retro

Een brief aan Yvonne Reynders

6min leestijd   door Bieke Purnelle op 15 september 2022
Lieve Yvonne. Of beste Yvonne. Of dag Yvonne. Ik wil niet te familiair zijn, maar ook niet te kil en afstandelijk, want jij verdient geen kille afstand.

Laat mij beginnen met een blozende bekentenis: ik was bijna dertig jaar toen ik jouw naam voor het eerst hoorde. Ik kan daar wel verzachtende omstandigheden voor inroepen. Niemand had mij ooit over jou verteld. Ik had jou nooit op televisie of in de krant gezien. Achteraf bekeken is dat raar. Ik kende Briek Schotte en Fausto Coppi. Ik wist alles over Eddy en Roger en Freddy en Fons. Ik wist dat Tom Simpson bezweek op de flanken van de Mont Ventoux in 1967. Maar over jou wist ik niets. Niet hoe veel gouden medailles er bij jou thuis stof lagen te vergaren, niet hoeveel labeur en miserie die gekost hadden, niet hoe je jarenlang getreiterd werd door bonden en bonzen. Ik kan er nog altijd niet van over, dat ik daar zo lang geen idee van heb gehad.

Wijlen Karel Van Wynendaele schreef niet over jou. Flandriens waren venten uit de Vlaanders. Jij was geen vent en je kwam ook al niet uit de Vlaanders.

Dat je als kind zakken vol steenkolen verzeulde deed er niet toe. Dat je iedereen naar huis reed wanneer je in vorm was en geen pech had ook niet. Je concurrenten moesten je met z’n allen omsingelen zodat je niet kon demarreren, en zelfs dan geraakte je weg. Maar Karel had zelf nooit op de achterbank van zijn auto geleefd, zich gewassen in een plaatselijke fontein en dagenlang hotdogs gegeten om geld te sparen tussen het koersen door, dus wist Karel veel wat een Flandrienne was.

Wijlen Karel Van Wynendaele schreef niet over jou. Flandriens waren venten uit de Vlaanders. Jij was geen vent en je kwam ook al niet uit de Vlaanders.

Vorige week, met al die WK-koorts en die regen, moest ik zomaar denken aan jouw eerste wereldtitel en hoe graag ik daar bij geweest was.

Het was nog maar het tweede officiële wereldkampioenschap uit de geschiedenis. Ik weet niet precies waarom dat in een onooglijk gat als Rotheux-Rimière werd georganiseerd, want daar viel en valt er niets te zien of te beleven. Eigenlijk moest dat WK in Nederland plaatsvinden, maar de Nederlandse wielerbond had geen goesting. De Belgen namen de taak dan maar over, op voorwaarde dat het allemaal niet te veel zou kosten.

Het was vooral een gemakkelijke en goedkope kans voor de BWB om te doen alsof ze vrouwenwielrennen belangrijk vonden. Flauwekul natuurlijk. Ze hadden zelfs nog nooit een Belgisch kampioenschap voor vrouwen georganiseerd, de schijnheiligaards. Sterker nog: het jaar voordien hadden ze geweigerd jullie een vergunning te geven voor het eerste WK voor vrouwen in Reims, zodat jullie daar alle vier in een wit blanco truitje stonden in plaats van de klassieke lichtblauwe nationale trui. Dat witte truitje was het schaamtelijkste en treurigste wielertruitje ooit.

Maar bon, Rotheux-Rimière dus. 2 augustus 1959. Het was bar slecht weer. Pijpenstelen, de hele dag. Met dertig stonden jullie daar. Zes Belgische, Britse en Oost-Duitse wielrensters, vijf Franse, vier Russische, twee Nederlandse en de Luxemburgse topfavoriete Elsy Jacobs. Tweeëntwintig jaar was je, en geen favoriete. Bij Le Soir vonden ze jou wel een gevaarlijke outsider.

In de zeventiende en voorlaatste ronde gebeurde het. Een Britse maakte een schuiver en deed de helft van het minipeloton tegen het asfalt kwakken.

Op tweehonderd meter, in de laatste haarspeldbocht, demarreerde jij als een speer. Ze zagen je niet meer terug. Het zou niet de laatste keer zijn, maar dat wist toen niemand.

