longread
retro

Grande Dame. Icone. Regenboogkampioene. Een portret van Yvonne Reynders

12min leestijd   door Max Vryens op 14 september 2024
Tien Belgische kampioenentruien, honderden profoverwinningen en zeven wereldtitels. Het is een zegelijst om u tegen te zeggen. Eentje dat geen enkele andere Belgische renner kan voorleggen. En toch zal je veel punten scoren als je het antwoord weet op de vraag: “Van wie is dit palmares?”

Dat is niet zo heel vreemd, want tot voor kort had ik ook nog maar sporadisch gehoord over Yvonne Reynders, de renner in kwestie. Dat ze een kampioene was, wist ik, maar niet wat voor een kracht van de natuur ze eigenlijk is. Welk leven ze gehad heeft. En in wat voor een ongelooflijk sappig Antwerps accent ze haar verhalen vertelt. Dat werd allemaal heel duidelijk toen ik op een zonnige woensdagnamiddag het Trappistencafé in Westmalle binnenstapte.

"Een goei ouw doos"

Aan een tafeltje in een hoekje, niet ver van de wc, zitten twee oudere dames. Eentje met een bril en blond gekleurde haren. Ze heet Wieza en begroet me vriendelijk. Zij en Yvonne zijn hartsvriendinnen, door en dik en dun, en onafscheidelijk. De andere vrouw zit ernaast, met een kleine Westmalle Tripel voor zich. Ik herken ze meteen.

“Ik ben blij dat ik je eindelijk zie, Yvonne”, zeg ik tegen de kleinere van de twee. “Joa, goe
hè. Een goei ouw doos.”

Na 25 jaar gaan de vrouwen terug fietsen

Die ‘goei ouw doos’ was ooit een fenomeen in België en ver daarbuiten. Een kampioen op de fiets, waar weinig mensen tegenop konden. Dat was nochtans niet zo voor de hand liggend, want wielrennen was niet haar eerste sport. “Ik was Belgisch kampioen discuswerpen voor ik begon te fietsen. En in het kogelstoten heb ik ook medailles gewonnen. Maar eigenlijk vond ik zwemmen nog het plezantst.” Hoe kwam ze dan uiteindelijk toch op die fiets terecht?

“Wij hadden bij ons thuis een kolenwinkel. Op een dag zie ik daar een krant op de toog liggen met als kop: ‘De vrouwen gaan na 25 jaar weer fietsen’. “Is dat nu niks voor mij?” vroeg ik mezelf hardop af. Mijn moeder begon bijna direct te huilen (lacht). Ik lachte er eigenlijk ook maar mee, maar dat was zonder één van de klanten in de winkel gerekend. Een jongen van rond de zestien, die thuis nog een fiets had liggen. ‘s Avonds kwam zijn vader er mee naar ons thuis en zei hij: “Hier is een fiets. Jij gaat fietsen en wij komen met het buske mee om te supporteren.”

Eerste koers

Daar stond Yvonne, met een geleende fiets aan de hand en haar atletiek-outfit aan, klaar om richting de piste van Walem te vertrekken vanuit Antwerpen. Ze was nog maar achttien jaar, wist niets van koers, maar kon wel met de fiets rijden. En dat had alles met de winkel van haar ouders te maken. “Ik reed de kolen rond met de triporteur ( een bakfiets, nvdr.). 250 kilo kolen, door de straten van Antwerpen. En dan moest ik ze ook nog binnendragen in de huizen, soms met 5 zakken van 10 kilo tegelijk.”

Stiekem was Yvonne zich dus al jaren aan het voorbereiden voor die eerste wedstrijd. En dat was meteen duidelijk. “We moesten achter een motor aanrijden vanuit de Keyserlei in Antwerpen, richting de piste van Walem. Op de piste moesten we dan vijf toeren rijden. Ik ben alleen aangekomen, de rest kon gewoon niet volgen.” Yvonne zou dat jaar 14 wedstrijden rijden, ze won er 10 van.

