Ronde van Frankrijk
longread
retro

Stairway to Heaven. Met Joanne Simpson op pelgrimstocht naar de sacrale Mont Ventoux

14min leestijd   door Stijn Vanderhaeghe op 02 juli 2021
There’s a lady who’s sure all that glitters is gold and she’s buying a stairway to heaven… Joanne Simpson is de naam van die lady en sinds 2007 heeft ze haar eigen tien treden tellende betonnen hemeltrap. Op de mythische Mont Ventoux dan nog. Eenmaal boven staat ze oog in oog met het monument ter ere van haar vader Tom. Daddy zoals ze hem nog steeds liefkozend noemt. Amper vier was ze, toen de 29-jarige Brits-Belgische topcoureur op donderdag 13 juli 1967 tijdens de dertiende Tourrit van Marseille naar Carpentras bezweek op de flank van de Kale Berg. Voor wielertoeristen is die plek sindsdien een waar bedevaartsoord geworden. Te Lourdes op de bergen, maar dan anders. Bloemen noch kransen. Bidons en krachtvoer des te meer…

Jarenlang was de Ventoux nochtans een verdoemde no-gozone voor Joanne en haar één jaar oudere zus Jane. Moeder Helen Sherburn, die op dinsdag 3 januari 1961 trouwde met Tom Simpson, wou zichzelf en vooral haar dochters niet nodeloos confronteren met de plek waar hun vader op nauwelijks anderhalve kilometer van de top al koersend het leven liet. Zwalpend en zwenkend over de even steile als smalle weg. Tragische zwart-witbeelden die in het collectief geheugen gegrift staan. De begrijpelijke bezorgdheid van een diep treurende mama.

Diezelfde reflex weerhield Jane en Joanne er destijds trouwens van om definitief afscheid van hun papa te nemen: “De zomer van 1967 brachten we samen met ma en haar ouders door op Corsica”, steekt Joanne van wal. “Vooruitziend als hij was, plande mijn pa voor een stuk al zijn leven na de koers. Hij investeerde onder meer in immobiliën en dat resulteerde in een groot stuk grond met daarop een eerste Corsicaans vakantiehuis. In juli en augustus was dat telkens onze uitvalsbasis.

Toen het nieuws van zijn val op de Ventoux ons via een transistorradiootje op het strand bereikte, vertrok mijn moeder samen met haar vader halsoverkop per helikopter richting het Sainte-Marthe-hospitaal in Avignon. Jane en ik bleven samen met Nana, onze grootmoeder, achter op het eiland.

Pas twee maanden later is mama ons daar weer komen oppikken. Intussen was papa begraven en belandde mama even in het ziekenhuis, maar dat wisten wij toen allemaal niet. O, wat werden we afgeschermd… Over vaders dood werd met geen woord gerept. We waren het sowieso gewend dat hij als wielrenner voortdurend lange tijd van huis was, dus als kind stel je je daar verder geen vragen bij.

Pas twee jaar later is mijn frank beginnen vallen. Mama vertelde ons dat ze zou trouwen met Barry Hoban, destijds bij het Brits team een ploeggenoot van papa. Ik kon mijn oren niet geloven. ‘En wat ga je doen als papa terugkomt’, vroeg ik haar verbouwereerd.

Ma en ik hadden een heel hechte band en ik wou niet dat daar iemand tussenkwam. In het begin stelde ik me heel defensief op ten aanzien van Barry. Later heb ik me daar uitgebreid voor verontschuldigd, want hij was oprecht met ons begaan. Je moet het maar doen, hé: je als 29-jarige over de twee dochters van iemand anders ontfermen.

Op een gegeven moment discussieerden Jane en ik in de garage over hoe we Barry voortaan zouden noemen. We beslisten dat Tom altijd onze daddy zou blijven en dat Barry onze dad was. Onschuldige kinderlogica. Toen we Barry de eerste keer dad noemden, was hij zo content dat hij niet kon stoppen met lachen. Jane en ik dachten natuurlijk dat hij ons vierkant aan het uitlachen was en we hebben hem nooit meer zo willen aanspreken. (lacht) Oké, Barry dan maar.”

Petje af, Merckx

Intussen beslist de directie van de Ronde van Frankrijk om de Mont Ventoux een paar jaar links te laten liggen. Het duurt tot vrijdag 10 juli 1970 voor de Tourkaravaan zich in al zijn glorie opnieuw meester maakt van De Reus van de Provence. Eén jaar eerder wordt ter hoogte van de plaats waar Simpson het leven liet in het bijzijn van onder meer Helen en Barry een rechtopstaande herdenkingsplaat onthuld. ‘À la mémoire de Tom Simpson’, staat er in gouden hoofdletters op. En voorts: ‘Médaille olympique, champion du monde, ambassadeur sportif Britannique décédé le 13 juillet (Tour de France 1967)’. Dat monument komt er dankzij een spontane inzamelactie van het Brits wielermagazine Cycling, de voorloper van Cycling Weekly. Of zoals het er voor altijd in het graniet gebeiteld staat: ‘Ses amis cyclistes de Grande Bretagne’.

