Fifty shades of grey, zo lijkt het wel, maar dan minder opwindend. Het is nauwelijks te bevatten dat op deze plek, in een zuidelijke uithoek van de zelfverklaarde metropool, het Olympische spektakel plaatsvond. Zoek niet naar het Kiel op TripAdvisor of Airbnb. Postcode 2020 bestaat alleen in het echt, en bevat in die realiteit zowat alle kleuren die op deze foto ontbreken. Een excursie vanaf het shoppingcenter Den Tir door de Abdijstraat – ‘de Meir van het Kiel’ – leidt je langs de befluoresceerde etalages van prijsvechtende kledingzaken, langs tig bakkerijen, pittabars, apothekers, kringwinkels, en de rijkelijk uitgestalde waren van fruit-en groentenhandelaars.
Halverwege doemen tussen de straten aan de rechterkant de eerste stukjes stadion op. De straatnamen geven het verleden van de wijk prijs: Turnerstraat, Marathonstraat, Atletenstraat, Speerstraat, Schijfwerpersstraat, Kampioenstraat. Het stadion is altijd de thuishaven geweest van voetbalclub Beerschot, maar in 1920 ontving ze de crème de la crème van de mondiale sportwereld, of wat daarvan overbleef na de wereldbrand.
Zes maanden na de wapenstilstand werd besloten om de Spelen als morele hulde aan het zwaar getroffen België te schenken. Brussel bedankte vriendelijk, en de durfals van Beerschot Athletic Club zagen hun kans schoon. Het bestaande Beerschotstadion werd omgebouwd en twee maand voor de geplande openingsplechtigheid jubelde Sport-Revue: “Het mirakel is geschied. Het Antwerpsche stadion is op tijd klaar gekomen”.
Tijdens de openingsplechtigheid op 14 augustus 1920 is de oorlog nooit veraf. Voor de ingangspoort worden bezoekers verwelkomd door een gebeeldhouwde Belgische soldaat met een granaat in de hand (in plaats van, pakweg, een atleet met een discus). Duiven werden ditmaal niet geschoten, een bloederige discipline waarin België in 1900 goud haalde, maar gelost als vredessymbool.
Twee andere innovaties zien het licht in Antwerpen: De Olympische vlag met de vijf ringen, die evenveel continenten symboliseren, en de eedaflegging, voor het eerst door Victor Boin. Deze Antwerpse atleet had aan diverse Spelen deelgenomen als zwemmer, waterpolospeler en schermer, en aan de wereldoorlog als piloot. De wedstrijden zelf werden gedomineerd door de Amerikanen. De meeste Europeanen tussen 18 en 26 jaar hadden dan ook het leven gelaten in de loopgraven.
Op zoek naar de plaats waar de Olympische wielerwedstrijden werden betwist, moeten we een vijftal kilometer zuidoostwaarts fietsen. We verlaten het Kiel via de VIIde-Olympiadelaan, over een drukke verkeersader die postcode 2020 doormidden snijdt. Zo volks en volgebouwd het Kiel was, zo riant en groen is de buurt rond park Den Brandt, waar statige kasteeltjes uit de late belle époque wedijveren met imposante cottagevilla’s en Indiase paleishuizen. We fietsen dwars door Den Brandt verder langs de belendende parken Vogelzang en Middelheim, waar in 1920 de schiet- en schermwedstrijden werden gehouden, tot aan de grenzen van de uitdeinende stad. We steken de R11 over, een drukke steenweg die tijdens de oorlog dienstdeed als verbindingsweg langs de fortengordel ten zuidoosten van de stad. Vlakbij Fort V, eigenlijk al op grondgebied Edegem, hebben we onze bestemming bereikt: de Garden Citylaan.
‘Garden City’ verwijst naar de maatschappij die in de jaren 1910 deze gronden verkavelde, en zo ook naar de gelijknamige wielerbaan die hier een tiental jaar heeft gestaan. Op de exacte plek staat nu een speeltuin temidden een eenvoudige tuinwijk. We hebben de bankjes voor ons alleen. De stilte strookt mooi met de geruisloze geschiedenis van de wielerpiste. Het zat van bij het begin niet mee. In plaats van als de feestelijke inhuldigingsdag van de Garden City Velodroom, is 28 juni 1914 de geschiedenis ingegaan als de dag van de moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk, hetgeen de aanleiding vormde voor een wereldoorlog waarin de wielerbaan nauwelijks werd gebezigd.
