retro

Jean-Pierre Monseré: Biefstuk als paardemiddel

4min leestijd   door Thomas Ameye & Dries De Zaeytijd op 10 oktober 2022
De dag voor een koers zweert Roeselaarnaar Jean-Pierre ‘Jempi’ Monseré bij een paardenbiefstuk van zijn buurman-slager Norbert ‘Berten’ Vandekerckhove, en een spaghetti. Wanneer Jempi in 1970 wereldkampioen wordt te Leicester, ontketent hij ongewild een rage. Renners in spe komen bij Berten een biefstuk kopen in de hoop dat even sterk en goed te worden als hun voorbeeld. Als buurtslager, vriend én Monserésupporter Norbert Vandekerckhove zijn enkel breekt, deinst de kersverse wereldkampioen er niet voor terug om de dagelijkse bestelronde van zijn slager over te nemen. Weliswaar op een brommertje. De vaste klanten van Norbert weten niet wat hen overkomt. Een wereldkampioen die hen vlees komt leveren! Het karakteriseert volksjongen Jempi.

Peloton van vleeseters

In 1977 lijkt de zegehonger van de Kannibaal gestild. Vlak voor de Tour geeft Eddy Merckx in een interview in Het Volk toe dat hij uitkijkt naar zijn wielerpensioen. Merckx wil als een gewoon mens gaan leven: “Jarenlang eet ik ’s morgens biefstuk met rijst, soms om 5 of 6 uur in de ochtend. Welnu, ik kots van dit menu. Ik krijg dat niet meer door mijn keelgat!”

Decennialang is een ontbijt zonder biefstuk ondenkbaar voor een renner. Biefstuk – rood vlees – is dé krachtbron bij uitstek, denkt men, en moet gegeten worden wanneer het maar kan: ’s morgens, zo’n drie uur voor de start, om de nodige energie op te doen en ’s avonds om de verloren energie weer aan te vullen.

Twee etappes op één Tourdag – wat meermaals voorkomt in de jaren zestig en zeventig – betekent meteen ook drie keer biefstuk. Tweevoudig winnaar van de Waalse Pijl (1973, 1975) André Dierickx: “’s Middag kregen dan we nóg eens biefstuk. Je kan wel begrijpen dat ik na drie weken koersen geen biefstuk meer kon zien.”

Voor veel renners is het bovendien geen evidentie om ook buiten de Tour biefstuk op het bord te krijgen. Tot in de jaren vijftig moeten ouders van koersende zonen ‘zich zere doen’ om het broodnodige, niet-goedkope biefstuk te bekostigen.

Dat biefstuk noodzakelijk wordt geacht, blijkt ook uit het doktersadvies dat Gilbert Desmet als nieuweling voorgeschoteld krijgt: biefstuk eten! Als ma en pa Desmet ontdekken dat zoonlief toch besluit minder vlees te gaan eten omdat hij zich daar beter bij voelt, levert hem dat een berisping op: “Je moet goed eten om kloek te staan!” Uitzonderlijk is die ouderlijke raad niet. Om sterk te staan moet je goed eten, is het algemene advies van iedere ouder in die tijd.

Eind de jaren zeventig komt de kentering. Individuele renners en ploegen als het Nederlandse TI-Raleigh zoeken steeds meer alternatieven voor biefstuk. In 1982 publiceert het Nederlandse tijdschrift Wielersport een artikel onder de kop ‘De biefstuk heeft geen enkel effect’. Conclusie van de auteur: “Biefstuk als voortreffelijk hulpmiddel voor sportprestaties? Niets blijkt minder waar, dat blijkt een fabel!”

Ondanks de langzame teloorgang van het biefstuk, blijven heel wat renners verknocht aan hun biefstuk. Zo ook viervoudig wereldkampioen veldrijden (1980, 1982, 1983, 1984) Roland Liboton. Op weg naar de cross bestelt hij ‘s middags in een wegrestaurant meestal steak met rijst en groenten. “Ik heb me altijd goed gevoeld bij biefstuk, waarom zou ik dan mijn eetgewoontes veranderen?” Het typeert de moeilijke introductie van nieuwe ideeën in het peloton: waarom iets veranderen dat al decennia lang als goed geldt?

Anno 2011 is pasta het nieuwe biefstuk, al betekent dat niet dat renners die goeie ouwe biefstuk volledig hebben afgezworen. Zowel Boonen als Cancellara bijvoorbeeld eten de avond voor de Ronde van Vlaanderen biefstuk. De Rus Denis Mentsjov eet tijdens de Tour elke dag het liefst een goed stuk biefstuk. Weliswaar in combinatie met salade, pasta en groenten.

Veggies in het peloton

Henri Desgrange, stichter van de Ronde van Frankrijk, publiceert in 1898 zijn boek ‘La tête et les jambes’. In briefvorm geeft Desgrange trainings- en voedingsadviezen aan een denkbeeldig publiek van jonge renners. Naast eerder absurde tips – “vermijd sauzen die look of ui bevatten, want ik ken renners bij wie de adem altijd onaangenaam is door dat soort sauzen” – belicht Desgrange ook het vegetarisme. Desgrange speelt proefkonijn door een korte tijd als vegetariër te eten. Zijn conclusie: “Na mijn maaltijden voelde ik zo’n leegte in mijn maag dat ik onmiddellijk weer begon te eten.” Niet geschikt bevonden voor een hongerige renner dus.