Vrijwel meteen krijgt die beladen plek iets sacraals. Het is zowat de enige windbreker in een verder desolaat maanachtig landschap met extreem klimatologische omstandigheden. Wie passeert, houdt bijna automatisch even halt om hulde te brengen aan de enigmatische wereldkampioen van 1965. Wielertoeristen laten verweesd een petje, bidon, band of een ander persoonlijk fiets-gerelateerd item achter. De niet-sportievelingen plakken een sticker of schrijven een boodschap op een losliggende steen. Mocht het er bijwijlen niet zo hard waaien, stond er geheid een uitnodigend offerblok en groot kaarsenrek naast. Hoopvol druipende absolutie. Gestold verlangen. Verstild verdriet…

Bij gebrek daaraan brengt Eddy Merckx tijdens de Tour van 1970 misschien wel het mooiste eerbetoon ooit aan Tom Simpson. De aankomst van de veertiende etappe ligt bovenop de Mont Ventoux. Zoals wel vaker in die tijd soleert Merckx richting een zoveelste spectaculaire dagzege. Na bijna 170 kilometer koers kraakt zijn spiergestel stilaan in het zicht van de top van de laatste col van de dag. Toch heeft de topfavoriet voor de eindzege nog de tegenwoordigheid van geest om bij het passeren van Simpsons herdenkingssteen.

In het seizoen 1966-’67 reden ze samen bij de Franse ploeg Peugeot-BP. Hij neemt er even zijn rood-witte Faema-petje af, terwijl Tourdirecteur Jacques Goddet er een bloemenkrans neerlegt. Een kort betekenisvol knikje later zet Eddy zijn zegetocht zonder dralen verder. Hij bereikt de top van de Ventoux met een voorsprong van één minuut en elf seconden op zijn latere Molteni-ploegmakker Martin Van den Bossche.

Wie passeert, houdt bijna automatisch even halt om hulde te brengen aan de enigmatische wereldkampioen van 1965.

Ruim 45 jaar na datum vindt Joanne het nog steeds een prachtig gebaar. “Op het moment zelf was ik natuurlijk nog veel te jong om ten volle de impact daarvan te beseffen”, bekent ze. “Eddy was trouwens ook de enige Belgische wielrenner die op de begrafenis van mijn vader aanwezig was. Dat siert hem wel. Al kan ik even goed genieten van de talrijke, al dan niet anonieme blijken van respect op de Ventoux. Die mensen zullen me het wellicht niet kwalijk nemen dat ik af en toe eens iets mee naar huis neem van wat allemaal aan het monument achtergelaten wordt. In mijn doos vol relikwieën zitten ondertussen al een paar stenen met bijzondere boodschappen op, haastig gekribbelde briefjes, een paar opvallende bidons en ook een enorme vlag. Ik was toevallig aanwezig op het moment dat drie Britse jongelui – niet eens zo’n fervente fietsliefhebbers – die aan de gedenksteen wilden achterlaten. Speciaal voor hun bedevaart naar de Mont Ventoux hadden ze een grote Union Jack laten maken met daarop de voornaamste zeges van papa: de Ronde van Vlaanderen 1961, Bordeaux-Parijs 1963, Milaan-San Remo 1964, de Ronde van Lombardije 1965 en natuurlijk het WK 1965 in San Sebastian. Telkens met een mooie foto van papa erbij. Ik was danig ontroerd. Toen die gasten dat merkten, stonden ze erop dat ik die vlag mee naar huis zou nemen.

Al kan het qua pelgrimage nog altijd straffer… In 2007 – het jaar waarin ik de betonnen trap aan het monument heb laten maken – stond plots een Britse zestiger naast me op de Ventoux. Hij was met een gewone krakkemikkige fiets naar boven gereden. Alsof dat nog niet volstond, had hij zijn beste hemd én een plastron aan met daaronder evenwel een oud wollen koersbroekje dat duidelijk twee maten te groot was en net iets te vaak te warm gewassen. (lacht) Ik vroeg hem uiteraard naar de betekenis van zijn niet-alledaagse wieleroutfit en toen sprak hij de legendarische woorden: ‘If you want to pay your respects to a gentleman, you have to dress like a gentleman’. Hij verzekerde me dat mijn pa destijds niet alleen een goeie wielrenner was, maar ook every inch a gentleman. Weer hield ik het nauwelijks droog. Zo mooi. Ik kijk nog altijd met veel plezier terug naar de foto’s van die fijne man. Met een beetje goeie wil, kan je daar wellicht iedere dag dergelijke verhalen optekenen. En dat is toch wel een troostende gedachte.”

