Je hoort vaak dat elke Vlaming met “een baksteen in de maag” wordt geboren. Dit zal ook bij Paul Naessens wel zo geweest zijn, getuige de riante woning die hij bouwde in Waardamme. Enkele jaren geleden kon Paul de lokroep van zijn geboortedorp Loppem niet langer weerstaan en betrok er een fraai ingericht appartement. Maar er was ook “die fiets in zijn maag”…
Geboren (°1940) en getogen op de Loppemse wijk Heidelberg werd zijn liefde voor de fiets en de wielersport al snel duidelijk. De interesse voor de koers van vader Naessens was niet zo uitgesproken. Paul herinnert zich wel nog de verhalen van zijn moeder over Lucien Buysse, tourwinnaar in 1926. Het was een memorabele tour: de langste afstand ooit (5.745 km) en de Oost-Vlaming Lucien Buysse bracht de concurrentie, zijn kopman Ottavio Bottecchia incluis, de genadeslag toe in de Pyreneeënrit naar Luchon, die in helse weersomstandigheden verliep.
Eén van de vroegste koersherinneringen van Paul was de doortocht van de Ronde van Vlaanderen aan het ouderlijk huis in Loppem in 1949. Het was de eerste triomf in een reeks van drie opeenvolgende overwinningen in Vlaanderens Mooiste van Fiorenzi Magni, il leone delle Fiandre. Daarnaast trok Paul met de fiets naar de wedstrijden in de omgeving van zijn woonplaats.
Zo reed hij naar Brugge voor de aankomst van de Elfstedenronde, toen een hoog aangeschreven wedstrijd bij de toprenners. Paul herinnert zich ook nog levendig een criterium in Brugge waar vedetten zoals de Italiaanse campionissimo Gino Bartali en de Fransman Jean Robic (tourwinnaar in 1947 en bekend voor het dragen van een zelfgemaakte valhelm, vandaar zijn bijnaam “tête de cuir”) aan de start stonden.
Als Paul de koersen niet ter plaatse kon bijwonen, haalde hij zijn wielerwijsheid uit de kranten, vooral Sportwereld. Van rechtstreekse uitzendingen op televisie was toen nog geen sprake en de sportverslaggeving op de radio beperkte zich tot een relaas achteraf. Zo herinnert Paul zich nog de verslagen in de krant over de wereldtitel van Briek Schotte in 1948 op de Cauberg in Valkenburg. Ook het verhaal van het fatale ongeval van Richard Depoorter uit Ichtegem in de Ronde van Zwitserland (juni 1948) blijft in zijn geheugen geprent.
Uiteraard hield Paul alle katernen van Sportwereld nauwkeurig bij om zo een echte wielerencyclopedie samen te stellen. Een anekdote hierbij is dat hij alle exemplaren van Sportwereld eigenhandig streek met het strijkijzer van zijn moeder. Zo werd alles beter bewaard voor het nageslacht.
Vader Naessens was werkzaam bij de Werkhuizen Leon Claeys in Zedelgem. Dit dreef hem ertoe om met zijn gezin te verhuizen naar Zedelgem, dichter bij zijn werkgever. Voor de opgroeiende tiener Paul betekende dit dat hij voor zijn middelbare studies richting Torhout trok.
De wielersport bleef hem uitermate boeien. Dit bleek o.a. toen hij zijn studies burgerlijk ingenieur aan de universiteit van Leuven afwerkte. Tijdens de carnavalsperiode werden de studies door de meeste studenten even opzij geschoven. Paul liet het feestgedruis echter aan zich voorbijgaan. Hij maakte van deze studieluwe periode gebruik om bijna dagelijks vanuit Leuven naar de Zesdaagse van Antwerpen te trekken.
Toen werd de Zesdaagse van Antwerpen met trio’s i.p.v. met koppels gereden. Zijn universitaire studies hebben ervoor gezorgd dat hij altijd een zwak heeft gehad voor renners die hun sport met hogere studies combineerden.
Ook op privé-vlak bleef de koers als de rode draad door zijn leven lopen. Toen de Ruddervoordse prof Leon Vandaele eind de jaren ’50 het café Vieux-Temps op de wijk Zuidwege in Zedelgem uitbaatte, kwam Leon er in contact met Aimé Claeys, de toenmalige Flandria-baas. Zo werd al snel een akkoord gesloten om een ploeg (Flandria - Dr. Mann) rond Leon te smeden.
