Op 24 april 2024 staat de tijd even stil bij de familie Krijnen. Johnny Caballero is overleden. De familie verliest een bijzondere vader en lieve echtgenoot, de (Nederlandse) wielerwereld een icoon die meer dan vijf decennia lang de fietsen van haar wielerhelden op punt zette. Als eerbetoon zetten we John Krijnen graag nog even in de kijker.
Kruip samen met hem in de volgwagen op zoek naar het ideale materiaal én de perfecte fiets.
Op bezoek bij John Krijnen, om te mijmeren over zestig jaar fietsgeschiedenis rond het thema koers. John Krijnen uit Bussum, ’t Gooi, centraal Nederland. Leeftijd? Hij zei altijd dat ie bijna tachtig werd. O ja..? Ja, over vijf jaar... Maar 23 september 2017 wás het zover. De snor staat wat minder Dali; de tijd van de afnemende frivoliteit tikt voor iedereen. Mag het? Hij heeft alle Tourdirecteuren meegemaakt, met uitzondering van Henri Desgrange. Hij heeft fiets en koers zien veranderen. Het materiaal vooral, maar de mens erop ook.
Tja, hoe wordt iemand mekanieker in de wielersport. Een lang verhaal kort? Voor een deel toeval, voor een deel voorbestemming. Hij had best wielrenner willen worden. Maar ja: valpartij in een criterium, kapotte rug, einde oefening.
Zijn toekomst lag náást het zadel, beetje bijklussen in de amateurwereld, tót Kees Pellenaars hem zowat sommeerde bij TeleVizier te komen. Als opzichter rijdend materieel. Dat was 1964. Hij zou er nooit meer echt van loskomen. Op weg noch baan. Zesdaagsen!
Het doek viel eigenlijk pas toen de KNWU (Koninklijke Nederlandse Wieler Unie) hem passeerde voor de Zomerspelen van Peking 2008. Als te oud? Of omdat de bond een contract had afgesloten met Shimano?
John Krijnen had al een tijdje een meekijker naast zich gekregen. Aardige kerel, hoor. Maar? Wie het hoofdkantoor van Shimano binnenstapt, ziet vooral visgerei: hengels, molentjes, dobbers, haakjes. Wie op een beurs een stand van Campagnolo betreedt, waant zich in een juwelierszaak. Shimano brengt ook echt mooie dingen, maar hij is meer een Campagnolo-mannetje. Nou ja, eens is het voorbij.
De oerprincipes van de fiets zijn sinds het eind van de negentiende eeuw nog altijd dezelfde: kader, wielen, trappers, zadel, stuur – de schaal van vijf. Er is onderweg heel wat aan gesleuteld en verfijnd, dat is – weet Krijnen ook wel – nu eenmaal de vooruitgang, en met het een heeft hij meer vrede dan met het andere.
Maar om de eerlijke waarheid te zeggen: geef John Krijnen een wiel en hij is al gelukkig. Er is niets dat hem zo ontspant en happy kan maken als een mooi, soepel draaiend wiel. Dan wordt er weleens gebeld op het vaste telefoontoestel, en dan hoort hij zijn vrouw Jeanne tegen de beller zeggen: ‘Wacht, ik ga John even roepen… Hij zit weer in de schuur met zijn wielen te pielen…’
Noem John Krijnen gerust een wielengek; dat doet hij zelf ook. O, er is meer aan een fiets wat betreft de draaiende delen. Hij somt op: de naven, de trappers, de pedalen, het balhoofd, de derailleur – álles met kogeltjes. En dat moet allemaal goed lopen. Het draaiwerk moet draaien. Een naaf die niet loopt, een trapas die kraakt, een balhoofd waar het stuur op wrikt – dat is dus niks.
Weet je, met zo’n fiets is het net als met een grammofoonplaat: je zet de naald erop, de plaat gaat draaien en je wordt één met de muziek. Rust in regelmaat. Zo’n plaat moet niet gaan hobbelen en bonken, dat is storend. Wel, zo moet je ook uit een fiets muziek horen klinken. Vloeiende, geoliede muziek.
