longread
retro

Dokter Dries Claes (1923-2009): pionier van de integrale en integere wielerbegeleiding

12min leestijd   door Stijn Knuts & Bart Vanreusel op 12 mei 2022
Herentals, een avond in 1964. De volle wachtkamer in de dokterspraktijk wordt ongeduldig. Dokter Claes neemt zijn tijd. Tot de deur van de praktijk eindelijk opengaat. Een atleet in wielerpak verschijnt, en racefiets over de schouder. Wie gaat er nu met zijn vélo op doktersbezoek? Maar hier geen hilariteit. De wachtzaal is muisstil van ontzag. Rik Van Looy, regerend keizer van Herentals, stapt buiten. Tijdens de consultatie heeft dokter Claes niet alleen Van Looy medisch onder handen genomen, maar ook zijn positie op de fiets verbeterd, zijn voeding besproken en hem zakelijke adviezen meegegeven.

Sportarts Dries Claes mag een pionier worden genoemd op het vlak van de integrale topsportbegeleiding. Zijn medische kennis past hij vooral toe op het wielrennen, waarbij zijn naam altijd verbonden blijft met die van Rik Van Looy. Hij is immers diens sportarts, mentor en toeverlaat. Maar Claes is nog veel meer. In het naoorlogse Vlaanderen is hij decennialang een morele stem in de sport, een geweten voor het sportmilieu en een drijvende kracht achter tal van sportorganisaties.

Sportmedisch grondlegger

Dries Claes wordt op 20 juni 1923 geboren in Nijlen, een dorp van diamantslijpers in de Antwerpse Kempen. Zijn vader is er diamantair, en van 1921 tot 1932 ook burgemeester. Tijdens zijn jeugd is hij een talentvolle spits bij FC Nijlen. In 1946 gaat Claes geneeskunde studeren aan de universiteit van Leuven. Hij wordt er lid van de universitaire voetbalploeg en sluit zich ook aan bij de plaatselijke voetbalvereniging Daring Club Leuven. De dokter in spe spendeert zo heel wat tijd bij en tussen de atleten, en raakt op die manier gefascineerd door de sportbegeleiding en de sportwetenschap. Tijdens zijn specialisatiestudies in de dermatologie en fysiotherapie ontmoet Claes er bovendien Johanna Van Haesendonck, op dat moment verpleegster en laborante, met wie hij een gezin met zeven kinderen zal stichten.

Claes en zijn echtgenote vestigen zich in 1953 in Herentals, waar de nieuwbakken dokter een praktijk opent. Terug naar de Kempense roots dus. Daar heeft Claes al snel zijn eerste sportieve poulain te pakken, namelijk René Baeten, garagehouder, buurman én talentrijk motorcrosser. De begeleiding die Claes hem biedt is succesvol: Baeten wordt in 1957 de eerste Belgische wereldkampioen motorcross in de 500cc klasse. Maar na dat gloriemoment volgt drie jaar later een mokerslag: Baeten verongelukt tijdens een motorcross in Stekene. Dit tragische voorval maakt een diepe indruk op Claes en sterkt hem in zijn strijd voor een menswaardige sportbeoefening, tegen de uitwassen van de prestatiesport in.

Van een obsessie gesproken! Ieder renner is hier bezeten met dat Dries Claes-complex.
Luc Lemmens

Intussen groeit de dokterspraktijk in de Kapucijnenstraat in Herentals langzamerhand uit tot een begrip in de sportwereld. Voetballers laten er letsels behandelen, gymnasten en lopers zoals Olympisch medaillewinnaar Karel Lismont laten er zich keuren en wielrenners springen er binnen voor medisch onderbouwd trainingsadvies. Niet alleen Rik Van Looy, die al vanaf zijn vroegste rennersjaren bij Claes komt, maar ook Ward Sels, Herman Van Springel en een internationale klepper als Felice Gimondi – naast tal van minder bekende renners – lopen er de deur plat.