Koersende vegetariërs zijn zeldzaam, ook nu nog. In de jaren tachtig zijn de Schot Robert Millar en de Australiër Allan Peiper de bekendste voorbeelden. Als Millar tijdens de Tour een serieuze inzinking krijgt, duidt ploegleider Peter Post meteen het vegetarisme van de renner als boosdoener aan en vraagt zich luidop af die niet beter eens een kippetje zou eten. Verzorger Dirk Nachtergaele weet wel beter: “Makkelijk is dat niet. Het lichaam van die renners is daar niet op ingesteld en gewoontes verander je niet zomaar.”

Vegetarisme wordt zeker niet gepromoot vanuit de ploegleiding. Behalve dan bij het Linda McCartneyteam dat van 1998 tot 2000 in het peloton meedraait, weliswaar als continentaal team. De vrouw van Beatle Paul McCartney heeft een bedrijf in vegetarische voeding en sponsort een wielerteam met overtuigd vegetarische renners en personeel. De Deen Tayeb Braika getuigt tijdens de Gentse Zesdaagse in 1999 voor de VRT-camera’s dat die overtuiging ook best wel pragmatisch kan zijn: “Als je betrapt wordt op vlees eten, vlieg je buiten bij McCartney.” Braika koerst vanaf 1 januari 2000 voor het team en stopt op die dag officieel met vlees eten. Vroeger niet.

In tegenstelling tot Braika is de Nederlandse renner Maarten Tjallingi een principiële vegetariër. Tjallingi groeit op zonder vlees en vis en trekt die lijn door als renner, ook als de ploegleiding van Rabobank hem op andere gedachten probeert te brengen. In de Nederlandse krant BN DeStem uit de renner zijn ongenoegen: “Iedereen is op zijn manier geconditioneerd, maar omdat ik in de minderheid ben, moet ik mij altijd verdedigen.”

De Amerikaan David Zabriskie gaat nog een stap verder en vertrekt als eerste veganist ooit in de Tour van 2011. Veganisten eten geen vlees, vis, maar ook geen eieren, kaas, melk en zelfs geen honing of gelatine. Zabriskie maakt die keuze vanuit zijn betrokkenheid met het milieu. Omdat hij zelf ook beseft dat het moeilijk wordt, zondigt hij wel een beetje door twee keer per week een klein stukje zalm te eten om ijzeropname in zijn lichaam te bevorderen. Zijn ploeg is eerst niet te vinden voor zijn veganistisch dieet, maar draait bij. “Hij won nog nooit zoveel tijdritten als dit jaar,” zegt zijn ploegleider Jonathan Vaughters. Zabriskie kan zijn gelijk niet helemaal bewijzen, want komt in de negende etappe ten val en moet opgeven.

Zere comma zero zero zero

Oktober 2010. De Spaanse renner Alberto Contador verklaart op een persconferentie dat hij onbewust een ‘besmet’ stuk biefstuk heeft gegeten tijdens de voorbije Tour waardoor er clentuberol in zijn bloed terechtkwam. Contador minimaliseert de hoeveelheid van het verboden product (“Zero comma zero zero zero zero zero zero zero zero zero zero zero zero zero zero cinco gramos.”), maar het hek is van de dam. Er begint een procedureslag die pas in november 2011 uitmondt in een rechtszaak.

Intussen heeft Contador al de Tour van 2011 gereden. In die Tour wordt hij door het Franse publiek zwaar op de korrel genomen. Biefstukken op de voorruit van de volgwagen en spottende spandoeken zijn z’n deel. Op 6 februari 2012 doet het TAS uitspraak in de zaak Contador. De Spanjaard wordt schuldig bevonden en verliest zijn tourzege aan Andy Schleck.

Flandriengerecht gecreëerd door Claudia Allemeersch:
Biefstuk in de broek - Gebakken paardenbiefstuk met een stroop van port

De Zwitserse pistier Oscar Plattner rijdt in de jaren vijftig met een filet pur in zijn broek. Sommige renners gebruiken in die tijd inderdaad biefstukken als middel tegen ongemakken aan het zitvlak. Vlees op vlees zit nu eenmaal zachter. Een andere remedie is een gat in het zadel. Intussen bestaan zadels met uitgespaarde holtes en maken synthetische zeemvellen biefstukken al lang overbodig. Gelukkig maar.

Ingrediënten

4 paardenbiefstukken van een 2,5 cm dikte - peper en zout
voor de portstroop: 10 cl rode porto - sap van ½ sinaasappel - 1 lepel honig - peper en zout
voor de saus: 1 sjalot - 1 dl rode port - 50 cl bruine kalfsfond

Bereiding

  • Maak de portstroop. Laat de port, samen met het sinaasappelsap en de honing inkoken tot een stroperige massa. Kruid af met peper en zout.
  • Bereid nu de saus. Versnipper de sjalot en laat deze met de rode port inkoken tot één derde. Voeg de bruine kalfsfond toe en laat weer inkoken tot de gewenste dikte. Zeef de saus.
  • Laat de olie zeer heet worden in een pan en bak de biefstukken. Paardenvlees mag net iets gaarder gebakken worden dan rundvlees. Kruid af met peper en zout.
  • Dit gerecht kan geserveerd worden met champignons en aardappeltjes.
Ontdek meer verhalen
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.