Als hij een naaf of een wiel heeft gemaakt en het in de richtvork heeft getild, dan geeft hij ‘t een gooi, houdt hij er een schroevendraaier tegen en als het goed is moet hij dan pfffuuuiiifffuuiii horen. Een hoge serene fluittoon, een ruisende suis, een suizende ruis. Daar haalt John toch zo veel plezier uit, dan staat ie in z’n eigen te lullen van: moet je es horen hoe dat loopt, man…
En het aller ultiemste van de draaiende delen is dan een perpetuum draaiend wiel. Een dat, bij wijze van spreken, nóg draait als hij terug komt van zijn koffiepauze.
Het vak van mecanicien is natuurlijk bij lange na niet meer te vergelijken met dat van toen. De Formule-1 technologie heeft zijn intrede gedaan in het peloton van wat eens dat van het stalen ros was. Handmatig vakwerk is vervangen door elektronica. Vroeger was je als mecanicien behalve fietsenmaker van alles en nog wat: praatpaal voor de renners, vluchtheuvel voor de ploegleiders, wielerfluisteraar. Je ging met drie man personeel naar een wedstrijd; tegenwoordig lopen er alleen al zes, zeven ploegleiders in een team rond. Een psychotherapeut hier, een chirotherapeut daar.
Vroeger kon je een vastgelopen derailleurkabeltje met een slim tangetje nog strak trekken, nu blijft het zaakje geblokkeerd staan. En dan kan Rigoberto Urán amper meer de berg op – wat een poten moet díe hebben gehad, in de Touretappe op een 54-blad de slotklim op naar Chambéry!
Al die moderne apparatuur… Als mecanicien ben je machteloos: je kunt geen schroefje meer aandraaien, alles zit in zo’n elektronisch kastje dat voor de vorm nog even wordt uitgelezen om pijlsnel in zijn geheel te worden vervangen. Daar valt weinig meer aan te versleutelen.
John Krijnen noemt zijn huidige opvolgers in een oneerbiedige bui weleens ‘wielerwassers’. Zo is het toch? Je moet ze na de koers te keer zien gaan met die hogedrukspuit. Het lijkt de brandweer wel, alsof ze de grotten van Limburg moeten blussen. Maar ja – de vooruitgang, hè, die is niet tegen te houden. Waarom zou de wielersport een uitzondering zijn?
Neem de aerodynamica. John Krijnen weet nog goed hoe hij met Leontien Van Moorsel, in 2003, naar de windtunnel in de Flevopolder ging. Ze moest op een speciale fiets gaan liggen als een horizontaal zeepaardje. Ze zat volstrekt onnatuurlijk, ze hield het nog geen vijf minuten vol, laat staan een heel uur. Maar nu, vijftien jaar verder, zit Tom Dumoulin in diezelfde houding als gegoten op de fiets. Renner en tijdritfiets lijken geboetseerd, gebeeldhouwd, ze vloeien gewoon in elkaar over. Renner en fiets zijn één, ook bergop. En een rendement!
Het bezoek heeft een boek meegebracht, FIETS!, over de geschiedenis en ontwerpers van de racefiets. De Engelse samenstellers hebben vooral de visuele esthetiek van de racefiets in beeld willen brengen. John Krijnen haalt zijn hart op aan de herinneringen.
Waar het vroeger ging om het gewicht van de racefiets terug te brengen naar een ondergrens, zie je in de jaren-80-ontwerpen een explosieve doorschakeling naar de luchtweerstand. Alles is nu aerodynamica: kleding, helmen, spoilers, opzetstuurtjes, vinzadels, platte spaken, dichte wielen, hoge velgen, gevouwen bidons, neuspleisters. Het gele plastic neusringetje van Chris Froome – wie zal het zeggen.
Krijnen bladert. Het bezoek heeft drie geeltjes op de bladzijden geplakt. Het eerste markeert de uurrecordfiets van Eddy Merckx, het tweede de Espada van Miguel Indurain, het derde de arty-fiets van Lance Armstrong door Damien Hirst.
