In 1947 vindt de eerste naoorlogse Ronde van Frankrijk plaats. De wedstrijd wordt niet langer georganiseerd door het blad L’Auto maar wel door L’Equipe en Le Petit Parisien en onder impuls van Jacques Goddet en Félix Levitan. Deze editie is kenmerkend voor het vernieuwd naoorlogs elan op wielergebied. De koers krijgt voortaan een veel sterker internationaal karakter. Anno 1947 geeft de Tour het goede voorbeeld door voor het eerst buiten haar landsgrenzen halt te houden. Brussel en Luxemburg vormen zowel aankomst- en startplaats.
In de pers komt bij die gelegenheid meteen al het idee van een heuse Ronde van Europa op de proppen. Als de Tour in 1948 opnieuw buiten haar oevers treedt en ook passages in Italië en Zwitserland opneemt in haar rittenschema, rakelt de pers die mogelijke Europese ronde weer op. “Nog even, dan loopt de Tour misschien via Rome en Amsterdam en spreken we over de Ronde van Europa”, schrijft het Nederlandse dagblad Het Vrije Volk.
Een ronde dwars door Europa is precies waar journalist en Circuit de France-organisator Jean Leulliot van droomt. Voortbouwend op de passages van de Tour buiten Frankrijk sleutelt hij samen met een uitgebreide werkgroep aan een eigen concept. Eind 1949 duikt zijn Tour d’Europe op in de pers, wanneer melding wordt gemaakt van de op til staande nieuwe wielerkalender. Die Ronde zou tussen 21 oktober en 1 oktober worden verreden, maar krijgt meteen de melding ‘eventueel’ toegevoegd.
Concreter worden de plannen pas eind 1953. Straatsburg, hoofdzetel van de in 1949 opgerichte Raad van Europa, wordt in eerste instantie vermeld als vertrekplaats, waarna de deelnemers zeven verschillende landen doorkruisen om in Parijs te eindigen. De leider, zo meldt het Nieuwsblad van het Noorden, zou een blauwe trui krijgen met daarop “de cirkel van 15 gouden sterren die het motief vormen voor de nieuwe vlag van de Raad van Europa.”
De Internationale Wielerunie (UCI) is het idee van een nieuwe internationale rittenkoers echter niet meteen genegen en wijst naar de al druk bezette wielerkalender als reden om een organisatie voorlopig nog uit te stellen.
Ook de organisatie van de Ronde van Frankrijk voelt nattigheid. Inspelend op de voortschrijdende internationaliseringsgolf en om te anticiperen op een mogelijke grote Europese Ronde kondigen zij aan om in 1954 de Tourstart voor het eerst buiten Frankrijk te organiseren. Het Nederlandse Amsterdam krijgt die primeur toegewezen.
Met de organisatoren van de Ronde van Europa vindt de UCI uiteindelijk een compromis. De Ronde verhuist van het voorjaar naar het najaar. Nadat een definitief rittenschema met vertrek in Parijs en aankomst in Straatsburg is bepaald, trekt een peloton van 77 renners zich op 21 september 1954 op gang voor de eerste etappe. Die eerste editie doorkruist onder meer België, Frankrijk, Italië, Duitsland en Zwitserland maar kent bijna een vroegtijdig einde als de Zwitser Roland Jacquet overlijdt nadat hij tegen een stilstaande wagen is gebotst.
De Belg Hilaire Couvreur, op dat moment leider in koers, verwijt de organisatie een gebrek aan voorzorgsmaatregelen en weigert in eerste instantie nog van start te gaan. Couvreur gaat uiteindelijk overstag terwijl de andere Zwitserse deelnemers opgeven. Enkele ritten later dreigt Couvreur, gesteund door de andere Belgische deelnemers, alweer de Ronde te verlaten.
Ditmaal vormt een dubieuze beslissing van de jury de oorzaak, waardoor Couvreur zijn leidersplaats aan de Italiaan Primo Volpi verspeelt. Ook nu komt Couvreur tot inkeer en gaat hij toch van start. Maar het heroveren van de leidersplaats zit er niet meer in. Hij moet zich tevreden stellen met een tweede plaats, na Volpi. Uiteindelijk halen slechts 30 renners de finish in Straatsburg.
Na afloop heerst weinig enthousiasme bij de pers. De Volkskrant noemt de wedstrijd zelfs ronduit teleurstellend. Ook de gebrekkige publieke belangstelling en spankracht zijn nefast met het oog op een tweede editie. Toch wordt in eerste instantie een nieuwe uitgave gepland in 1955, ditmaal tussen Parijs en Bologna. Wanneer enkele betrokken rijwielfabrikanten en renners alsnog afhaken, gaat de stekker uit het project. Een jaar later volgt toch een nieuwe Tour d’Europe, maar ditmaal onder auspiciën van de organisatoren achter de Giro en de Tour, die de rechten van de koers hebben overgekocht.