Een bond voor de vrouwen

Die eerste wedstrijden reed ze in 1956 en 1957. Wedstrijden georganiseerd door cafébazen en plaatselijke verenigingen. “Rond de kerktoren rijden was het. Kleine, plaatselijke toeren. Later zijn ze in Frankrijk begonnen met langere koersen en pas nadien namen ze dat in België over. Er stond wel altijd veel volk langs de kant van de weg.”

Omdat de Belgische Wielerijdersbond (BWB) de vrouwenkoersen liever kwijt dan rijk was, was er ruimte voor een andere organisatie. Eentje uitsluitend voor vrouwen. In 1958 zag de Belgische Dames Wielerbond het levenslicht. Oprichter en voorzitter van die bond: Maurice Van De Vyver, de vader van Yvonne. “Op een zeker moment kwam hij thuis en had hij die bond opgericht. Maar de mensen van de BWB wisten daar niks van. Ik was verbouwereerd, want wat gingen ze dan over mij zeggen als ik koersen won? ‘Dat is die van de voorzitter, tuurlijk wint die!’.” Uiteindelijk blijft de Belgische Dames Wielerbond maar twee jaar bestaan, tot ze in 1960 deel gaat uitmaken van de grote BWB.

“Ik reed de kolen rond met de triporteur. 250 kilo kolen, door de straten van Antwerpen. En dan moest ik ze ook nog binnendragen in de huizen, soms met 5 zakken van 10 kilo tegelijk.
Yvonne Reynders

De Rubens

Het is je waarschijnlijk niet ontgaan dat Yvonne en haar vader geen achternaam delen. Ook dat is een verhaal apart. “Mijn moeder en mijn vader ontmoetten elkaar in de Rubens in Antwerpen. Een danscafé waar je een vrijer kon tegenkomen. Het eerste wat mijn moeder vroeg was: je bent toch niet getrouwd? Nee, zei hij, en hij toonde zijn pas waar ‘ongehuwd’ op stond. In die tijd was dat allemaal nog gewoon geschreven en kon je voor het woordje ‘gehuwd’ simpelweg ‘on’ bijzetten.”

Maurice Van de Vyver was op dat moment dus wel getrouwd. Dat kwam pas aan het licht toen Yvonnes moeder, Amelia-Maria Reynders, zwanger werd. “Toen moest hij dat wel opbiechten. Maar ik ben het pas te weten gekomen toen ik een jaar of 12 was. Een vriend van de familie vertelde het me. Ik heb meteen mijn naam doorgekrast op al mijn schoolboeken en er Reynders op geschreven.”

De relatie met haar vader komt eigenlijk nooit meer goed. Hij is er wel vaak bij wanneer Yvonne moet koersen, maar vooral om zelf de eer op te strijken. Of om er geld aan te verdienen. “Hij zette me in het café op de rollen. Dan moest ik koersen tegen andere mensen, mijn stuur losmaken, mijn trui uitdoen, … allemaal terwijl ik op een podium aan het fietsen was. Hij kreeg het geld en daarmee ging hij op café. Mijn vader was geen aangename mens.”

Het eerste WK

Maar Yvonne had niemand nodig om wedstrijden te winnen. Dat deed ze helemaal alleen. Drie jaar nadat ze begon met koersen, rijdt ze het wereldkampioenschap op de weg in eigen land. “Dat was in Rotheux-Rimière, in de Walen. Een heel zware koers, want het ging op en af en het regende dat het goot.” Die regen zou een bepalende rol spelen in het kampioenschap. In de voorlaatste ronde gaat het halve peloton neer. Maar enkele rensters kunnen de massale valpartij ontwijken. Yvonne is daarbij. “In de laatste rechte lijn zit ik in een klein groepje, samen met de Russinnen. Wanneer ze het niet zagen, zette ik aan langs de rechterkant. Ik heb niet meer omgekeken.” Dat moest ook niet. Yvonne Reynders wordt in een uitgeregend dorpje in Luik voor de allereerste keer wereldkampioen.

