België een eeuw oud, dat was geen kleine prestatie. Het voortbestaan van het kleine landje had op sommige momenten namelijk heel onzeker geleken. Zelfs haar honderdste verjaardag was er eentje die niet iedereen vierde. De groeiende groep Vlaams-nationalisten, bijvoorbeeld, zagen ‘Belgiekske’ het liefst van al verdwijnen. En dan was er nog de Grote Depressie, die net in het jubeljaar een alsmaar groter wordende schaduw over ’s lands economie wierp. Maar de grote meerderheid van de bevolking liet dat alles niet aan zijn hart komen. In elke provincie stonden er indrukwekkende festiviteiten gepland, van internationale sportmeetings tot wereldtentoonstellingen in Luik en Antwerpen toe. Wie hield van optochten, vuurwerk en koud bier, ging een topjaar tegemoet …
De Koninklijke Belgische Wielrijdersbond wilde al dat gefeest voor geen geld missen. De Ligue Vélocipédique Belge, zoals de nog sterk Franstalige organisatie ook bekend stond, was al decennialang een baken van Belgisch nationalisme en koningsgezindheid. Het eeuwfeest was voor haar een ideale gelegenheid om zich nog meer te profileren op dat vlak én haar werking in de kijker te plaatsen. Trouwens, wat was een Belgisch feest zonder een velokoers? De wielerbond wilde weliswaar verder gaan dan de razend populaire kermiswedstrijden die in elk dorp en in elke stadswijk plaatsvonden. Een eeuw België moest gepaard gaan met spectaculaire wedstrijden.
Om dat te verwezenlijken, had de Ligue de geknipte persoon in huis: sportjournalist Alban Collignon. Die had zijn sporen verdiend als oprichter en directeur van Les Sports, de voornaamste sportkrant van Franstalig België. Sinds 1929 stond hij aan het hoofd van het machtige comité administratif van de wielerbond. Collignon was een geboren organisator, die ambitieuze wedstrijden als de Ronde van België voor onafhankelijken of de Omloop van de Slagvelden uit 1919 op zijn palmares had staan.
In de aanloop naar de Belgische verjaardag kwam Collignon op de proppen met een uniek en bijzonder ambitieus wielerevenement: de Grote Prijs van het Eeuwfeest of Turijn-Brussel, zoals de rittenwedstrijd al snel genoemd werd. De maar liefst duizend kilometer tellende koers moest de wielerkwaliteiten van België nog eens in de verf zetten voor heel Europa. Ze zou plaatsvinden tussen 18 en 23 juli en drie ritten tellen. Die zouden samen een groot stuk van West-Europa bestrijken. Van startplaats Turijn naar het Zwitserse Zürich in de eerste etappe, om vervolgens via Zwitserland en Frankrijk verder te gaan naar Luxemburg-stad in de tweede, en naar eindpunt Brussel in de derde en finale rit. Collignon verwierf de steun van zowel de Italiaanse als van de Zwitserse, Franse en Luxemburgse wielerbonden voor zijn organisatorisch meesterstuk.
Volgens sommige kranten had Collignon zich laten inspireren door de plannen van sportjournalist Jacques Sels voor een koers tussen Milaan en Antwerpen uit 1920. Collignon was ook in de voorbereiding van die wedstrijd betrokken geweest, maar ze had nooit plaatsgevonden. Tijdens de parcoursverkenning kregen Sels en Collignon een auto-ongeluk, waarbij alleen die laatste het overleefde. Turijn-Brussel was Collignons manier om de droom van zijn overleden collega tien jaar later nieuw leven in te blazen.
De opzet was niet alleen ambitieus, ze was ook symbolisch. Dat ze net in Italië startte, had te maken met een gebeurtenis die in de eerste dagen van het jubeljaar had plaatsgevonden. Op 8 januari 1930 was de Italiaanse kroonprins, Umberto van Savoie, getrouwd met de Belgische prinses Marie-José. Het koninklijk huwelijk kreeg in Turijn-Brussel zijn sportieve tegenhanger en moest de band tussen beide landen verder aanhalen. Het was daarom niet toevallig dat de start in Turijn lag. Prins Umberto was niet alleen de officiële beschermheer van de koers, hij was ook hertog van Piëmont, de regio waarvan Turijn de hoofdstad was.