Wielergek als hij was, vond Paul het “noodzakelijk” om geregeld langs te gaan in café Vieux-Temps. Hij babbelde er met zijn wieleridool, maar… zijn interesse werd al snel wat ruimer! De jongere zus van de echtgenote van Leon Vandaele was ook vaak aanwezig in het café en van het één kwam het ander… Zo vormen Paul en Monique al ruim 60 jaar lang een koppel waarbij de koers steeds aanwezig is.
Na het afronden van zijn studies ging Paul aan de slag bij Clayson-Zedelgem, gespecialiseerd in de productie van landbouwwerktuigen. In 1970 trok hij in opdracht van zijn werkgever voor zeven weken naar de VSA. Hij volgde er een project rond de productie van een nieuw type maaidorser.
Vanuit zijn uitvalsbasis in het dorp New Holland in de staat Pennsylvania verkende hij in zijn vrije tijd zoveel mogelijk het land van Uncle Sam. De VSA leken hem toen echt “Het Beloofde Land”, iets wat volgens Paul anno 2025 steeds minder het geval is. Die reis naar de VSA in 1970 was de eerste in een reeks van 29! Aanvankelijk vooral beroepshalve, later vooral als familie-uitstap of koers-gerelateerd.
Als Paul Naessens niet op het Amerikaanse continent verbleef, zochten de Amerikaanse renners hem op in België. 1975 betekende een keerpunt voor hem op dat vlak. In dat jaar vonden de wereldkampioenschappen plaats in Yvoir, in de provincie Namen. De Nederlander Hennie Kuiper veroverde er toen de wereldtitel. Voor de VSA werd een zekere Tom Sneddon geselecteerd.
Tom Sneddon, een Vietnam-veteraan, was enkele weken vóór het WK al afgereisd naar ons land om de wielersport in onze contreien beter te leren kennen. Hij logeerde in het toenmalige hotel “Zuidwege” in Zedelgem, maar al snel bleek dit een te zware aanslag op zijn spaargeld. Paul zorgde ervoor dat Tom tijdelijk onderdak kreeg bij zijn moeder in Zedelgem. Daarnaast bracht hij hem enkele keren naar Yvoir om er het parcours van het WK te verkennen. Op het WK zelf werd Tom Sneddon al in de eerste ronde uitgeschakeld na een spierscheur…
Enkele jaren later, in 1978, verschijnt de naam van Mark Gorski in het wielerleven van Paul. Mark Gorski won in 1984 de gouden medaille in het sprintnummer op de wielerbaan van Los Angeles tijdens de Olympische Spelen. Daarnaast werd hij 5x Amerikaans kampioen op dit nummer.
Terug naar 1978… Op 18-jarige leeftijd maakt Mark Gorski de oversteek naar ons land om er het beroep van coureur onder de knie te krijgen (“België is de universiteit van het wielrennen”) en zoekt contact met Paul (op aanraden van Tom Sneddon?). Paul verleent Mark enkele weken onderdak en maakt hem wegwijs in de Vlaamse koersen. Hij wint, toen als junior, één wedstrijd in ons land: in het Oost-Vlaamse Balgerhoeke.
Als Paul in 1982 voor zijn werkgever naar Engeland reist, koppelt hij er een ontmoeting met Mark Gorski aan. Die is op dat moment in Leicester om er de wereldkampioenschappen baanwielrennen voor te bereiden. Zo komt Paul er ook in contact met de toen 19-jarige Rebecca Twigg. Zij was op dat moment “het” uithangbord van het Amerikaanse dameswielrennen. Een greep uit haar resultaten: 2 Olympische medailles (zilver op de weg in Los Angeles 1984 en brons op de baan in Barcelona 1992), 6 wereldtitels op de baan, 16 Amerikaanse titels,…
Intussen was de figuur van Paul Naessens een begrip geworden in Amerikaanse wielerkringen. Zo werd hij eind de jaren ’80 door de Amerikaanse wielerfederatie aangesproken om een team amateur-renners te begeleiden tijdens hun verblijf in Vlaanderen. Voor de persconferentie n.a.v. de deelname van deze ploeg aan de Driedaagse van West-Vlaanderen slaagde Paul erin om de aanwezigheid van Greg LeMond (woonde toen in Marke) te regelen.
Superweek, ook “The International Cycling Classic” (1989-2011) genoemd, was een meerdaagse (17) rittenkoers in de staat Wisconsin (in het noordwesten van de VSA), meestal in de buurt van de miljoenenstad Milwaukee. Het klassement bestond uit de som van de punten die in elke rit te verdienen waren. De renners waren niet verplicht om aan elke rit deel te nemen. De huidige voorbereidingswedstrijd Challenge Mallorca verloopt volgens dezelfde formule. De meeste ritten waren criteriums in het centrum van een stad. Daarnaast waren er ook enkele “road races”: dan werden er grote ronden (15 à 20 km) afgehaspeld.