“Ik was compleet leeggereden. Dus toen ze me kwamen zeggen dat ik gewonnen had, reageerde ik niet meteen. Ik wilde vooral dat ze me met rust lieten. Het heeft even geduurd voor het tot me doordrong dat ik wereldkampioen was geworden. En dan ben je wel gelukkig natuurlijk.” Wanneer ze thuiskomt in Halle-Zoersel, in de Antwerpse Kempen, wordt Yvonne uitgebreid gevierd. In een Amerikaanse wagen met open dak wordt ze het dorp rondgereden, de mensen staan te juichen langs de straten.

Nog meer wereldkampioen

Dat eerste wereldkampioenschap is meteen ook het mooiste voor Yvonne. Al leeft de herinnering aan de dubbel die ze twee jaar later pakte ook nog steeds levendig. “Het wereldkampioenschap voor de vrouwen ging toen door op het Britse eiland Man. Eerst op de baan, een paar dagen nadien op de weg. Ik won eerst de achtervolging en later ook op de weg. Twee keer juist voor die Engelse, Burton. Dat was de enige keer dat ik de dubbel pakte. Het was de bevestiging voor mij.”

Er zouden nog wereldkampioenschappen volgen in 1963, ‘64, ‘65 en ‘66. Met vier wereldtitels op de weg, was Yvonne Reynders jarenlang recordhoudster. Tot Jeannie Longo in 1995 voor de vijfde keer de regenboogtrui veroverde. En dan hebben we het nog niet over haar 11 Belgische titels gehad. Jarenlang is Yvonne de meest dominante renster in het vrouwenpeloton. En dat wekte wrevel op.

“Gelijk een kloek oep eieren”

“Ik heb er geen vrienden aan overgehouden. Er was veel haat en nijd onder de vrouwen.” Hartsvriendin Wieza, die het gesprek al een hele tijd van nabij volgt, komt tussenbeiden. “Het is zelfs tot vandaag zo. Een tijdje geleden waren we op de Zesdaagse van Gent, in ‘t Kuipke. Ik zag de hele tijd iemand naar ons kijken, gelijk een kloek oep eieren. ‘Wie is dat?’, vroeg ik aan Yvonne. Bleek het een ex-wielrenster te zijn, een collega van vroeger. Denk je dat die dan iets komt zeggen? Nee, hoor.”

Dan was haar relatie met de beroepsrenners een pak beter. Met Rik Van Looy had ze een goede relatie (Yvonne deed nog aan atletiek met zijn vrouw Nini), ze gaf ooit nog haar achterwiel af aan Roger De Vlaeminck en ze ging nog langs bij Rik Van Steenbergen toen hij op sterven lag. “Ik ging langs op het gasthuis. Ik begroette hem, vroeg hoe het met hem was en zei hem dat hij volgende week weer thuis ging zijn. Hij zei ‘Oh Yvonne’. Hij nam mijn hand vast en vertelde dat het niet goed met hem ging. Toen blies hij zijn laatste adem uit.”

De schande van het WK 1967

Dominant. Da’s de enige manier om Yvonne te omschrijven in de jaren 50 en 60. Dat lag aan haar trainingsarbeid en haar manier van trainen (ze maakte thuis zelf fitnesstoestellen), maar volgens Yvonne zelf ook aan haar voeding. “Netels en pissebloemen (paardenbloemen, nvdr), daar maakte ik thee van. Met voeding was ik echt wel fel bezig. En ik ga je nu iets vertellen. Het geheim van mijn succes… Voor ik aan de dag startte at ik altijd een boterham met confituur en look. Dat doe ik nu nog altijd. Nooit een valling gehad, nooit bronchitis.”

Netels, pissebloemen en look. Met dat dieet werd Yvonne 7 keer wereldkampioen. Dus toen het WK in 1967 eraan kwam, was de ambitie duidelijk: opnieuw wereldkampioen worden. Maar nog voor dat WK startte, was het voor haar al gedaan. “Ik was in vorm en alles was in orde. Maar de dag voor het WK kreeg ik telefoon van den bond dat ik niet mocht rijden. Ik was gepakt op doping. Er zat ‘efedrine’ in mijn urine.”

Het hoge woord is er uit: ‘doping’. 1967 is daarin een scharniermoment, want het is pas vanaf dan dat er ook effectief getest wordt op verboden middelen in urine van renners en rensters. Voordien kwam de politie langs om de zakken van de renners te controleren op pillen, nu werden er effectief tests gedaan in het labo. Voor Yvonne was het het begin van het einde.