De Olympische Spelen moesten een nieuw begin inluiden voor de velodroom, maar ook dat liep niet helemaal als gepland. De wielerwedstrijden kregen een plaats in het randgebeuren van de Spelen. Ze vonden één week voor de opening plaats, en dus zonder lastminute aankomers, zoals de Amerikanen. De medailleoogst voor wielerland België oogde mager, met als lichtpunt de gouden medaille van Henry George op de 50 kilometer op de piste.
Veel bekijks had dat echter niet. Terwijl er daags voordien in Anderlecht duizenden supporters opdaagden voor de viering van Tourwinnaar Philippe Thys, hadden slechts een 500-tal dapperen de expeditie ondernomen naar de afgelegen Antwerpse velodroom (die 15.000 toeschouwers kon ontvangen). Daar moesten ze een ongewoon hoog bedrag neertellen om tweederangscoureurs aan het werk te zien. De beste Belgische wielrenners, zoals Philippe Thys, waren allemaal professionals en mochten dus niet deelnemen aan de Spelen. De hoogdagen van de velodromen waren sowieso voorbij. In 1925 sloot ‘Garden City’ de deuren en werd ze afgebroken.
Was Antwerpen een klok, dan reden we tegenwijzersin naar 4 uur, op zoek naar een herinnering aan de meer oostelijk gelegen Zurenborg-velodromen. De fabrieken van Agfa-Gevaert, sinds 1904 in Mortsel gehuisvest, domineren het zicht aan onze rechterkant. Daar moeten ook de deelnemers van de Olympische wegrit zijn gepasseerd, op de terugweg van hun individuele tijdrit over 175 bekasseide kilometers via Merksem, Turnhout, Mol, Heist-op-den-Berg en Lier. Winnaar werd de Zweed Harry Stenqvist, zij het pas nadat zijn oponthoud aan spoorwegen was afgetrokken van zijn eindtijd. Dat was sneu voor de Zuid-Afrikaan Henry Kaltenbrun, die genoegen moest nemen met zilver nadat hij reeds op de tonen van ‘God Save the Queen’ door zijn maats de piste van Zurenborg was rondgedragen.
Net als voor de pistewedstrijden waren daar maar weinig toeschouwers getuige van. De Spelen moesten eigenlijk nog beginnen, met de openingsplechtigheid daags nadien. Bovendien was het amateurwielrennen dan al een anachronisme, en de aantrekkingskracht van de Zurenborgbaan niet meer wat ze was geweest. De velodroom lag buiten de stadsring, in de wijk Gitschotel, en leek in weinig meer op de eerste Zurenborgvelodroom die van 1893 tot 1910 aan de stadskant van de singel had gestaan. In de belle époque werd ‘Zurenborg’ in eenzelfde adem uitgesproken met wereldvermaarde wielerarena’s als het Parc des Princes in Parijs en Madison Square Garden in New York. Alle groten uit de vooroorlogse wielergeschiedenis zijn hier geweest: de Franse geweldenaar Edmond Jacquelin, de Afro-Amerikaanse sensatie Major Taylor, en tal van andere sprintlegendes die in de vergetelheid zijn geraakt samen met het gouden tijdperk van de velodromen.
Door die aantrekkelijke affiches lokte de velodroom veel (rijk) volk naar de Zurenborgbuurt. En dat was ook exact de bedoeling: de interesse voor de wijk aanwakkeren bij de gegoede Antwerpse burgerij. In die jaren ontwikkelde Zurenborg zich tot een residentiële woonwijk zonder weerga. De Olympische wegrenners mochten blij zijn dat de velodroom niet meer hier lag, want de kasseien van de Cogels-Osylei zijn een verschrikking. Wie iets moois wil zien moet lijden, zullen we maar denken, want het decor is adembenemend. We dokkeren langs fraaie art-nouveauwoningen en andere architecturale pareltjes die herinneren aan de tijd van de velodroom. Alleen de drome zelf is er niet meer. Slachtoffer van haar eigen succes, werd ze verdrongen door huizen en in 1910 afgebroken. Alleen de Velodroomstraat herinnert nog aan haar bestaan.