De praktische organisatie van Superweek was in handen van Otto Wenz Jr. en enkele vrienden-wielerfanaten. De vader van Otto was uit Duitsland naar de VSA geïmmigreerd en had er fortuin gemaakt in de horecasector. Het was deze Otto Wenz Jr. die er bij Paul Naessens op aandrong om met een Belgische ploeg deel te nemen aan Superweek. Paul ging op deze invitatie in en begon met het recruteren van renners. De deelnemers aan Superweek waren hoofdzakelijk plaatselijke amateurs, aangevuld met enkele (would-be) profs.
In 1990 bestond de Belgische delegatie uit 4 renners van de Brugse Velosport, aangevuld met ex-prof Alain De Roo, die instond als mekanieker en coach, en Paul zelf. Paul beschouwde zich niet als sportdirecteur, maar eerder als een manager die zowat alles moest regelen: verplaatsingen, eten, slaapgelegenheden, afhalen en verdelen van het prijzengeld,…
De inrichters van Superweek vonden dat hij dit zo voortreffelijk deed dat hij meteen alle Europese renners onder zijn hoede kreeg. Zo ook de 4 Franse neo-profs die door Castorama naar de VSA gestuurd werden. Eigenlijk werden deze renners aan hun lot overgelaten terwijl de ploegleiding op dat moment de handen vol had met de Tour de France. Superweek werd immers jaarlijks in de maand juli verreden.
De organisatie van Superweek verliep eerder folkloristisch, op het randje af zelfs amateuristisch.
Als we een blik werpen op de deelnemerslijst van 1990 merken we dat er toch wel enkele namen op staan die later vrij bekend werden: Jacky Durand (won in 1992 de Ronde van Vlaanderen), Frédéric Moncassin, Yvon Ledannois,…. Andere bekende namen: Marcel Wust (1991), Thierry Gouvenou (1991, momenteel parcoursbouwer van de Tour de France), Scott Sunderland (1992, nu koersdirecteur bij Flanders Classics), Lars Michaelsen (1994, winnaar van Gent-Wevelgem in 1995),… Van Belgische zijde zijn er nog Danny In ’t Ven (1993), Sammie Moreels (1994),…
Toch moet gezegd worden dat het niveau van Superweek een stuk lager lag dan wat wij gewoon waren in Europa. Een mooi bewijs daarvan is de prestatie van de Belg Patrick Schoovaerts in de editie van 1991. Als beroepsrenner was hij zeker geen hoogvlieger, maar dat jaar domineerde hij de Amerikaanse rittenkoers.
De organisatie van Superweek verliep eerder folkloristisch, op het randje af zelfs amateuristisch. Het gebeurde vaak dat de start met een halfuur werd uitgesteld omdat de computer haperde bij de inschrijving van de renners (elke dag minstens 100 deelnemers). Bij de “road races” waren er geen seingevers, zodat er geregeld een auto van een nietsvermoedende Amerikaan op het parcours opdook. Bij de criteriums in de steden werd het parcours wel goed beveiligd. Er waren nooit kleedkamers of douches beschikbaar: omkleden gebeurde in de auto’s of op straat. Maar, o wee, wie ergens tegen een boom urineerde, kon zich aan een fikse boete verwachten.
Tijdens de wedstrijd ging iemand van de organisatie langs het publiek met een emmer waarin de toeschouwers gretig dollars gooiden. Dit geld werd gebruikt voor (spurt)premies. Vóór de wedstrijd van de mannen vond er elke dag een afzonderlijke wedstrijd voor dames plaats. Het moet gezegd worden dat het niveau van deze dameswedstrijden, in tegenstelling tot de mannen, zeker de vergelijking met de wedstrijden in Europa kon doorstaan. Soms was er vóór de start van de mannen nog een wedstrijd over 100 m voor peuters met driewielers.
Er werden dagelijks programmaboekjes uitgedeeld. Daarin werden niet alleen de sponsors en de renners vermeld. Er werd ook uitleg verschaft bij het wedstrijdverloop en wielerjargon uitgelegd.
Er werden dagelijks programmaboekjes uitgedeeld aan het aanwezige publiek. Daarin werden niet alleen de sponsors en de namen van de renners vermeld. Er werd ook uitleg verschaft bij het verloop van een wielerwedstrijd en werden enkele termen uit het wielerjargon verklaard. Het Amerikaanse publiek moest de wielersport echt nog leren kennen.