De sportpers was lovend over het initiatief. Zelfs in het sterk Vlaamsgezinde Sportwereld was een lofzang te lezen op het patriottische karakter van de wedstrijd. De enige uitdaging was de timing. Eind juli was immers ook het moment van de Ronde van Frankrijk… en dat toonde zich in het deelnemersveld. Er waren genoeg ingeschreven renners, maar weinig echte toppers. Onder de 69 starters zaten bijvoorbeeld geen Belgische vedetten zoals een Georges Ronsse en een Jef Dervaes. Beiden hadden zich op het laatste moment teruggetrokken. Luxemburger Nicolas Frantz, als tweevoudig Tourwinnaar wél een grote naam, zat dan weer in de nadagen van zijn carrière. Een andere vreemde eend in de bijt was Maurice De Waele. De Lovendegemnaar had een jaar eerder nog de Ronde van Frankrijk gewonnen. Een topper dus, maar wel een die in 1930 geen deel uitmaakte van de Belgische Tourselectie. Had Henri Desgrange hem persona non grata verklaard? De doodzieke De Waele was tijdens de finale van 1929 namelijk zodanig veel geholpen door zijn ploeggenoten, dat de Tourbaas vond dat een lijk de koers had gewonnen.
Het gebrek aan vedetten hield verschillende Belgische sportkranten niet tegen om verslag uit te brengen van Turijn-Brussel. Zo was Sportwereld prominent aanwezig met Willem van Wijnendaele – zijn vader, Karel van Wijnendaele, volgde de Tour – en oudgediende Constant Cleiren. Beiden waren meteen onder de indruk van de eerste etappe. Die zat zo vol spektakel dat ze het relatief beperkte deelnemersveld snel deed vergeten.
Tijdens de 395 kilometer van Turijn naar Zürich moest er flink worden geklommen in de Alpen, met als hoogtepunt de Gotthardpas. Nog voor het peloton aan die laatste begon, barstte er een hevig onweer los. De wedstrijd veranderde al snel in “één eindelooze tocht…van last en miserie en lijden”, aldus van Wijnendaele junior. Verkleumde renners strompelden te voet omhoog, terwijl de regen met bakken uit de lucht viel. De ene na de andere gaf op. Alleen de Italiaan Allegro Grandi deed zijn voordeel met al die ellende. Hij was nog voor de Alpen weggevlucht uit het peloton en slaagde erin om zijn voorsprong tot het einde te behouden. Maar zelfs hij kwam pas toe in Zürich toen het al donker was.
Met zijn winst legde Grandi meteen de basis voor zijn eindoverwinning. De twee volgende etappes waren namelijk niet half zo spannend als de eerste. De rit van Zürich naar Luxemburg passeerde dan wel over de gevreesde Ballon d’Alsace in de Franse Vogezen, maar het uitgedunde peloton had niet veel zin om te koersen. Met Michele Mara was het opnieuw een Italiaan die won. Hetzelfde kalme tempo zette zich door in de slotetappe, met aankomst in het Brusselse park van Laken. De Waal Emile Joly won er in de sprint. Op het eindpodium stond echter geen enkele Belg. Grandi won Turijn-Brussel en een fikse som prijzengeld, de Oostenrijker Max Bulla en Nicolas Frantz namen plaatsen twee en drie in.
De Belgische wielerbond was lyrisch over het eindresultaat. Volgens haar was Turijn-Brussel een nieuwe illustratie geweest van de sport als een school van morele en sociale kwaliteiten. Nog belangrijker was echter dat ze erin geslaagd was ‘haar’ wielersport in een bijzonder vaderlandslievend licht te plaatsen. Met kroonprins Leopold was de koninklijke familie prominent aanwezig geweest bij de aankomst van de laatste etappe, samen met de minister van Landsverdediging. Ook de randactiviteiten die Alban Collignon had georganiseerd in het park van Laken, in afwachting van de aankomst, blonken uit door hun patriottisch karakter. Zo was er een nationaal wielerkampioenschap voor militairen én een Marche de l’Armée, een wandelwedstrijd waarbij meer dan dertig legerregimenten het tegen elkaar opnamen.
