“De koers zat ingebakken bij mijn familie aan moeders kant. Mijn tante, de zus van mijn ma, en haar man waren fervente wielerliefhebbers. Als broekventje mocht ik mee naar de koers in de Renault van nonkel André en tante Maria. Dat was nog in de tijd dat er zakken vooraan op de wielertruien zaten en dat de bidons vooraan op het stuur gemonteerd waren in een dubbele bidonhouder. Die pullen waren van aluminium en kletterden op de grond als ze werden weggesmeten. Ik vond dat een zalig geluid. Ook het zoeven van de tubes als het peloton voorbijreed en de typische geur van massageolie op rennersbenen vond ik heerlijk. Het duurde niet lang vooraleer ik verkocht was.”
Zelf koersen kan voor Patrick pas in 1970, op 15-jarige leeftijd zoals toen wettelijk bepaald was. Nonkel André wordt zijn eerste mentor en toeverlaat. Voor wedstrijden die tijdens de week gepland staat, kan Patrick terugvallen op ex-wereldkampioen Benoni Beheyt [Beheyt won het WK in 1963, nvdr.]: ”Op een gegeven moment had ik nood aan een nieuwe koersfiets. Ik twijfelde tussen een nagelnieuwe Novy of een nearly new bike, die te koop stond in de fietsenwinkel van Benoni in Roeselare. De keuze viel uiteindelijk op de fiets uit zijn winkel. En zo kwam ik regelmatig bij Benoni over de vloer. Op den duur gingen we samen trainen. Ik weet nog goed dat hij bijna altijd met de handen losjes bovenop het stuur reed, wat toen niet gebruikelijk was. Als het bergop ging, kon ik hem losrijden. Maar in de sprint stond ik niet eens op de foto. Hij was nog steeds een klasbak.”
Om beter en meer te kunnen trainen, wisselt Patrick het Waregemse Heilig Hartcollege in voor het nabijgelegen Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs (RITO, nu MSKA) in Roeselare. Samen met streekgenoot Johny Deblaere trekt de jonge renner naar koersen in de nabije en verdere omgeving: ”Als tweedejaarsjunior beslisten we om naar een koers in Saint-Gérard te gaan, vlakbij Mettet. Ik ging die dag met de auto, eigenlijk een ingekorte camionette, naar school. Mijn schoonbroer had me die cadeau gedaan. ’s Morgens hadden we onze fietsen en bagage al in de auto gestopt, om dan een kwartier voor het einde van de schooldag weg te lopen en snel naar Wallonië te rijden. We reden aan 150 per uur en kwamen een half uur voor de start aan in Saint-Gérard. Er stonden meer dan 200 renners aan de start, maar Johny en ik waren bij de beteren. We zaten alle twee in de beslissende ontsnapping en maakten het netjes af. Ik won, Johny werd derde. Na de aankomst vroeg een plaatselijke fotograaf ons waar onze supporters waren. Ze geloofden het niet dat wij zo ver hadden gereden voor een koers.”
Als liefhebber wordt Lefevere een jaar later geselecteerd voor het WK in 1975, dat in en rond Yvoir en Mettet wordt verreden: “In de finale was een kopgroep van zes ontsnapt, zonder Belgen. Ze hadden al één minuut voorsprong toen ik in mijn eentje de sprong waagde en aansluiting vond. Op een paar kilometer van de meet wordt de kopgroep ingehaald door het peloton, met op kop Pol Verschuere en Jean-Luc Vandenbroucke. Landgenoten dus. Ik zeg niet dat ik ging winnen, maar je wist maar nooit.” Uiteindelijk wint de Nederlander André Gevers. Lefevere strandt op een 24ste plek.
De prestaties van Lefevere gaan niet onopgemerkt voorbij. Het grote Molteni van wereldvedette Eddy Merckx is er als de kippen bij om de liefhebber een profcontract aan te bieden: “Na een koers in Huldenberg sprak Robert Lelangue me aan. Hij vroeg of ik bij Eddy wilde gaan rijden en zei dat hij mij dertienduizend frank per maand kon aanbieden. Dat bedrag zou natuurlijk stevig kunnen oplopen omdat Eddy zowat overal in de prijzen en premies reed. Maar als liefhebber verdiende ik toen zo’n 36.000 frank per maand. Dat was veel in die tijd. Ik verdiende 16.000 frank bij mijn zus omdat ik dertig uur per week was ingeschreven – mijn taak bestond er in om schaderapporten van geaccidenteerde wagens op te maken. Daarnaast reed ik maandelijks ook nog eens zo’n twintigduizend frank prijzengeld bijeen. Ik legde ook een aanbod van Flandria naast mij neer. Ze hadden toen zo’n veertig renners in dienst en ik wilde niet één van de velen zijn. Dan bleef ik liever amateur. Tot Guido Reybrouck, sportdirecteur van EBO, mijn kop wist zot te maken. Hij bood me een tweejarig contract van 22.000 frank per maand. En zo werd ik in 1976 toch profrenner.”