Dubbel gevoel

En toch houdt Joanne Simpson een dubbel gevoel over aan het tot bedevaartsoord omgetoverd herdenkingsmonument. Uiteraard had ze haar vader destijds liever veilig en wel de top zien bereiken. Daarnaast stoort het beeld dat telkens weer over hem opgehangen wordt haar nu al decennialang mateloos. “Ik doe bijna niks liever dan urenlang op de trappen voor het monument zitten”, gaat ze verder. “Genietend van het waanzinnig mooie uitzicht en de aanwezigheid van mijn vader. ‘Je hebt je plekje om te gaan wel weten te kiezen, hé’, zeg ik hem dan. (lachje) Voor mij ligt hij niet in Harworth begraven, maar op de Ventoux. Daar voel ik nog zijn aanwezigheid en krijg ik telkens mijn beste ingevingen.

Helaas wordt mijn contemplatieve rust daar soms verstoord door totaal misplaatste uitspraken over papa. Zo hoorde ik ooit twee Nederlanders tijdens hun afdaling keihard naar elkaar schreeuwen: ‘Kijk, hier is die dopingverslaafde alcoholist gestorven’. Op zo’n moment breekt mijn hart. Waar halen zo’n mensen dat? Ik heb al diverse pogingen ondernomen, maar voorlopig kreeg ik vaders officieel autopsierapport nog nooit onder ogen. Zij wel dan? En alle anderen die dat schaamteloos verkondigen ook? Welaan dan. Van zodra ik zwart op wit de bevestiging te lezen krijg dat hij gestorven is aan de gevolgen van een of ander dopingproduct zal ik de eerste zijn om dat aan de grote klok te hangen.

Al heel mijn leven lang word ik geconfronteerd met van die schimmige hush-hush-verhalen. Niemand laat het achterste van zijn tong zien. En al zeker ex-renners niet. Voor de alcohol die zogezegd in zijn lijf gevonden is, is een logische verklaring. In de Tour van 1967 kregen de renners twee bidons water in de voormiddag en twee in de namiddag. Vanuit de volgwagen mochten ze geen extra drank aannemen. Ze zochten dus noodgedwongen hun toevlucht tot openbare fonteinen, rivieren of natuurlijke bronnen langs de weg. Of de waterdrager van de ploeg stormde een café of hotel binnen om inderhaast te pakken wat hij kon krijgen: water, Coca-Cola, bier, Orangina of iets anders. Als het maar drank was.

Die fatale dag in juli was Colin Lewis de Britse knecht met dienst. Toen hij op weg richting de Ventoux vooraan in het peloton bij papa kwam, had hij blijkbaar alleen nog een fles cognac in zijn achterzak zitten. Dat heeft hij me jaren geleden zelf verteld. In de zon was het op dat moment 42 graden en mijn vader had ongelooflijk veel dorst. Hij nam een paar slokjes en gooide de fles weg. Er zal dus wel alcohol in zijn bloed gevonden zijn, maar hem daarvoor bombarderen tot dopingverslaafd drankorgel gaat me toch een paar bruggen te ver. Al ben ik niet naïef natuurlijk. Wie gebruikte niet in de jaren zestig? Mijn pa is het slachtoffer geworden van al die dopingzondaars. Een martelaar, zo je wil. Dat is het dubbel gevoel dat me vaak overvalt op de top van de Ventoux. Ik hoop nog altijd vurig dat ik op een dag zijn autopsierapport in handen krijg zodat ik dat hoofdstuk eindelijk definitief kan afsluiten.”

Geen tweede monument

Van de verdoemde no-gozone blijft dus geen spaander meer heel. Zelfs Helen is gaandeweg helemaal bijgedraaid: ze heeft ondertussen de uitdrukkelijke wens uitgesproken om haar asse later over de Ventoux te laten uitstrooien zodat ze weer dicht bij Tom is. “In 1994 werden we door de organisatie van de Ronde van Frankrijk uitgenodigd om op maandag 18 juli de vijftiende etappe bij te wonen”, aldus nog Joanne. “Die ging van Montpellier naar Carpentras met een passage over de Mont Ventoux. Dat was toen al van de Tour van 1987 geleden. We werden heel goed ontvangen en brachten uiteraard een bezoek aan papa’s monument. Na de cérémonie protocolaire kreeg mama trouwens een gesigneerde groene trui van Djamolidin Abdoesjaparov, terwijl dat verdorie mijn favoriet was. (lacht) Haar dag kon niet meer stuk. Daarvoor waren we slechts één keer samen op de Ventoux geweest, maar ik kan me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren wanneer dat precies was.