Het strafste is dat je het daarna nog drie keer hebt overgedaan, alsof het vanzelf ging. En dan heb ik nog niets gezegd over die drie wereldtitels op de piste. Zeven wereldtitels, hoeveel kunnen er dat zeggen? Hoeveel coureurs zouden daar een nier voor verkopen?

Mannekes toch, mocht er vandaag een van onze Belgische coureurs zo’n palmarès bij elkaar stunten, we zouden naast onze schoenen lopen van fierheid en pretentie. We zouden roepen dat de koers van ons is. We zouden het vieren met champagne, bloemen, kransen, kranten- en tv-specials, speciaal gecomponeerde liedjes.

Maar ach, het waren andere tijden.

Volgens Sporta, de sportbeweging van de katholieke kerk, was wielrennen voor vrouwen een “parodie en miskenning van de vrouwelijke gratie en menswaardigheid”. De sportpers beschreef jullie als een ordinaire kermisattractie. De Belgische Geneeskundige Vereniging voor de Lichamelijke Opvoeding en de Sport somde de onnozelste argumenten op om vrouwen weg te houden van sport en competitie: hun klierstructuren waren te zwak; ze waren emotioneel te kwetsbaar; ze waren vatbaarder zijn voor verstoringen in de organen. Alles, het zotste eerst, werd bedacht, verzonnen en uit de kast gehaald om jullie tegen te houden.

Dus stond jouw gezicht stond niet op koffiemokken, klakskes en t-shirts. Nooit heb je op de voorpagina van het Volk geprijkt. Je werd niet ontvangen door de koning.

Sportakerel over wielrennen voor vrouwen (1955)
Vrouwenwielrennen is een parodie en miskenning van de vrouwelijke gratie en menswaardigheid.
Sporta

Straten, pleinen, pistes en wielerclubs hadden jouw naam moeten krijgen. Je standbeeld had al een halve eeuw midden in de hoofdstad moeten staan. Je had gehuldigd, geëerd en geridderd moeten worden tot je het beu was. Maar wat je kreeg was vooral gekoeioneer en gezever. Dat je te veel verplaatsingsonkosten vroeg, vond de bond, terwijl een amateur bij de mannen drie keer zoveel kreeg. Dat je moest stoppen met stunten op de fiets, zei de bond, want dat was voor in het circus, terwijl je daar van armoe je brood mee moest verdienen. Dat je niet op de piste mocht trainen, ook al stond dat in geen enkel reglement.

Het was altijd iets, en nooit was het van “Amai Yvonne, straf zeg, proficiat, we zijn fier op u.” De beloning waren stokken in je wielen en uiteindelijk de vernedering van een positieve test waar vanalles aan rammelde. Ik begrijp niet waar je de moed vond om terug te komen en op je negenendertigste voor de tiende keer Belgisch kampioene te worden en brons te winnen op je laatste WK.

Toen ik afgelopen zomer naar de Tour de France voor vrouwen keek dacht ik aan jou, en aan zoveel anderen; aan alle stenen die jullie hebben verlegd. Loodzware stenen, de stenen waarover Marianne, Annemiek, Elisa en Lotte zaterdag rijden.

Ze zeggen wel eens dat het te snel gaat met het vrouwenwielrennen. Van 1959 tot vandaag, dat zijn godbetert meer dan zeventig jaar. Wat is snel als het voor jou allemaal te laat komt?

Tijd valt niet in te halen, doorstaan leed niet goed te maken.

Ik zou het begrijpen als je zou zeggen dat je nog altijd kwaad bent. Ik ben zelf kwaad ben over al het onrecht dat jou is aangedaan. Maar kwaadheid levert een mens maar weinig op en het vreet energie.

Dus ik wil niet kwaad zijn. Ik wil gewoon blij zijn dat jij bestaan hebt en nog altijd bestaat. Ik wil gewoon zeggen dat dit land geen straffer, weerbaarder, dapperder coureur heeft gekend dan Yvonne Reynders. En daar neem ik geen woord van terug. En aan dat standbeeld moesten ze al begonnen zijn.

Met de warmste en hartelijkste groeten,

Bieke

Yvonne Reynders

Yvonne Reynders (Schaarbeek, 4 augustus 1937) is een Belgisch voormalig wielrenster. Ze werd zevenmaal wereldkampioen, waarvan vier keer op de weg en drie keer op de baan.
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.