“Ik zweer tot op de dag van vandaag: ik heb nooit iets gepakt. Winnen was me mijn leven niet waard. De Belgische Wielrijdersbond heeft me daarin nooit gesteund en dat heeft me enorm geraakt. Ik heb de dag erna meteen al mijn fietsen en mijn wielen verkocht. Mijn carrière was gekraakt.” Terwijl Yvonne het vertelt in het Trappistencafé in Westmalle, 56 jaar na datum, moet ze nog steeds de tranen tegenhouden. “Ik geloof nog steeds dat ik toen ‘geflikt’ ben door iemand. Omdat het WK in Nederland doorging, moest er een Nederlandse winnen. Keetie Hage was toen een erg goeie Nederlandse renster. Uiteindelijk won niet zij, maar de Britse Burton.”

Yvonne de verzorgster

In 1967 stopte Yvonne dus met koersen, van de ene dag op de andere. Of de test al dan niet waarachtig was, kunnen we vandaag niet meer achterhalen. De commissarissen die de tests afnamen zijn dood, de Koninklijke Nederlandse Wielerunie heeft geen weet van een complot. Maar we weten wel dat er voor Yvonne een lange periode zonder fiets aanbreekt. “Ik werkte in de winter al in de schrijnwerkerij. Na mijn carrière ben ik als verzorgster begonnen in Stuivenberg, een ziekenhuis in Antwerpen. Dat heb ik met heel veel plezier gedaan. Later ben ik ook nog in de thuiszorg gegaan.”

Je zou het haar niet geven, de ruwe bolster Yvonne Reynders. De atlete met het killer instinct, die de ene overwinning na de andere behaalde. Zo hard ze in de sport was, zo zacht is ze voor de mensen om haar heen. En voor haar 32 schildpadden, die ze liefdevol verzorgt.

Ik zweer tot op de dag van vandaag: ik heb nooit iets gepakt. Winnen was me mijn leven niet waard.
Yvonne Reynders

De comeback

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Na zeven jaar zonder fiets, gaat Yvonne naar een wedstrijd van de vrouwen kijken. En dat zet haar aan het denken. “Ik ging kijken met een vriendin en wat ik zag was schandalig. Dat was niet meer koersen op het niveau waarop wij reden. Als het zo zat, dan kon ik ook nog mee!”.

Dus rijdt Yvonne na die koers rechtstreeks naar Ijsboerke, haar laatste sponsor tijdens haar eerste carrière. “Ik kom daar toe en ze beginnen te lachen. Of ik weer ging beginnen koersen, vroegen ze. Tuurlijk wel. Ze stuurden me naar de fietswinkel in Ekeren en ik mocht de factuur naar Ijsboerke opsturen. Zo ben ik weer beginnen koersen.”

Die tweede carrière blijft niet zonder eremetaal. In 1975 (Yvonne is dan 38) wordt ze nog zesde op het Belgisch kampioenschap, een jaar later wint Yvonne de driekleur. Datzelfde jaar mag ze mee naar het WK in het Italiaanse Ostuni en pakt ze er zelfs nog brons. Deze keer won Keet Hage wél het goud.

Fietsen in de living

Yvonne Reynders bouwde tijdens haar carrière een palmares uit om u tegen te zeggen. Ze domineerde zowel op de piste als op de weg en was één van de pioniers in het vrouwenwielrennen. Vandaag woont ze in een bungalow in de Antwerpse Kempen, samen met haar schildpadden, haar kippen en vriendin Wieza. “Soms mis ik het fietsen, maar ik heb mijn tijd gehad. Het was mooi zolang het duurde.” Terwijl ze naar een hometrainer wijst, zegt Yvonne al lachend: “Nu fiets ik nog in mijne living.”

Yvonne Reynders

Yvonne Reynders (Schaarbeek, 4 augustus 1937) is een Belgisch voormalig wielrenster. Ze werd zevenmaal wereldkampioen, waarvan vier keer op de weg en drie keer op de baan.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.