John Krijnen zal geen fiets veroordelen, geen ontwerper voor gek verklaren – alles heeft een functie. Hoewel: de Hirst-Armstrong lijkt zo van de kermis te komen, de Espada is van Pinarello en die hebben altijd wel hele mooie futuristische fietsen gemaakt, maar die van Merckx komt bij hem toch bovenaan. Overal gaatjes, uitgevijlde buizen, de bandjes brokkelen inmiddels af van droogheid, maar verder…
Zó’n fiets, die vindt hij gewoon mooi, in al zijn soberheid, zonder frutsels en fratsels. Heel kaal, maar tegelijk schittert hij je tegemoet. En staal nog, hè. Maar ja, toen is het carbon gekomen. En hij snapt dat wel, maar carbon komt uit een mal. En daar krijg je scheurtjes in.
John Krijnen stamt uit de tijd van de fietsenbouwers, van vóór die van de fietsontwerpers. Staal dat is bezieling, carbon dat is een boel flesjes met rommel in een snelkookpan en tien minuten later heb je een plastic frame. Naam erop van een of andere loempiabakker uit Taiwan, klaar.
Er is natuurlijk veel voorwerk vooraf gegaan, maar sorry hoor – geef Krijnen maar een fiets waar de liefde van de bouwer vanaf straalt. Waar hij diens handen in kan zien, en diens hart. Hoe die is afgewerkt, tot in de kleinste details.
Italianen konden en kunnen er wat van. GIOS, Da Rosa. Maar evengoed eigenbouw uit de Amsterdamse werkplaatsen van Willem Bustraan (RIH! Rijwiel Industrie Holland) en Ko Zieleman, de opa van Dylan Groenewegen. En nóg wel een handvol anderen. Presto fietsen van Evert Stroober, weet je nog! René Pijnen. Danny Clarke, Ferdinand Bracke en anderen zwoeren erbij.
Framebouwer Jan Legrand is er nooit rijk van geworden, maar hoe die kon praten over zijn vondsten en creaties. Pure poëzie. Een fiets als een gedicht. Helemaal niet vreemd dat er renners zijn, die hun fiets mee naar bed namen.
Of het belangrijk is, hoe een renner tegen een fiets aankijkt? Wat dacht je: het is je hoofdgereedschap voor je werk. Als je een klotefiets hebt, heb je ’s morgens geen zin om aan de dag te beginnen. Er moet een gevoelsband bestaan tussen renner, fiets en mecanicien.
Och, de meeste coureurs zijn geen zeikerds. Neem Erik Breukink, als het goed was, was het goed en bleef het ook goed. Geen mierengeneuk over millimeters. Of iemand als Sean Kelly. Topkerel. Gedreven in alles wat met zijn vak te maken had, maar nooit overdreven. Het eerste jaar PDM had Krijnen een fiets klaargezet voor de Ier, alles nieuw, maar dat hoefde Sean allemaal niet – zeker geen nieuwe wielen, hij had liever wat oudere – wielen waar al een paar keer mee geremd was. Gebruikte wielen remden gewoon lekkerder.
Weet je wat het is: het gaat om de renner in zijn totaliteit. Inzet en instelling moeten goed zijn. Dat lees je overigens zo aan ze af. Maar met al die vooruitgang leren renners nauwelijks nog zelfstandig denken. En dat vind je in de koers terug. Dat zijn geen wielrenners, die spélen wielrenner, snap je?
Weet je waar je nog heel veel liefde voor de oude fiets terugvindt? Op retrobeurzen. Krijnen gaat er weleens heen, gewoon voor de lol, of om de schuur uit te ruimen. Wie decennia lang tussen de wielen heeft gebanjerd, houdt veel contacten over. In zijn hobbyhok zwerven onderdelen waar hij iemand graag een plezier mee doet.
Trouwens, wat ze niet betalen voor ouwe Campagnolo-spullen! Maar wel échte, hè. Hij had een keer een doosje Campagnolo zadelpenbouten mee naar de beurs, een man toonde interesse, maar kocht ze niet. Achter het boutje zat een ringetje en op dat ringetje moest een C-tje staan gegraveerd, En dan die derailleur van de Campagnolo Superrecordserie, die moet absoluut van het goeie jaartal zijn, Niet van 1968 of 1972, nee: 1969. Ach, hij herkent zo langzamerhand de echte liefhebbers en de waarde ervan.