Dat debuut loopt niet van een leien dakje. Integendeel, Lefevere denkt bijna onmiddellijk aan stoppen: “Mijn eerste koers was de Ronde van Levante. Daar ging een nieuwe wereld voor mij open. Zonder in detail te treden: de Spaanse apotheken waren erg in trek bij de oudere profs. Ik had geen idee dat het er daar zo aan toe ging en de moed zonk me in de schoenen. Tot Willy Vanneste bij toeval naast me kwam rijden. ‘Hoe ist Feverke?’, vroeg hij me. Hij overtuigde mij om niet naar die oude profs te kijken en mijn eigen koers te rijden. Met resultaat want twee dagen later won ik al een etappe. Ik ben er Willy nog altijd dankbaar voor.”
Anno 1978 etaleert de West-Vlaming al vroeg in het seizoen zijn goede vorm. Hij pakt diverse ereplaatsen in de Ronde van de Middellandse Zee en werkt zich tijdens de Omloop Het Volk een hele dag uit de naad voor kopman Fons van Katwijk. Een dag later staat Lefevere aan de start in Kuurne: “Het parcours liep toen van Kuurne via de Rijksweg tot in Roeselare en zo naar Moorslede. We passeerden dus aan mijn deur. En net op de rijksweg slaat het peloton in drie waaiers. Ik zit natuurlijk in de derde en dacht er aan om rechtstreeks naar huis te rijden. Maar wat verderop liep het toch weer samen. Dus bleef ik maar in koers. Sterker nog, in de heuvelzone in de Vlaamse Ardennen reed ik zowaar op kop. Op de terugweg naar Kuurne bleven Ludo Delcroix en ik nog over. In volle finale duikt door een wegvergissing vlak achter ons plots een achtervolgende groep op. Ik ging meteen verhaal halen bij de koerscommissaris die me zei dat ze uit de uitslag gingen geschrapt worden. In de verwarring passeerde Walter Planckaert als eerste de meet, terwijl hij zonder het te weten eigenlijk niet meer in koers zat. Ik sprintte intussen met Delcroix om de zege. Ik liet een gat tussen mezelf en de nadar open, waar hij wilde tussen kruipen. Hij reed met zijn guidon tegen mijn bil en riep ‘rechts’, wat ik uiteraard niet deed. Dus moest hij remmen en remonteren. Maar dan was het al te laat.”
Na de overwinning in Kuurne-Brussel-Kuurne weet Lefevere ook nog een etappe in de Vuelta te winnen. Toch sluipen in de loop van 1978 twijfels in het hoofd van de West-Vlaming: “Ik kreeg het lastig om al die opofferingen te doen en deed het eigenlijk niet meer graag. Bovendien was mijn maandloon nog altijd gelijk aan dat van toen ik neoprof was, terwijl ik droomde van een mooi, groot huis dat ik niet kon betalen. Maar je kan eigenlijk niet midden in het seizoen zomaar stoppen. Toch trok ik in het voorjaar van ’79 de remmen dicht. Mijn laatste koers in Bonheiden heb ik zelfs niet uitgereden. Fiets in de koffer en gedaan. Daar stond ik dan. Ik had geen werk, ik had niets. Gelukkig voor mij zag Marc De Windt, geldschieter bij mijn ploeg Marc Zeepcentrale, andere mogelijkheden. Romain De Loof was toen ploegleider en stond in voor alles en nog wat. De ploeg had wel een kasboek, maar niemand wist echt hoe het zat. En de administratie was een ramp. De Windt wist ik dat ik een boekhoudkundige achtergrond had en meerdere talen sprak. Marc vroeg me of ik tweede ploegleider wilde worden en de boel achter de schermen in orde wilde zetten. Ik mocht direct beginnen. Drie dagen later was ik renner af en begon mijn tweede carrière.”
De rest is geschiedenis. Patrick Lefevere groeit uit tot de meest succesvolle ploegleider ter wereld en grossiert met zijn van Mapei-GB tot Deceuninck – Quick Step vervelde topformatie in klassieke zeges, rittenkoersen én wereldtitels. In 1996 wordt met Johan Museeuw voor het eerst één van zijn renners wereldkampioen; in 2020 dikt Julian Alaphilippe – één van de speerpunten van The Wolfpack – de stevige gevulde lijst met wereldkampioenen nog verder aan. Eén absolute topkoers ontbreekt nog op het palmares van de West-Vlaming: de Ronde van Frankrijk. Kan goudhaantje Remco Evenepoel dat ene hiaat wegwerken?
’t Was écht koud. En er lag sneeuw langs de kant van de weg. Eigenlijk geen weer om een hond door te jagen. En toch werd er gekoerst, dat weekend...