles wordt voor jou geregeld vanuit de federatie. Dat is anders als je een eigen ploeg leidt, dan moet je veel zelf doen.

Anderzijds waren er beperkingen. Zo was de druk hoog om zeker één Waalse renster in de selectie op te nemen. En de financiële beperkingen waren enorm. Ik had een budget van 300.000 Belgische frank. De Nederlanders hadden 1 miljoen tot hun beschikking. Dat is een heel groot verschil. Zij konden op trainingskamp bijvoorbeeld. Wij niet. We reden in de buurt van Carcassonne een ronde van tien dagen.

En de financiële beperkingen waren enorm. Ik had een budget van 300.000 Belgische frank. De Nederlanders hadden 1 miljoen tot hun beschikking.
Christel Herremans

De Belgische rensters kwamen rechtstreeks vanuit België, terwijl veel rensters uit andere landen net ervoor ervaring hadden opgedaan in de Ronde van Mallorca. Onze ploeg kwam natuurlijk wedstrijdritme te kort. Ik stelde voor om het jaar erop als voorbereiding een extra ronde te rijden om beter aan de start te staan. Maar dat mocht niet. Twee buitenlandse rondes bovenop de kampioenschappen was het maximum. Op een bepaald moment zeiden ze zelfs dat het budget zou moeten inkrimpen. Ongelooflijk.”

Uiteraard waren er ook mooie momenten. Het hoogtepunt was wellicht Heidi Van De Vijver die in 1993 de Tour de la C.E.E. wint, een van de voorlopers van de Ronde van Frankrijk voor vrouwen. “Leontien van Moorsel was zogezegd onklopbaar. De eerste dag had ik bij Heidi aangedrongen om er direct voor te gaan. Met wat voorsprong zou Van Moorsel de dagen erna continu onder druk worden gezet. Dat werkte. Heidi veroverde het geel en Van Moorsel is er niet meer in geslaagd om de leiderstrui terug te winnen.”

Eigen ploeg

Kort na die overwinning richtte ze haar eigen ploeg op, Topsport Vlaanderen. Dat combineerde ze enkele jaren met de job van bondscoach, maar dat bleek al snel onhoudbaar. “Er kwam kritiek van andere ploegen dat ik vaak rensters van mijn eigen ploeg selecteerde. Dat was ook logisch, want in mijn ploeg zaten de beste Belgische rensters van dat moment. We waren de eerste ploeg ter wereld die contracten afsloot met de rensters en hen een vast inkomen gaf.”

We waren de eerste ploeg ter wereld die contracten afsloot met de rensters en hen een vast inkomen gaf.
Christel Herremans

Herremans was bondscoach van 1989 tot 1997. Ermee stoppen was niet eenvoudig. “Ik was heel graag bondscoach. Anderzijds was er de gedachte dat de federatie en de nationale ploeg altijd zouden verder bestaan, ook zonder mij. Dat was anders voor mijn eigen vrouwenteam. Dat was vrij nieuw. Ik wou zeker zijn dat dit verhaal zou worden verdergezet. Tot die tijd gingen er behalve de nationale teams geen vrouwen in het buitenland koersen. Met mijn team zorgde ik daar wel voor. Dus behalve de zes rensters die in de nationale selectie zaten, konden op die manier nog andere meisjes in het buitenland ervaring opdoen. Wij waren een van de eerste die dat deden. Bovendien ging de nationale ploeg nog altijd maar naar een tweetal buitenlandse wedstrijden. Met Topsport Vlaanderen namen we aan meer rondes in andere landen deel.”

Afspraak op het ministerie

Het team van de grond krijgen, is vooral de verdienste van Herremans zelf. “Leona Detiège was in die tijd minister van Gelijke Kansen. Ik ben met haar kabinetschef Fons Leroy gaan praten. De mannenploeg van Topsport Vlaanderen bestond al een jaar. Ik vroeg waarom ze niet hetzelfde initiatief namen voor de vrouwen. Hij vond dat een geweldig idee en regelde een afspraak met Detiège. Zij gaf me gelijk. Ze gaf me de opdracht om rensters te zoeken.

We zijn begonnen met drie rensters die meteen een loon kregen. Het jaar nadien waren we al met 7 of 8 rensters. Het ministerie betaalde de lonen, de rest moest ik uit sponsoring halen. Fietsen, kledij, de financiering van de reizen, daarvoor moest ik sponsors zoeken.”

Het team gaf het vrouwenwielrennen in België een boost. De beste rensters van het moment vonden en zochten onderdak in het team van Herremans. Niet alleen kregen ze plots een loon, maar er openbaarden zich ook meer kansen op koersen in het buitenland. Ze leerden er als ploeg te rijden.