De reacties in de sportpers waren wat meer gemengd. Ook daar was er lof voor de vlotte organisatie door Collignon en de sportieve spankracht van de koers. Maar er was ook wat tandengeknars over de magere Belgische prestaties in wat toch ook een showcase voor de Belgische wielerkwaliteiten had moeten zijn.
In Sportwereld toonde Willem van Wijnendaele zich vooral gelukkig dat Joly de laatste etappe had binnengehaald. “Want anders zou de Groote Prijs van het Eeuwfeest niet alleen gewonnen zijn door een Italiaan, maar ook de drie ritten zouden naar drie vreemdelingen gegaan zijn. En dat ware toch wat al te kras geweest!" Tegelijk ergerde hij zich aan de "Italiaansche pretentie.” Hij erkende dat Grandi een sterke wedstrijd reed, maar hekelde het feit dat zowel de andere Italiaanse renners als de Italiaanse volgauto’s hem vaak ostentatief uit de wind hadden gezet.
Dat alle Italianen op twee en vier wielen aan hetzelfde zeel hadden getrokken, was nochtans niet zo verwonderlijk. Hoewel wielrennen niet het propagandamiddel bij uitstek was voor het fascistische regime – daarvoor was de sport té volks – greep het wel elke kans aan om Italië als een sterk en succesvol sportland te tonen. Een overwinning in Turijn-Brussel was daar ideaal voor. In het eerstvolgende nummer van Lo Sport Fascista, het geïllustreerde sportblad van het regime, kreeg winnaar Grandi daarom heel wat lof toegeworpen.
In Sportwereld toonde Willem van Wijnendaele zich vooral gelukkig dat Joly de laatste etappe had binnengehaald. “Want anders zou de Groote Prijs van het Eeuwfeest niet alleen gewonnen zijn door een Italiaan, maar ook de drie ritten zouden naar drie vreemdelingen gegaan zijn. En dat ware toch wat al te kras geweest!" Tegelijk ergerde hij zich aan de "Italiaansche pretentie.” Hij erkende dat Grandi een sterke wedstrijd reed, maar hekelde het feit dat zowel de andere Italiaanse renners als de Italiaanse volgauto’s hem vaak ostentatief uit de wind hadden gezet.
Dat alle Italianen op twee en vier wielen aan hetzelfde zeel hadden getrokken, was nochtans niet zo verwonderlijk. Hoewel wielrennen niet het propagandamiddel bij uitstek was voor het fascistische regime – daarvoor was de sport té volks – greep het wel elke kans aan om Italië als een sterk en succesvol sportland te tonen. Een overwinning in Turijn-Brussel was daar ideaal voor. In het eerstvolgende nummer van Lo Sport Fascista, het geïllustreerde sportblad van het regime, kreeg winnaar Grandi daarom heel wat lof toegeworpen.
Gelukkig kregen de Belgische renners snel een kans om de teleurstelling van Turijn-Brussel door te spoelen. Een dikke maand later werd er immers weer op hoog internationaal niveau gekoerst in Brussel en in Luik. Een jaar eerder had de Union Cycliste Internationale het wereldkampioenschap van 1930 toegewezen aan het jarige België. De grote man achter de organisatie daarvan was opnieuw Alban Collignon, die zo een bijzonder drukke zomer voor de kiezen had. De pistekampioenschappen zouden plaatsvinden in het splinternieuwe Brusselse Heizelstadion, waar speciaal voor de gelegenheid een tijdelijke, houten wielerpiste werd opgetrokken. Die had oorspronkelijk ook de finale van Turijn-Brussel moeten verwelkomen, maar was niet tijdig klaar geraakt.