Op verzoek van de vrouw van de onlangs overleden Nederlandse wielermecenas Harry Mater heeft Krijnen via via ook een nieuwe bestemming gevonden voor drie van Maters gekoesterde stayersmotoren. Een staat nu in het museum van Hennie Kuiper in Denekamp, een heeft zijn weg gevonden bij een verzamelaar in Italië, een derde is gestald bij een liefhebber in Zwanenburg. En Maters Bianchi van Fausto Coppi bevond zich tot mei 2022 in de collectie van KOERS. Museum van de Wielersport in Roeselare.
Laatst belde Jan Janssen nog. Moest een retrorondje rijden in Valkenburg, op zijn retrofiets. Of John nog een 6-pignon had met een 28; en een 5- of een 6-pignon? Wat Jan daarmee moest gaan doen? Ja, de Cauberg op, met die ouwe lullen… Nou, John zou wel eens kijken in het centraal magazijn, bij de T van tandwielen. Hij geloofde van wel… En ja hoor, hij had er nog twee. Naar Putte-Kapellen gestuurd, Janssen blij. Of Jan er soms één kon houden? Tuurlijk Jan. Goh, 1968 is een halve eeuw geleden, maar om nooit te vergeten.
John Krijnen loopt nog eens langs de essentiële delen van een fiets, langs de schaal van vijf: kader, trappers, stuur, wielen, zadel – én hun evolutie. Hij heeft het allemaal naar een andere dimensie zien groeien. Toch, een fiets op maat blijft voor hem de allermooiste – dus: staal. Daar kun je de fiets mee personifiëren. Carbon heeft zijn voordelen, maar het is allemaal standaard uitgedacht en afgewerkt.
Bij staal horen ook ouderwetse pedalen, schoentjes met plaatjes en toeclips; carbon mag dan klikpedalen hebben, maar door al die verschillende systemen blijft het behelpen. Het stuur, tja, de tijdrit is zo belangrijk tegenwoordig, secondewerk, daar ontkom je bijna niet aan carbon; behalve bij de baansprinters, daar zie je het staal weer terug. Je hebt de wielen, nogmaals: zijn ziel en zaligheid, met bij voorkeur aluminium velgen van Duralka of Martano.
En er is het ook zadel; zijn tweede liefde, leren zadels. Hij kocht ze, nieuw en oud, en kalefaterde ze op. Hoe, wilden ze weten. Opwrijven met rhinocerosvet, zei hij dan met een stalen gezicht. O, dát…. En hij sloeg er van die grote koperen klinknagels in, die hij opscharrelde uit de grote bakken tweedehands in de ijzerwinkel. Mooi man. De Britse topachtervolger Hugh Porter vroeg hem eens of hij er twee kon kopen. De prijs was veertig gulden stuk. Special prize for me, John? Yes, of course, Hugh: two makes ninety guilders… Ninety..? Yes, you asked for special prize, right?
In zijn ‘hobbyhok’ in de tuin wachten, naast de WK-achtervolgingsfiets van Roy Schuiten, geduldig tientallen onderdelen die gezamenlijk de racefiets maken. In zijn museumpje op zolder ademen alle memorabilia Krijnens verleden. Van truien tot medailles, van petten tot trofeeën, van rondeboeken tot rondeborden, van Kees Pellenaars tot en met de laatste wereldkampioenschappen voor de bond.
Duizenden racefietsen heeft John Krijnen in pakweg zestig jaar onder handen gehad. Of de ideale fiets bestaat? Het antwoord is even logisch als simpel: de ideale fiets bestaat pas als je zelf niet meer hoeft te trappen. Maar omdat mechanische doping verboden is, en terecht – zul je wel trappen moeten.
De ideale fiets bestaat níet.
De mens zal eeuwig aan de fiets blijven sleutelen.
Dit artikel verscheen eerder in Etappe #06 (2017).
De fiets – bijgenaamd La Petite Reine – mocht in 2017 maar liefs 200 kaarsjes uitblazen. Zonder fiets geen wielersport, zonder Koningin Fiets geen Koning Koers. Daarom stond het zesde nummer van Etappe volledig in het teken van de fiets.
Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!
Ieperling Georges Vanhove heeft een stevig boontje voor de fiets. Als mecanicien staan naast drie keer de Ronde van Zwitserland en de Ronde van...