Al in 1959 schrijft Luc Lemmens, een kennis van Claes, hem over zijn reputatie in het peloton: “Als ik maar eens onderzocht wordt door de Sporta-dokter van Herentals, dan zal ’t wel beter gaan... Van een obsessie gesproken! Ieder renner is hier bezeten met dat Dries Claes-complex.” Tegelijk met die persoonlijke begeleiding van atleten zet Claes zich ook in voor de institutionele en infrastructurele uitbouw van de sportgeneeskunde in Vlaanderen. In 1985 is hij medestichter van de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen, terwijl hij ook betrokken is bij de oprichting van het Medisch Topsportlabo van BLOSO – niet toevallig in zijn thuisbasis Herentals gevestigd. Ook zijn publicaties bij academische uitgeverijen en zijn interventies op sportmedische congressen tonen aan hoe Claes steeds een wetenschapper blijft.

Geëngageerd katholiek

In zijn begeleiding van sporters heeft Claes niet alleen aandacht voor het fysieke. Tijdens zijn consultaties polst hij ook steeds naar het geestelijke welbevinden van de atleet. Voor de dokter vormen beide samen de basis voor een goede én gezonde sportbeoefening. Die omvattende benadering, kadert in Claes’ religieuze overtuiging. Het onder zijn hoede nemen van wielersporters en sportlui in het algemeen is voor hem geen doel op zich. De katholiek opgevoede Kempenzoon wordt immers al op jonge leeftijd sterk beïnvloed door de ideeën van ‘wielerpater’ Antoon van Clé. Deze Norbertijn uit de abdij van Tongerlo zet zich al sinds 1936 in voor wat hij de “zedelijke heropbeuring van de sportbeoefenaar” noemt. Hij streeft daarmee het apostolaat in de sport na, het verspreiden van de katholieke boodschap onder de sportbeoefenaars. Hij wil deze symboolfiguren van de moderne, geseculariseerde wereld en al haar morele gevaren terug tot het geloof brengen.

De Katholieke Kerk stond lang afkerig tegenover het professionele en commerciële wielrennen dat – met zijn kermiskoersen, supporters en vedetten – vaak het slechte voorbeeld bij uitstek was van hoe sportbeoefening volgens de katholieke leer niét moest. In plaats van de renners te verketteren en te mijden, zoekt Van Clé hen echter op, om hen zo het katholieke geloof (opnieuw) in te lepelen. En hij is geloofwaardig, want de pater is zelf een gepassioneerd fietser. Het is zelfs tijdens zijn fietstochtjes dat hij zijn eerste vriendschapsbanden met coureurs opbouwt. Toprenners als Romain Maes – Tourwinnaar in 1935 – behoren al snel tot zijn netwerk en participeren in zijn uitdijende sportwerking, met Sporta-rennersbedevaarten en zelfs een ontvangst van de Belgische delegatie in de Giro d’Italia bij paus Pius XII in Rome.

Dries Claes komt in 1946 in voor het eerst in contact met sportpater Van Clé, die net op dat moment zijn sportwerking institutionaliseert onder de naam Sporta, een afkorting van “sportapostolaat”. Claes wordt abonnee nummer twintig van het tweemaandelijkse tijdschrift Sporta-Zon. Korte tijd later belegt de dokter zelf zijn eerste Sporta-bijeenkomst. Die vindt plaats in het volgelopen sportcafé van beroepswielrenner Dolf van Peer, op de Bevelsesteenweg in zijn geboortedorp Nijlen. Het is het begin van een levenslange inzet voor de organisatie, waarin hij al snel een cruciaal figuur wordt. Claes is zeventien jaar lang hoofdredacteur van het Sporta-tijdschrift en van 1953 tot 1964 voorzitter van de vereniging. Tijdens de jaren 1970 en 1980 is hij ook voorzitter van de Raad van Beheer.

Zeker na de dood van Van Clé wordt Claes de spin in het Sporta-web, één van dé gangmakers van de vele activiteiten – jeugdkampen, studiedagen, congressen… – van de vereniging. Daarbij blijft de wielersport veelal zijn grootste aandacht wegdragen. In 1955 ligt hij zo mee aan de basis van de zogenaamde ‘wielerscholen’, opleidingscentra waar training, begeleiding en het algemene lot van jonge wielrenners centraal staan. Uit dit initiatief groeit later de Vlaamse Wielerschool. De huidige wielerschool met haar uitgebreide oefenparcours aan het BLOSO-sportcentrum in Herentals is zo een rechtstreekse erfenis van het werk van Claes. Ook het omvangrijke Sporta-centrum bij de Abdij van Tongerlo – destijds de uitvalsbasis van pater Van Clé – komt mee tot stand dankzij zijn inspanningen.