In de tweede helft van de jaren 1950 valt de Ronde van Frankrijk ten prooi aan een sportieve impasse. Na de zege van de Spanjaard Federico Bahamontes in 1959 is de pers ronduit kritisch: “Alleman over één feit akkoord: er moet verandering komen!” titelt Het Volk-journalist Jerome Stevens. Het verloop van die editie wordt in de pers unaniem omschreven als te saai en te voorspelbaar.
Dat is te wijten aan de formule van de landenploegen – waarmee de Tour tot dan toe wordt betwist – maar ook aan te lange etappes. Daarbij komt dat ook de Giro en de Vuelta – in die jaren nog in het voorjaar ingepland – behoorlijk wat kilometers tellen, én dat tussendoor nog, weliswaar kortere, rittenkoersen op het programma staan. Niet verwonderlijk dus dat renners niet altijd even fris en aanvalslustig aan de start van de Tour verschijnen.
Om die dreigende impasse te counteren, beleggen inrichters Jacques Goddet (Tour) en Vincenzo Torriani (Giro) volgens Het Limburgsch Dagblad een meeting in Djion. Daar worden verschillende remedies op tafel gegooid. Kortere etappes in de Tour zijn een optie, maar om de machine (inkomsten, aandacht,...) draaiende te houden kan er niet geschrapt worden in afstand. Daarom is een piste om te werken met twee etappes op één dag, te betwisten over twee kortere afstanden.
Een andere mogelijkheid is om het kransje toppers te verdelen over de twee grote rondes. Maar uiteraard zien de organisatoren het liefst landgenoten aan de start van hun nationale ronde. En een wijziging van de formule van landenploegen naar merkenploegen is (nog) niet aan de orde voor Goddet. Binnen het kransje opgeworpen alternatieven springen etappes met gemotoriseerde gangmaking en de organisatie van... een Ronde van Europa er bovenuit.
De plannen van Goddet lijken door de verreikende bijkomstigheden al bij voorbaat gedoemd om te mislukken. Het idee om twee etappes op één dag te organiseren, vindt echter een jaar later al ingang. Anno 1960 opent de Tour op 26 juni met twee etappes: een voormiddagetappe van 108 kilometer tussen Rijsel en Brussel, gevolgd door een individuele tijdrit van bijna 28 kilometer in en rond de Belgische hoofdstad. De Tour telt dat jaar trouwens het minst aantal kilometers sinds 1905.
Commentaar in de pers steekt pas echt opnieuw op na de editie van 1961. De eindzege van de oppermachtige Jacques Anquetil wekt beroering: “De Ronde van Frankrijk liep op zijn einde. Of er wel veel mensen zijn die het betreuren dat het gedaan is?” In zijn nabeschouwing bespreekt Sportwereld-boegbeeld Van Wijnendaele ook een ontmoeting tussen Torriani en Goddet, de organisatoren van de Giro en de Tour, voor de start van de etappe met vertrek in het Italiaanse Turijn.
Karel weet uit te vlooien dat Torriani mogelijkheden ziet om beide Ronden aan elkaar te koppelen. Het voorstel van de Giro-baas was blijkbaar – net als twee jaar eerder – om renners die in Italië starten ook aan te sporen de Tour te betwisten en omgekeerd. Op die manier kon bijkomende spankracht gecreëerd worden. Die hypothese wordt echter meteen ontkracht door Felix Lévitan, chef-sport van co-organisator Le Parisien Libéré: “Wij hebben hoegenaamd niet dezelfde opvattingen over de wielersport noch dezelfde manier van werken als de inrichters van de Ronde van Italië. Maar gedachtewisselingen kunnen nooit kwaad.”
De Ronde van Europa komt in 2020 opnieuw even ter sprake. De in mei geplande Ronde van Italië wordt dat jaar door het woekerende coronavirus uitgesteld terwijl het op dat moment nog hoogst onzeker is of de Tour en de Vuelta nog kunnen doorgaan. De Italiaanse renner Matteo Trentin suggereert dan maar op Twitter om ter vervanging één grote Europese ronde dwars door Italië, Frankrijk en Spanje te organiseren.
In 2027 kan misschien echt werk worden gemaakt van een Ronde van Europa 2.0. Dan viert het Verdrag van Maastricht – de eigenlijke oprichting van de Europese Unie met een eigen parlement - haar 25ste verjaardag. Qua symboliek en bijkomende poging tot identiteitsversterking zou dit wel kunnen tellen.
De UEC kan op die manier een (eenmalige?) rittenkoers aan haar gamma toevoegen. Voor de starthymne hoeven de ingeschakelde organisatoren in ieder geval niet ver te zoeken: of het Europese volkslied of de moderne versie van de Nederlandse zanger Joost Klein: “Europe, let’s come together. Euro-pa-pa, Euro-pa-pa!”
Eén week voor de start van de 109e editie van de Ronde van Frankrijk, werd in KOERS een praatavond rond de Tour georganiseerd. Die avond was Thomas...