In haar hoogdagen werd de Zurenborgvelodroom geleid door Emile de Beukelaer, tevens chef van het wielergebeuren op de Olympische Spelen. De Beukelaer was geen bobo van dertien in een dozijn. In de jaren 1880 was hij zelf wereldkampioen geweest op de Hoge Bi, en in 1900 werd de velodroomdirecteur ook de eerste voorzitter van de dan opgerichte internationale wielerfederatie (een functie die hij bekleedde tot aan zijn dood in 1922). Met de oprichting van de UCI plaveidde deze bourgeoisversie van Karel van Wijnendaele de weg voor het professionele wielrennen, en zorgde hij ervoor dat de wielersport voor driekwart van de 20e eeuw een onderonsje werd tussen voornamelijk Fransen, Belgen, en Italianen (de Angelsaksische landen wilden immers niet weten van het wielrennen als beroepssport).
Buiten wielermiddens doet ‘de Beukelaer’ vooral een belletje rinkelen als de producent van de bekende kruidenlikeur Elixir d’Anvers. Naast zijn andere activiteiten bestierde Emile de Beukelaer een tijdlang ook zelf de door zijn vader opgerichte stokerij, die vandaag nog altijd terug te vinden is op de Haantjeslei. Zigzaggend door de straatjes van oud-Berchem banen we ons een weg daarheen. Zo adembenemend Zurenborg was, zo ademloos voelt Berchem aan, met haar nauwe straten waarin statige huizen neerkijken op het schijngevecht tussen parkerende automobilisten en daaromheen laverende fietsers.
Als we de witte gebouwen bereiken van dat andere Antwerpse drankmonument, brouwerij De Koninck, weten we dat we goed zitten. Jammer genoeg hebben we geen tijd voor een stop in de trendy fietsenzaak annex brasserie Velodome, gevestigd in de omgebouwde paardenstallen van de brouwerij. Verder moeten we, door de regen, naar distileerderij De Beukelaar. Na een passage langs het voormalige woonhuis van Willem Elsschot, die zich in het jaar van de Spelen om de hoek van de Haantjeslei kwam vestigen, staan we pardoes voor een bakstenen fabrieksgebouw met stijlvol gietijzeren hekwerk voor de ramen. ‘F.X. de Beukelaer’, lezen we niet zonder moeite af op de inscripties boven het wapenschild. Vanhieruit veroverde de Elixir d’Anvers de wereld en, durven we denken, hertekende Emiel de Beukelaer het mondiale wielrennen.
Zijn bijnaam als UCI-baas was “voorzitter-dictator”, en ook in eigen stad had de Antwerpse stoker zijn tegenstanders. De kleinere wielerclubs hadden het op een bepaald moment gehad met het overwicht van de Antwerp Bicycle Club en haar voorzitter de Beukelaer. Zij besloten tot de bouw van een eigen wielerbaan en, toeval of treiterij, daarvoor vonden ze geen betere plek dan de Haantjeslei. En zo komt het dat de nieuwe velodroom Anvers-Sud (het waren voornamelijk Franstalige clubs) in 1898 werd neergepoot op tweehonderd meter van het familiebedrijf de Beukelaer.
De concurrentiestrijd tussen Zurenborg en Anvers-Sud is echter van korte duur, want wegens hoog oplopende bouwkosten moet de Zuidervelodroom al na vijftien maanden de deuren sluiten. Het hoongelach van de Beukelaer vergezelt ons in gedachten naar het nabijgelegen woonproject Zuidervelodroom, een goed verstopte oase in een volgebouwd stadsdeel. De smalle zijstraat van de Haantjeslei doet het lijken alsof je de wielerbaan opdraait, want op de plek waar de piste lag kan je – een folietje van de ontwerpers – een ovalen rondje rijden, aangemoedigd door de bewoners van de huizenblokken rondomrond.