Netwerker in de (wieler)sport

Naast sportmedicus en sportief organisator is Dries Claes ook opiniemaker. Zijn standpunten in, pleidooien voor en kritische geluiden over de sport worden in heel het land gelezen. Hij belegt vergaderingen en ontmoet tal van prominenten, vaak in de salon bij hem thuis. Daarbovenop onderhoudt hij ook een drukke correspondentie met allerhande figuren uit de sportwereld. Zo correspondeert Claes tijdens de jaren 1950 met Karel Van Wijnendaele, icoon van de Vlaamse wielerjournalistiek en medeoprichter van Sportwereld (1912). Rik Van Looy is daarbij een belangrijke verbindende factor. In 1957 schrijft Van Wijnendaele aan Claes dat hij een bezoek zal brengen aan Van Looy, met wie hij “als Flandrien de hand wil wisselen, de vriendschapsgroet aan deze uit de Kempen.”

Van Wijnendaele – Koarle – wil zelfs een artikel schrijven voor Sporta-Kerel, de opvolger van de Sporta-Zon waar Claes in 1946 zo enthousiast op intekende. Zelf blijkbaar allerminst tevreden met de gang van zaken in de wielersport wil Van Wijnendaele de doelstellingen van Sporta én van Claes van dienst zijn “in een wereld die neiging heeft om te rotten, met renners die tot 20.000, 30.000 of 50.000 frank krijgen om de burgerlijke kleding af te spelen, de koerskostuim [sic] aan te doen en in ’t cirkske rond te draaien. Verafgoding die haast doet spuwen.” Als commercieel ingestelde West-Vlaming stond Koarle in de late jaren 1930 nochtans erg afwachtend tegenover Van Clé en zijn rennerswerking. Uit vrees om als katholiek en dus subjectief te worden weggezet door andere journalisten?

Na de overname van zijn neutrale Sportwereld door de katholieke krant Het Nieuwsblad in 1939 verandert die afwachtende houding echter snel. In de jaren 1940 en 1950 worden de relaties tussen Sporta en Van Wijnendaele – die in het Sporta-tijdschrift in 1952 zelfs als voorloper wordt geprezen – uiterst hartelijk. Van Wijnendaele kan zich wel vinden in de ‘zedelijke verbetering van de wielersport’ waarvoor Sporta strijdt. Zelf eist hij ook altijd een morele voorbeeldrol van de Vlaamse renners die hij in zijn schrijfsels ophemelt. Toch blijft Van Wijnendaele te allen tijde sportjournalist, voortdurend jagend op wielernieuws. Zo polst hij op 25 september 1958 voorzichtig bij Claes of het gerucht klopt dat Rik Van Looy zou weggaan bij zijn wielerploeg Faema.

Activist tegen dameswielrennen

Wanneer meer en meer vrouwen zich in de jaren 1950 aan het competitieve wielrennen wagen, gaat Sporta daar flink tegenin. In Sporta-Kerel – what’s in a name – worden alle leden zelfs opgeroepen om alle vrouwenkoersen die in hun omgeving doorgaan te melden, zodat Sporta deze kan voorkomen. Claes belichaamt die conservatieve houding. In 1958 schrijft hij bijvoorbeeld aan een omroeper van een wielercriterium in Turnhout – die hij reclame had horen maken voor een wielerwedstrijd voor vrouwen – dat hij teleurgesteld is in hem: “U weet zo goed als ik dat de vrouwenkoersen momenteel nog niets anders zijn dan een brok sensatie van laag gehalte, zelfs met een beetje perversiteit gekruid.”

U weet zo goed als ik dat de vrouwenkoersen momenteel nog niets anders zijn dan een brok sensatie van laag gehalte, zelfs met een beetje perversiteit gekruid.
Dries Claes

Vreemd is een dergelijke paternalistische visie op vrouwenwielrennen niet voor die tijd. Velen houden er nog de vooroorlogse visie op na dat vrouwen alleen sporten kunnen beoefenen die bij hun ‘natuurlijke gratie’ en ‘lichamelijke zwakheid’ passen, zoals zwemmen en turnen. Afzien op een koersfiets hoort niet in dat rijtje thuis, wegens te ‘mannelijk’. Ook voor pater Van Clé is veel vrouwensport vooral een ongewenste exhibitie van vlees.

