longread
interview
retro

Christiane Goeminne over twee decennia in het vrouwenpeloton: “Nu koersen ze met verstand, in onze tijd niet.”

11min leestijd   door Hermien Vanbeveren op 05 juli 2022
Op zondag 3 april winnen Mathieu Van der Poel en Lotte Kopecky de Ronde van Vlaanderen. Het is de winnares bij de vrouwen die Sportweekend mag openen, een mooie illustratie hoe het vrouwenwielrennen de voorbije jaren is opgewaardeerd. Enkele decennia geleden koerste Christiane Goeminne in een periode waarin het in bepaalde kranten zelfs verboden was iets over de vrouwenkoers te schrijven. Tegelijk was wielrennen voor haar van cruciaal belang, als manier om bepaalde verwachtingen te counteren en te demarreren van een al uitgestippeld levenspad. “Koersen was een manier om te ontsnappen en dat is goed gelukt.”

Christiane, “zeg maar Chris”, Goeminne zat twee dedennia op de koersfiets, van 1960 tot 1979. In 20 seizoenen verzamelde ze 163 zeges op de weg en op de piste. Dat getal noemt ze trots als we in de garage van haar huis in Oudenaarde kijken naar enkele foto’s van koersende Chris. Met amper ondersteuning heeft ze een mooie carrière bijeen gefietst. Een carrière waar ze op haar 81e nog in veel details over kan vertellen en ze met guitige ogen op terugblikt. Tegelijk is ze ook een beetje nerveus voor dit interview. Net als toen, op de fiets, zeker voor de grote kampioenschappen. Maar daarover verder meer.

"Dat kan jij toch ook!"

Voor de start van haar wieleravontuur moeten we terug naar de winter van 1960. “Het is eigenlijk heel onnozel begonnen door een sportavond in Elsegem, waar vrouwen op de rollen reden. Een collega had me mee gevraagd.” Tot dan had ze er nog niet bij stilgestaan dat dat kon, vrouwen op een koersfiets. Al herinnert ze zich nog dat ze een jaar eerder al eens twee vrouwen op een koersfiets had gezien. “Weet je wat ik vandaag gezien heb?!”, zei ik tegen mijn pa. “Ik vond het de max. Ook al reden ze wel heel traag”, lacht ze.

En nu ze erover nadenkt, bleek al eerder haar liefde voor de (koers)fiets. “Toen ik jonger was, overnachten er eens twee renners bij ons die deelnamen aan de Ronde van België voor amateurs. Ik was niet weg te houden van hun fietsen! Maar als meisje leek beginnen koersen onmogelijk. Zeker in Oudenaarde, dat was een heel bekrompen stad.”

Terug naar de sportavond in Elsegem. In de zaal stonden de rollen op een podium en Chris weet nog goed wie meedeed. “Marie-Thérèse Naessens, Denise Bral, Simonne Ellegeest en Monique Maes”, somt ze op. “Mijn collega zei: “Allez Chris, dat kan jij toch ook!” En dat was eigenlijk het begin.”

Haar ouders en vier zussen – Chris was de jongste van vijf – moesten wel overtuigd worden. Iets wat eigenlijk nooit echt gelukt is. Maar ze hield voet bij stuk. Aan een koersfiets geraken dat moest ze wel zelf uitzoeken. Al hielp het dat haar pa zelfstandige was en handelde in motoren en ook een beetje in fietsen. Zo kon ze eens gaan kijken bij groothandelaars. “Maar dat kostte veel zo’n koersfiets, 4.000 frank! Gelukkig mocht ik bij één handelaar kopen op afbetaling. En zo ben ik begonnen.”

Billekes kijken

Op 12 maart 1960 op haar 18e rijdt Chris haar eerste koers, in Harelbeke. “Het was een soort voorprogramma van de profs. Er was heel veel volk! Die mannen kwamen kijken naar onze “billekes”, maar dat trok ik mij niet aan.”

Hoewel ze het maar niks vonden, toch gingen ook haar moeder en enkele zussen mee. “Ze dachten dat ik van in het begin goed zou zijn, maar dat gaat zo niet natuurlijk. Ik moest nog alles leren: met versnellingen rijden, in een peloton rijden, … . Proberen te volgen, dat is al wat ik kon doen.” Toch mocht ze best tevreden zijn met het resultaat bij haar debuut: 21ste op een 40-tal rensters. “De 20ste kreeg nog 100 frank, ik had dus net geen prijs.”

Haar eerste koersjaren zijn vooral leren, niet winnen, laat staan meedoen voor de zege. Daar proefde ze voor het eerst van in 1962, haar derde jaar. “Het was in Rotheux, een koers in drie reeksen. Ik wist zeker dat ik gewonnen had, maar ik kreeg mijn “bouquet” niet! Ze dachten dat het Yvonne Reynders was, maar die werd pas 8ste in de laatste reeks. Toen ik me al aan het omkleden af, kwamen ze me dan toch de bloemen geven.” Die bloemen zijn enkel nog een herinnering, de (compacte) trofee van die eerste zege is er nog – op zolder, dat wel. Maar in tegenstelling tot heel veel andere trofeeën en truien heeft ze die niet weggegooid.