De eerstvolgende keer staat me wel nog glashelder voor de geest. In 1996 hoorde ik in de wagen op weg naar mijn werk in Brugge toevallig een interview met Helmut Lotti. Hij vertelde onder meer dat hij van plan was om samen met zijn toenmalige vrouw met de fiets de Mont Ventoux te beklimmen. Ik wist niet wat ik hoorde. ‘Als zij dat kan, dan ik ook’, dacht ik direct. Mijn besluit stond meteen vast: in de zomer van 1997 – exact dertig jaar na papa’s overlijden – zou ik koste wat het kost de Ventoux met een koersfiets bedwingen. Afmaken waar mijn vader destijds niet in geslaagd was. Ik begon als een gek te trainen. Mijn moeder zag het met lede ogen aan. Ze vond het maar niks. ‘Jij bent toch geen wielrenner, Jo’, probeerde ze me vaak op andere gedachten te brengen. ‘Waarom moet dat nu? Stop daar toch mee. Ik heb echt geen zin om een tweede monument te onthullen op die berg!’ Ik liet me echter niet van de wijs brengen en trainde gewoon door met maar één doel voor ogen: op zondag 13 juli 1997 de Mont Ventoux beklimmen. ‘Ach, je bent net zo koppig als je vader’, gooide mama haar laatste wapen in de strijd. ‘Voor mij moet je dit niet doen, hoor. Wel integendeel.’ Het mocht niet baten.

Die eerste keer ging de beklimming verbazend vlot. Ik ben niet iemand die dweept met een of andere God of gelooft in een hiernamaals of zo, maar die dag voelde ik echt heel hard de aanwezigheid van papa. Het leek wel of hij me naar boven duwde. Voor ik het goed en wel besefte – toegegeven, met een krop in de keel – was ik zijn herdenkingssteen gepasseerd. Ik zou sowieso eerst tot de top doorrijden om daarna weer af te dalen. En weet je wat zo mooi was die dag? Ik reed samen met een aantal vrienden en sympathisanten naar boven en iedereen – ook de mannen die nochtans veel beter bergop konden rijden dan ik – bleef netjes in mijn wiel hangen. Dat was niet afgesproken, maar uit respect hielden alle gelegenheidsrenners zich daaraan. Ze gunden me zo hard dat moment waar ik zo naar uitgekeken had en een jaar lang keihard voor getraind had. Kijk, ik krijg er nog kippenvel van. Op de top vielen mama en ik elkaar huilend in de armen en gingen we samen naar het monument. We hebben daar zeker een half uur gezeten. Just the two of us. (krijgt het even moeilijk) Dat was een heel emotioneel en intens moment. Daar besloot ik dat ik voortaan om de vijf jaar iets zou doen met de Ventoux als ijkpunt om mijn papa te herdenken.

In 2002 fietste ik vanuit Gent richting Bédoin om de Ventoux te beklimmen, in 2007 liet ik zoals gezegd de betonnen trap maken, in 2012 waagde ik me aan de Cinglé – in 24 uur drie keer de Mont Ventoux beklimmen vanuit de drie verschillende startplaatsen Bédoin, Malaucène en Sault – en in 2017 stond er natuurlijk heel wat te gebeuren. Dan was het exact vijftig jaar geleden dat papa daar stierf. Op 30 november 2017 zou hij trouwens zijn tachtigste verjaardag vieren… Dat dubbel jubileum mocht zeker niet onopgemerkt voorbijgaan. Tegen dan moest de betonnen trap volledig bekleed zijn met graniet zodat hij voortaan beter bestand is tegen de weersomstandigheden daarboven. Want dat zit ik soms te overpeinzen: wat zal er met het monument gebeuren als ik er niet meer ben? Wie zal voor het onderhoud instaan? Enzovoort. Vandaar de beslissing om de trap beter te beschermen. Het kan maar helpen om de tand des tijds een stapje voor te zijn.” There’s a lady who’s sure all that glitters is gold and she’s buying a stairway to heaven…

Dit artikel verscheen eerder in Etappe #05 (2016).

Dit nummer staat in het teken van de 100ste editie van de Ronde van Vlaanderen, het 45-jarig overlijden van wielergod Jean-Pierre Monseré en de tentoonstelling 'Koers is Religie'. Je ontdekt onder meer een fiets van Fiorenzo Magni, een ode aan Frank Vandenbroucke en de roots van de kermiskoers.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop

Tom Simpson

Thomas (Tom) Simpson (Haswell, graafschap Durham, 30 november 1937 – Mont Ventoux, 13 juli 1967) was een Brits wielrenner. Hij overleed tijdens de Ronde van Frankrijk 1967 bij de beklimming van de Mont Ventoux.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.