Sporta en Claes sluiten rond 1958 zelfs een formeel akkoord met alle Belgische katholieke dagbladen om geen ruchtbaarheid meer te geven aan wielerwedstrijden voor vrouwen. Toch blijkt het moeilijk om alle katholieke journalisten in de pas te laten lopen. Zo ontstaat er een dispuut wanneer twee katholieke kranten, de Gazet van Antwerpen en het Franstalige La Cité, toch de resultaten van vrouwenwedstrijden publiceren, en blijkt ook Het Nieuwsblad-Sportwereld niet altijd een even goede leerling. Het standpunt van Claes blijft echter onveranderlijk, ook nadat de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond in 1959 de vrouwelijke wielrensters in haar werking had opgenomen. Pas aan het begin van de jaren 1970 stelt hij zijn opvattingen en visie bij, en wordt hij zelfs promotor van de eerste Sport-Voor-Allen campagnes die zich op vrouwen richten.

Verketteraar van doping

Al in de jaren 1950 is het gebruik van stimulerende middelen een bijzonder breed verspreide praktijk onder renners. Willem Van Wijnendaele – zoon van Karel – had al tijdens het interbellum in Sportwereld gewaarschuwd voor de gezondheidsgevaren ervan. Hij doet dat in 1950 opnieuw door, bij wijze van waarschuwing, een lijst met vaak gebruikte producten in de krant te publiceren. Zoals Willem in 1958 aan Claes schrijft, zet dat weinig zoden aan de dijk. Integendeel: sommige renners knippen de lijst uit om bestellingen te kunnen plaatsen!

Als geneesheer en Sporta-adept is Claes begaan met zowel het lichamelijke als geestelijke welzijn van de sporter. Vanuit die optiek ziet hij het als zijn plicht om streng tegen dopinggebruik te ageren, een engagement dat hij zijn hele carrière door trouw blijft. Niet alleen schrijft hij in de jaren 1950 over de gevaren van doping in het Sporta-tijdschrift en geeft hij uiteenzettingen over dit thema op Sporta-evenementen, zijn briefwisseling toont ook hoe hij iedereen die het probleem onder de aandacht wil brengen actief ondersteunt.

Als medicus documenteert hij zich bijzonder grondig over alle aspecten van het dopinggebruik: zijn studeerkamer bulkt van de rapporten over de problematiek. Daarnaast zetelt hij tijdens de jaren 1970 ook in een door de overheid opgerichte Anti-Doping-Commissie, waar hij de kans krijgt effectief aan het beleid bij te dragen, en onderhoudt hij contacten met professor De Backere van de Universiteit Gent, een notoir dopingjager. Is het trouwens toeval dat Edwig Van Hooydonck, tweevoudig winnaar van de Ronde van Vlaanderen en één van Claes’ poulains gedurende de jaren 1980, één van de weinige ex-renners met een nog blank blazoen is die zich in het huidige dopingdebat roert?

Meer dan een sportarts

Dries Claes overlijdt op 28 oktober 2009. Zijn laatste maanden breng hij door in een rusthuis. Een kalm levenseinde voor een onvermoeibaar mens. Duidelijk is alleszins dat Claes meer is dan de zoveelste naoorlogse (katholieke) opiniemaker over sport. Zowel in de katholieke sportbeweging, de wielersport als in de sportgeneeskunde is hij een leidend en richtinggevend figuur. En dan blijft zijn betekenis voor de ontwikkeling en promotie van de Sport voor Allen-gedachte in Vlaanderen in deze bijdrage nog onderbelicht. Zijn internationale contacten als sportwetenschapper en zijn invloed op het vroege sportbeleid in Vlaanderen eveneens. Het rijke archief en de vele geschriften van Dries Claes zijn bewaard gebleven. De sport, en de wielersport in het bijzonder, vraagt om een volumineuze biografie.

Dit artikel verscheen eerder in Etappe #02 (2013).

In 2013 was het 100 jaar geleden dat de eerste Ronde van Vlaanderen verreden werd. Het nummer staat in het teken van dit Monument en de (oer)flandriens. Naast de Ronde passeren onder meer de Zesdaagse van New York, Johan Museeuw en Grace Verbeke de revue.

Zin in meer historische wielerverhalen? Haast je naar onze shop!

KOERSshop
serviceKoers

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.