Zetjes van André en Briek

Haar eerste jaren waren letterlijk en figuurlijk een plaats zoeken in het vrouwenpeloton. En ook het goeie materiaal vinden bleek een zoektocht, waarbij ze amper hulp kreeg. Nu en dan een zetje, dat wel. Zo vroeg haar vader aan Firmin Van Kerrebroeck (zesvoudig Belgisch kampioen veldrijden) om haar fiets eens te komen bekijken. “”Je velo is veel te groot hé!”, zei hij. Een jaar later geraakte ik dan via hem aan een kleinere Peugeot.”

Via Van Kerrebroeck kwam ze ook in contact met André Stevens, een verzorger. Die leerde haar achter de brommer rijden. “Hij kon me ook echt stimuleren en me overtuigen dat ik het kon. Maar hij is dan gescheiden en verhuisd, heel jammer. Mocht hij me langer hebben kunnen helpen, was mijn carrière misschien anders gelopen.” Was er na het vertrek van André niemand die die rol overnam? “Neen, ik moest het weer alleen doen. Maar dat deed ik ook wel graag. Niet vergeten, toen mocht je niet buiten, daar moest je een lief voor hebben! Door te koersen kon ik dat wel. Het was een manier om te ontsnappen en dat is goed gelukt.”

Denk bij koersen (voor vrouwen) dus ook niet aan een ploeg, mecaniciens of andere begeleiding. Al noemt Goeminne wel Briek Schotte, als één van de weinigen die het vrouwenwielrennen wat probeerde te helpen. Op voorspraak van Denise Bral en Rosa Sels kreeg ze van Briek een fiets. “In 1964 was dat. Daarvoor moest je al goed genoeg zijn, het was ook een teken dat je aanvaard was.”

Yvonne, Rosa en Nicole

Maar Goeminne zoekt en vindt haar weg en groeit uit tot een prima renster op de weg en zeker ook op de piste, met een goeie sprint in de benen. Gaandeweg ging ze ook koersen in het buitenland – Italië en Frankrijk vooral, waar ze bijvoorbeeld wel onkostenvergoedingen betaalden en er vaak ook startgeld was (dat soms wel in andere zakken belandde).

Op voorspraak van Goeminne kon de jonge Nicole Van Den Broeck zo ook eens mee naar een koers in Italië. “Maar ze kon niet volgen! Terug in België sprak ik met haar af om twee keer per week in en rond Aalst te gaan trainen. Ik heb haar carrière eigenlijk in gang getrokken, ja.” De relatie met Van Den Broeck groeide uit tot meer, maar eindigde bitter. “Ik heb drie jaar met Nicole samengewoond en we koersten toen veel in Frankrijk en Italië. Maar toen onze relatie eindigde in ‘69, bleef zij mij stalken en ambeteren, ze zette ook iedereen tegen me op. Toen heb ik heel diep gezeten en ook mijn wedstrijden leden eronder: ik kon zelfs niet meer mee met de gelosten!” Het was een collega die haar uit de put hielp en oppepte voor de koers, en na enkele jaren geraakte ze er weer bovenop.

Van haar meer dan 160 zeges behaalde Chris er een flink aantal op de piste (“hoog op die piste rijden, dat durfde zeker niet iedereen maar ik wel!”). Op de weg blonk ze vooral uit in regelmaat en een pak ereplaatsen, onder meer vijf keer het podium op een BK en twee keer top vijf op een WK.

Dé uitschieter ontbreekt misschien, maar op grote momenten speelde haar nervositeit haar parten. En ook het feit dat ze vaak tegen een klepper als Yvonne Reynders moest koersen. Dat was waarschijnlijk de beste Belgische in die periode: 4 keer wereldkampioen en 3 keer Belgisch kampioen zo leert een snelle blik op haar palmares. “Zij ging je zeker níet helpen als ze dacht dat je beter kon worden dan haar. Ze had ook een “grote klep”, dat was echt een nummerke zunne, een ambetant nummerke. Maar ze was wel heel goed.”

Al was er iemand met nog meer talent in de ogen van Chris. “Rosa Sels, de zus van Ward. Dat was een puur talent. Ze kon ook heel goed door het peloton rijden, kon formidabel sturen. En als zij even niet gekoerst had, wel gaf haar een paar weken en daarna vloog ze weer! Zij moest stoppen na een val, ik denk in 1966. Heel jammer, want zij lokte geen jaloezie uit. Haar zou ik echt een vriendin noemen.”