Medische begeleiding van de renners was zo goed als onbestaande. Een wedstrijddokter was er niet. Toen Paul besloot vanaf 1991 om een eigen dokter uit België mee te nemen voor zijn ploeg, werd die door de inrichters prompt opgeëist als de “tour-dokter”! Doping? De drugstores in de VSA, vergelijkbaar met een grote apotheek in België, waren voor iedereen toegankelijk en producten zoals amfetamines waren er vrij verkrijgbaar…
Het overnachten van de renners en hun begeleiders gebeurde bij gastgezinnen, waar de renners erg welkom waren. Vermits alle wedstrijden in de directe omgeving van de stad Milwaukee plaatsvonden, konden de renners en hun staf het huis van hun gastgezin gedurende 3 weken als hun “home” beschouwen. Om zich naar hun gastgezin te begeven, kreeg elk Europees team gedurende de hele periode van de wedstrijden, per 4 renners, een auto ter beschikking van de inrichters. Daarnaast werd er elke dag een gezond ontbijt (geen American fastfood!) voorzien voor iedereen. De vliegtuigtickets voor Europese ploegen werden bekostigd door de organisatie. Eén van de grote sponsors van Superweek was immers American Airlines. Aan financies geen gebrek in de beginjaren van Superweek!
Een mismanagement van het sponsorgeld en de soms te amateuristische organisatie van de wedstrijden heeft in het eerste decennium van deze eeuw de teloorgang van de Amerikaanse rittenkoers ingeluid. Paul hield het in 2002, o.a. omwille van gezondheidsproblemen, voor bekeken als ploegleider. Hij ontving toen van de Amerikaanse inrichters een diploma als een soort lifetime achievement-award voor zijn verdiensten ten gunste van de wielersport in de VSA.
Als Paul Naessens eens niet in de VSA vertoefde, was hij ook in eigen land prominent aanwezig in het wielermilieu. Zo was hij jarenlang voorzitter van de Kon. Brugse Velosport en van Riddersport, het organiserend comité achter de Sint-Elooisprijs te Ruddervoorde. Hij volgde heel wat wedstrijden van dichtbij en bouwde er ontelbare relaties op, zoals die met Pascal Sergent, auteur van menig wielerboek.
Nog een anekdote uit het “wielerleven” van Paul… In 1975 volgde hij de Tour van dichtbij en beleefde er de eerste grote nederlaag van Eddy Merckx in de Ronde van Frankrijk vanop de eerste rij. Merckx was in een zware Alpenrit ontsnapt tijdens de beklimming van de Col d’Allos en stoomde solo door naar de slotklim op Pra Loup.
Het was een snikhete dag. Paul stond langs de weg tijdens de eerste kilometers van de slotbeklimming. Hij vulde een drinkfles met water uit een bergriviertje, met de bedoeling dit uit te sproeien over de verhitte hoofden van de renners. Toen Merckx passeerde, greep hij die drinkbus uit de handen van Paul en dronk er gulzig enkele slokken van.
Enkele kilometers verder kreeg Eddy een felle inzinking te verwerken, werd voorbijgestoken door de latere tourwinnaar Bernard Thévenet en zou nooit meer de gele trui dragen. Het zal toch niet waar zijn, hé…, mijmert Paul met enige vorm van schuldbesef.
De nog steeds aanwezige passie van Paul voor de koers moet blijken uit het volgende verhaal. In het voorjaar van 2023 ging ik op bezoek bij hem om informatie in te winnen over de historiek van de Sint-Elooisprijs van Ruddervoorde. Toen ik zijn living binnenkwam, was hij Parijs-Nice aan het volgen op TV. Ik keek er al naar uit om de “Koers naar de zon” mee te volgen op het grote scherm, maar de TV werd uitgezet.
Hij vroeg me om hem te volgen naar zijn bureau voor het interview. Ik dacht dat hij zich wilde concentreren op zijn verhaal, maar wat bleek? In zijn bureau schakelde hij een ander TV-toestel in voor het volgen van Parijs-Nice op Sporza. Op dat moment werd echter ook de finale van een rit in Tirreno-Adriatico verreden. Dus startte hij ook zijn computer met een maxi curve-screen op en konden we simultaan de Italiaanse rittenwedstrijd, uitgezonden op Eurosport, volgen.
Dit alles werd doorspekt met verhalen uit Ruddervoorde Koers. Een paar uur later stapte ik weer naar buiten met een lichte koers-indigestie en een valies vol koersweetjes…
Na zijn tweede plaats in de Ronde van Frankrijk van 1923 wist Ottavio Bottecchia dat hij de Tour kon winnen. In de editie van 1924 sloeg de...