Waar het gros van de Belgische wielerfans echter naar uitkeek, was de wegkoers van 30 augustus in Luik. De verwachtingen waren hoog. De sportkranten, ook toen al extreem kritisch voor elke vorm van nationale selectie, waren bijna unaniem lovend over de keuze van de wielerbond. In Sportwereld droomde Karel van Wijnendaele hardop van een revanche voor Turijn-Brussel én de Ronde van Frankrijk, waar de Belgen evenmin potten hadden gebroken. Antwerpenaar Georges Ronsse was voor hem dé grote kanshebber op de titel. Dat was weinig verwonderlijk, want Ronsse had zich in de twee voorgaande jaren al tot wereldkampioen gekroond. Maar ook Fred Hamerlinck en Emile Joly, de andere twee leden van het driekoppige Belgische team, kregen een goede kans toegedicht.
Diezelfde sportjournalisten erkenden evenwel dat er één groot obstakel was: de Italiaanse ploeg. Allegro Grandi, de man van Turijn-Brussel, zat in hun team, maar ditmaal was hij de minste van de Belgische zorgen. De spil van de squadra was superster Alfredo Binda. Hij had in 1927 al eens de regenboogtrui veroverd en kon ook daarbuiten bogen op een indrukwekkend palmares. Vier keer eindwinst in de Giro en meer dan twintig ritoverwinningen, vier Rondes van Lombardije, … de elegante Binda was zo goed dat het vervelend werd. De Gazzetta dello Sport had hem zelfs geld aangeboden om dat jaar niet te starten in de Giro. De derde Italiaan, Learco Guerra, stond nog maar aan het begin van zijn carrière. De Italiaanse sportkranten schreven hem echter een grote toekomst toe als dé uitdager van Binda.
De pistekoersen op de Heizel gaven al een voorsmaakje van hoe het de Belgische verwachtingen kon vergaan. De verschillende disciplines trokken tienduizenden toeschouwers naar de Heizel, die toekeken hoe de Belgen … er weinig van bakten. In de sprint gingen de Fransen met de zege lopen, in het stayeren won de Duitser Erich Möller goud.
Dan kwam de wegrit. Bij het vertrek op de Luikse Place de la république Française stonden vele duizenden toeschouwers te bakken onder een brandende zon. De koers leidde over een heuvelachtig parcours met enkele pittige beklimmingen. Vooral de korte maar steile helling in Theux, op 25 kilometer van de streep, bleek een scherprechter. Hier vormde zich een groepje van enkele topfavorieten, die samen naar de aankomst snelden. Daaronder waren Ronsse en… zowel Binda als Guerra. Aan de eindmeet sneuvelden de Belgische dromen. In de sprint waren beide Italianen Ronsse te snel af. Binda pakte zijn tweede regenboogtrui, Guerra zilver. Ronsse was eervol derde. Om alles nog een beetje erger te maken, won een Italiaan ook de wegwedstrijd bij de amateurs.
Karel van Wijnendaele was sportief in zijn nabeschouwing. Hij feliciteerde Mussolini met zijn ‘kloeke kampvechters’ en riep zijn lezers op om het verlies te aanvaarden. “Niet lauw doen en niet flauw! Niet janken en niet jammeren! Eerlijk de nederlaag bekennen en ze manmoedig dragen.” Hij hoopte alleen dat de Belgen het volgende jaar wél zouden triomferen in hun terugkerende strijd met de Italiaanse kampioenen. Maar een ding was duidelijk: het Belgisch feestjaar was geëindigd in een Italiaanse zegereeks.
Dit artikel verscheen eerder in Etappe #08 (2021).
Het achtste nummer van Etappe staat in het teken van de regenboogtrui. Onder meer Nicolle Van den Broeck, Eloi Meulenberg en Ronse '63 geven kleur aan deze editie.
Zin in meer WK-verhalen? Haast je naar onze shop!
Het duurde lang voor de Verenigde Staten een rol konden opeisen in de mondiale ontwikkeling van het wielrennen. Liefde voor de wielersport was er...