Regenboogstrijd zonder tactiek

Chris combineerde koersen altijd met een baan (“koersen was kostelijk en ik reed graag met goed materiaal”), in de fabriek van Samsonite. Tien keer mocht ze ook letterlijk haar koffers pakken en zat ze in de selectie voor het WK, de eerste keer in 1965 in Spanje. Die selecties werden gemaakt door de wielerbond, maar veel meer dan de namen op papier zetten zat daar volgens Chris niet achter. “In 1965 werd ik kampioen van Oost-Vlaanderen, in Eeklo. De baas van de bond zei me: “ik ken je niet, maar je gaat mee naar het WK”! Op de piste (het WK op de piste volgde de week na dat op de weg) voelde ik me veel beter in de sprint, ik was Belgisch kampioene, en toch moest ik de achtervolging rijden. Waarom lieten ze me niet starten in de sprint?”

Er was ook niemand die hen tijdens zo’n WK coachte. Bespraken de rensters dan zelf de tactiek? “Neen, totaal niet, het was elk apart. Vooraf wisten we ook vaak niet hoe het parcours was.” Op het WK van 1973 in Barcelona, waar Van Den Broeck nota bene won, komt Chris het dichtst bij een medaille. Ze werd vierde. “Ik maakte de fout door met te licht materiaal te willen rijden. Dan kan je slecht de bochten nemen. Ik had andere, steviger wielen moeten kiezen.”

Een jaar later in Montreal werd ze tiende, ook daar zat er meer in. Na een vroege val (“Beryl Burton lag er ook bij”) kreeg ze haar riempje niet meteen los. “Daar stond amper volk te kijken dus er was niemand die kwam helpen. Ik moest dan heel lang achtervolgen en het waren nota bene de Belgen die op kop reden. “Die lelijkaards”, zei ik. De hele koers was een inhaalrace en met dan ook nog een leegloper in de slotronde werd ik nog tiende.”

“Er waren ook WK’s waar verzorgers me zeiden: laat mij je prepareren, dan zal niemand je kunnen volgen. Dat is herhaaldelijk gebeurd. Maar dat heb ik altijd geweigerd. Toen ik gestopt was kwam ik nog eens zo’n verzorger tegen. “Potverdikke, dat je mij niet laten doen hebt”, zei hij. Hij had er nog altijd spijt van.”

Doping dook dus ook in het vrouwenpeloton op. “Zeker in mijn eerste jaren haalden ze van alles uit. Ze staken het soms zelfs in de zak van mijn trui, mannen die rondliepen op de koers. Dat was een beetje zoals met drugs, ze doen je proeven en dan zou je niet meer zonder kunnen. Maar ik heb nooit gepakt, dat pilletje is mee in de was beland”, lacht ze.

Toch in Het Volk

Met amper steun en begeleiding heeft Chris een mooie carrière uitgebouwd. Die ook op de perfecte manier eindigde: met een zege. “Dat was altijd mijn wens, mijn laatste koers winnen. In Wilrijk was dat.”

Eén van haar vele zeges wil ze er nog uitlichten: toen ze in 1965 op de piste van Rocourt voor het eerst Belgisch kampioene in de sprint werd. “In de katholieke krant Het Volk mocht toen normaal niet geschreven worden over vrouwenwielrennen. Maar die zege van mij toen stond er toch in en nog vrij groot ook!”

Na haar carrière hielp Chris nog verschillende rensters bij het trainen, met tips of materiaal. Josiane Vanhuysse onder meer, of Patsy Larno. Ze probeerde hen de steun te geven die ze zelf gemist had. “Ik moest alles zelf doen en uitzoeken. M’n carrière had er anders kunnen uitzien. Maar als ik erop terugkijk dan is het toch heel mooi geweest.”

Ik kon en kan het niet verdragen dat toeschouwers lachen met de vrouwen. Een drietal jaar geleden [...] hoorde ik een groepje mannen zeggen: “ze zouden beter in de keuken staan”. Ik was echt kwaad! Hoe is dat nu mogelijk, in deze tijd.
Christiane Goeminne

En het wielrennen volgt ze ook nu nog. Als Chris niet goed in slaap geraakt, wil ze al eens een vrouwenkoers herbekijken. “De manier van koersen nu is mooier. Ze koersen met verstand, dat was zo niet in mijn tijd.”

Eén iets moet haar nog van het hart. “Ik kon en kan het niet verdragen dat toeschouwers lachen met de vrouwen. Een drietal jaar geleden ging ik kijken naar de Ronde voor vrouwen en hoorde ik een groepje mannen zeggen: “ze zouden beter in de keuken staan”. Ik was echt kwaad! Hoe is dat nu mogelijk, in deze tijd.”

Christiane Goeminne

Christiane (‘Chris’) Goeminne (1942, Oudenaarde), is een Belgisch voormalig wielrenster die actief was van 1960-1979. Ze behaalde 163 overwinningen tijdens haar carrière zowel op de piste als op de weg. Ze kon vooral op de piste goed uit de benen aangezien ze eerder een spurterstype was. Haar belangrijkste prestaties waren vijf podiumplaatsen op het Belgisch kampioenschap en twee podiumplaatsen op het Wereldkampioenschap.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.