Nochtans was ik zelf niet geselecteerd voor die regenboogstrijd. Maar Kuiper en ik waren toen al twee handen op één buik. 1975 was het eerste seizoen dat we samen in de ploeg reden. Onze hechte band was ontstaan tijdens een trainingskamp in Bardolino, aan het Gardameer, waar we samen op de kamer waren ingedeeld.
Ik wist voor het WK dat Kuiper in uitstekende doen was. ‘Misschien kun je bij de eerste vijf eindigen’, zei ik hem. Hij reageerde daar voor zijn doen heel atypisch op: ‘Als ik bij de eerste vijf kan rijden, kan ik ook winnen.’ In die tijd won Kuiper niet te veel. Ik dacht: wat krijgen we nu, de bescheiden Kuiper die naast zijn schoenen begint te lopen?
Het WK heb ik op tv bekeken bij mijn schoonouders, supporterend voor een Nederlander. Ik zag hoe Kuiper de debatten opende: zogezegd voor Zoetemelk, maar met veel boerenwijsheid, want Kuiper was zo’n renner die als hij twintig seconden nam, niet zomaar teruggepakt werd. Dat is die dag ook gebleken – vraag het Roger De Vlaeminck maar.
Mijn schoonvader dronk al eens graag een cognacje. Tegen het einde van dat WK was de fles leeg. En ik moet zeggen dat ik er zelf ook aan meegeholpen heb, want ik dacht meteen na de aankomst: en nu? Ineens was ik van ‘knecht van Hennie Kuiper’ ‘knecht van de wereldkampioen’. Dat was totaal iets anders.
Mochten wij, als Vlaming, wereldkampioen worden, laat staan in België, zou het land op zijn kop staan. Van in Yvoir tot thuis zouden de wegen bezaaid zijn met vlaggen en spandoeken. We zouden kapotgaan van de druk die de regenboogtrui met zich meebrengt. Kuiper had daar geen problemen mee. Voor hem was die trui gewoon de bekroning van een wedstrijd. Die had zo’n ongelooflijke boerennuchterheid van in dat Tukkerland.
Koers is ginder achter geen religie. Hij kwam thuis en twee dagen later waren we al samen op weg om het eerste van een lange rij criteriums af te werken, hij nog niet goed beseffend dat hij een jaar lang een rugnummer zou mogen opspelden op een regenboogtrui.
Dit artikel verscheen eerder in Het Mooiste van KOERS (2018).
In dit boek worden de allermooiste objecten uit de KOERScollectie in beeld en woord getoond en geduid. Een trui van Fausto Coppi, een trofee van VDB, een fiets van Tom Boonen, handschoenen van Freddy Maertens, een beeld van Eddy Merckx…
Allemaal getuigenissen en erfstukken van wielerheroïek, gekruid met schitterende verhalen van de coureurs zélf,van journalisten, van wielerfanaten.
Op een wereldkampioenschap onderscheiden deelnemers zich door landenshirts die verwijzen naar de kleuren van de nationale vlag of naar de typische...