“Tot dan werd heel individueel gekoerst. Ik leerde hen hoe ze een ploeg moesten vormen. Ik duidde een kopvrouw aan. Dat werkte. Op het Belgisch kampioenschap werden we 1, 2 en 3. Gewoon omdat al de rest tegen elkaar reed. Wij werkten samen.”

Persoonlijk vind ik dat het voor veel teams wat te snel is gegaan. Zeker op financieel vlak. De budgetten zijn de lucht in geschoten en dat is niet voor ieder team even haalbaar.
Christel Herremans

Ze legde niet alleen voor de rensters de lat hoog. “Ik kon niet tegen amateurisme. Dat gold ook voor de entourage. Ik ben heel hard geweest voor sommige mensen. Ook hard tegenover soigneurs. Die moesten hard werken. Vroeger had je één mecanicien voor zes renners. Dat was in die tijd gewoon zo.

Nu kan een verzorger eisen dat ie maar twee renners per avond masseert. Vroeger hadden ze die keuze niet. Nu zie ik in dat zes renners verzorgen op één avond eigenlijk niet gaat. Dat ze dan moesten doorwerken tot één uur ‘s nachts of zelfs langer. Ik besef nu pas echt hoe hard ik ben geweest voor mijn team.”

De term pionierswerk wordt vaak in de mond genomen als grandes dames uit het vrouwenwielrennen worden geïnterviewd. Toch is het zeker van toepassing op Christel Herremans. De trein voor professionalisering in het vrouwenwielrennen was vertrokken. Rensters konden voltijds voor hun passie gaan. Al waren de lonen uiteraard verre van wat toprensters van nu uitbetaald krijgen. “Persoonlijk vind ik dat het voor veel teams wat te snel is gegaan. Zeker op financieel vlak. De budgetten zijn de lucht in geschoten en dat is niet voor ieder team even haalbaar.”

Nieuwe uitdagingen

Op een bepaald moment ging de geldkraan bij Topsport Vlaanderen voor de vrouwen dicht. Voor haar rensters vond Herremans dat ontzettend jammer. Zelf ging ze verder met een eigen crossploeg. “Ook dat vond ik plezant, een heel andere wereld. Met crossers kan je precies een nog betere band smeden dan met wegwielrenners. We waren goede vrienden.”

Uiteindelijk stopte ze in het veldrijden toen ze een aanbieding kreeg om Europees manager te worden van het WorldTourteam EF Education-Tibco. “Toch het hoogst haalbare in het wielrennen. In 2023 wonnen we met Alison Jackson Parijs-Roubaix. Helaas stopte het team er in 2023 mee door financiële redenen. Het mannen- en vrouwenteam waren twee aparte constructies, twee gescheiden werelden.

Het mannenteam werd wel verder gezet en besliste zelfs om met een nieuw vrouwenteam te starten. Er was interesse om mij aan boord te halen. Helaas stond er in mijn contract dat er vanuit het managementteam niemand naar dat mannenteam mocht overstappen gedurende twee jaar. De eigenares heeft me echt stokken in de wielen gestoken. Daar heb ik hard vanaf gezien. Mijn laatste maanden loon zijn nooit uitbetaald geweest. Wielrennen kan een harde wereld zijn. Ik zat een tijdlang in een zwart gat.”

Een wielermicrobe die al veertig jaar bijt, die laat zich niet zomaar verpletteren als een mug tegen een slaapkamermuur.

Op het moment van het interview houdt Herremans zich door die negatieve ervaring voor om geen vaste job in het wielrennen meer aan te nemen. Voor wat losse freelance opdrachten voor ploegen of wielerorganisaties houdt ze de deur wel open. Zeg nooit nooit. Een wielermicrobe die al veertig jaar bijt, die laat zich niet zomaar verpletteren als een mug tegen een slaapkamermuur.

Als we vragen naar de grootste successen met haar ploegen, blinken haar ogen alweer. “Ik heb Hanka Kupfernagel in de ploeg gehad die wereldkampioen in het veld is geworden. Of denk maar aan Susanne Ljongskog, wereldkampioen op de weg. Kelly Druyts, wereldkampioene op de piste. Lotte Kopecky. Ik heb het eens opgezocht, ik geloof dat we in totaal acht keer met iemand in mijn ploeg wereldkampioen zijn geworden.”

Acht regenboogtruien. In het grote geschiedenisboek over het vrouwenwielrennen beslaat Herremans zonder twijfel een groot hoofdstuk.

serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.