Onze volgende stop zal ons letterlijk een beeld geven van de rivaliteit tussen de beide velodromen. Naar aanleiding van 100 jaar Olympische Spelen pakte het Letterenhuis in 2020 uit met een expositie over fietsaffiches uit de belle époque. Om daar te geraken steken we de Leien over en dringen zo verder het stadshart binnen. In 1920 moest de Antwerpenaar nog wennen aan de herdoopte namen (Frankrijklei, Britselei, Amerikalei, Italiëlei), naar de geallieerde overwinnaars van de oorlog. Ook binnen de Leien blijft de auto koning, al doemt aan de achtkoppige Marnixplaats wel een heus fietsfort op, in de vorm van de aldoor uitdeinende fietsenzaak De Geus. In de Nationalestraat rijden we recht op de imposante Onze-Lieve-Vrouwekathedraal af, maar we moeten al onze aandacht bij de weg houden om niet weg te slibben in de tramsporen. Het regenweer en het virus hebben de toeristen weggehouden van de kasseistraatjes rondom de kathedraal, dus bereiken we zonder verdere hindernissen het Letterenhuis.
In het verste hoekje van de expositieruimte vinden we de posters van de Antwerpse velodromen. Eén van de Zurenborg-affiches kondigt het wereldkampioenschap aan waarvoor de velodroom in 1894 gastheer was (het tweede ooit, na Chicago 1893). Een wielrenner in een maillot met middeleeuws motief zwaait met een soort vaandel in de rood-witte kleuren van de stad. Op de achtergrond herkennen we de kathedraal.
De Zuidervelodroom mag dan een minder rijke geschiedenis hebben gekend, hun affiche vormt wel een van de eycatchers van de expositie. De korte concurrentiestrijd tussen de wielerbanen had de allures van de tegenwoordige rivaliteit tussen de voetbalclubs Antwerp en Beerschot (overigens speelde FC Antwerp destijds op het middenterrein van Zurenborg). Ze organiseerden wedstrijden op dezelfde dag en probeerden daarbij de beste renners naar hun velodroom te lokken. De affiche is er een voor de openingsmeeting van Anvers-Sud, waarvoor ze de Fransman Louvet (in het blauw) en de Duitser Fischer (in het wit) hadden weten te strikken. Josef Fischer was één van de sterkste coureurs van zijn tijd. Hij won onder meer de eerste Parijs-Roubaix en de ‘monsterwedstrijd’ Bordeaux-Parijs. In 1903 nam hij ook nog deel aan de eerste Tour de France, maar hij was op dat moment al te oud om nog veel potten te breken.
Terug naar 1920. Wanneer Antwerpen zich klaarmaakt voor de Olympiade, wordt in Borgerhout een jongen geboren over wie men 100 jaar later nog zal spreken, vaker zelfs dan over die Spelen. Op zoek naar de ziel van wielerlegende Stan Ockers verlaten we opnieuw het stadshart, via de studentenbuurt en over de Leien langs – allicht het meest indrukwekkende relict uit de velodroomtijd – het Centraal Station naar de Turnhoutsebaan. Als winkelhart van Borgerhout is het er zelfs bij regenweer een drukte van jewelste, maar afgaande op de foto’s van die oktoberdag in 1956 heeft er allicht nooit meer volk op de Turnhoutsebaan gestaan dan tijdens de begrafenisstoet van Stan Ockers. Zelfs scholieren mochten de school vroeger verlaten om een laatste groet te brengen aan Stanneke, verongelukt na een val op de piste van het Sportpaleis.
Ockers’ herinnering wordt levendig gehouden in Café Mombasa op het Moorkensplein, in de schaduw van het fraaie districtshuis van Borgerhout. Zot zijn van de koers, niet vies zijn van een vleugje art nouveau (alleen al het café-opschrift zuigt je naar binnen) én geworteld zijn in een superdiverse stadswijk: Café Mombasa is beslist geen gewoon wielercafé. Als uitbater Bob Campenaerts de sleutel van het café omdraait, weten we niet waar eerst kijken: naar de Girardengo-racefiets waarmee Ockers in 1955 wereldkampioen werd, naar de uitvergrote prent van een sepia Stan in een knusse kroegnis, … of naar de kleurrijke compositie van eigentijdse tijdritpakjes tegen het retrobehang? Want jawel, Bob is de nonkel van Victor en dus is Café Mombasa ook het supporterslokaal van die ene andere Borgerhoutse wielerheld. Als Bob vertelt over de uitputtende fietstochten naar de Ardennen die hij als tiener maakte met zijn jongere broer, vader van, weten we dat onze werelduurrecordhouder het van geen vreemden heeft.
De eerste moderne Olympische Spelen van 1896 verschilden enorm van de olympiades van vandaag. Ze waren kleinschaliger, minder gemediatiseerd én er...