"Ik had liever gehad dat u me was komen interviewen voor mijn sportieve resultaten, maar u moet me excuseren: ik heb allesbehalve het palmares van Rik Van Looy." Roland Pachikian, een pretentieloze man van 88 jaar, herhaalt het een paar keer in de loop van het gesprek aan de livingtafel van zijn woning in Waver. De vaststelling tovert tegelijk een glimlach op zijn gezicht. "Grappig om te worden geïnterviewd voor iets dat ik niet was."
Nee, Pachikian heeft op de fiets nooit vermeldenswaardige uitslagen bijeen gereden, laat staan een profcontract versierd. De aanleiding voor dit interview ligt elders. Zijn naam kwamen we op het spoor via het Wekelijks Sportbulletin van 13 maart 1953 van de Belgische Wielrijdersbond. ‘Pachikian’, weliswaar fout gespeld als ‘Paghikian’, figureert er in een lijst van ‘buitenlandse renners in orde ten aanzien van de Burgerlijke Aansprakelijkheid voor 1953’. Naast zijn naam, tussen haakjes: ‘Turk’, er vlak boven: ‘Miguel Poblet’, de Spanjaard die later twee keer Milaan-San Remo en 26 ritten in de drie grote ronden zou winnen.
Wanneer we hem confronteren met de these dat hij de eerste renner van zijn land moet zijn geweest die in België kwam koersen, doet Pachikian meteen een belangrijke rechtzetting. "Ik ben geen Turk, maar Armeen", zegt hij. "Meer bepaald langs mijn vaders zijde. Hij is destijds met heel zijn familie op de vlucht geslagen voor de massamoord op de Armenen (die in 1915 begon onder de Ottomaanse heerschappij, n.v.d.r.)."
Niet de eerste Turkse maar Armeense renner dus op Belgische bodem. "Toen ik dertien was en op een familiebijeenkomst de traditionele vraag kreeg wat ik later wilde worden, zei ik zonder verpinken: wielrenner. Ik maakte toen al lange tochten om mijn tante te bezoeken, 120 kilometer op een fietsje zonder versnellingsapparaat. De fiets was voor mij een middel om te ontsnappen aan de burgerlijke omgeving waarin ik opgroeide – ik stamde uit een voor die tijd behoorlijk welstellend gezin. Maar mijn moeder was tegen: dat wielrennen was te volks. Vergeet ook niet dat renners in die periode niet goed werden betaald."
Ondanks de tegenkanting dreef het in Etterbeek geboren jongetje Roland zijn wil door. De eerste lange tochten met l’Amicale Cycliste d’Uccle, de wielertoeristenclub van Ukkel, scherpten zijn honger naar competitie alleen maar aan. Zijn spaarzaam verzamelde zakgeld investeerde hij bij Cycles Maurice in Sint-Gillis in een eerste koersfiets. Dat alles met het oog op dat langverwachte moment: zijn eerste inschrijving voor een koers, als ‘débutant non-licencié’ (nieuweling zonder vergunning).
Pachikian herinnert zich die eerste wedstrijd in Elsene nog goed. "Ik was zestien, in 1952. In die tijd waren er nog meerdere koersen per jaar in het centrum van Brussel. Aan de ene kant bewaar ik er goede herinneringen aan: het was een nieuwe belevenis. Aan de andere kant was het een abrupte ontnuchtering: ik haalde de finish niet en na afloop vertelde ik mijn vrienden dat je goed gek moest zijn om renner te willen worden."
Ik stamde uit een voor die tijd behoorlijk welstellend gezin. Mijn moeder was tegen: dat wielrennen was te volks.
Pachikian nam na die eerste competitie-ervaring meteen een drastisch besluit: in plaats van door weer en wind een rennerscarrière na te jagen trok hij naar de avondschool om er een opleiding tot opticien te volgen. "Ik heb veel sporten beoefend: voetbal, tennis, zeilen, karate … Maar van alle sporten is wielrennen de zwaarste. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Om als wielrenner te slagen moet je een ijzeren karakter hebben. Daar knelde het schoentje: ik kon niet genoeg afzien. En de absolute drang om te winnen, waar ik bijvoorbeeld Rik Van Looy voor bewonderde, had ik evenmin."
Zijn rennersdroom had hij dan wel opgeborgen, Pachikian gooide het kind niet met het badwater weg. Zijn liefde voor de fiets bleef intact. Ook bleef hij nog twee seizoenen competitie beoefenen, in 1953 als ‘nieuweling met licentie’ en in 1954 als amateur. "Ik hield van de vrolijke sfeer die er op zondagnamiddag in de dorpen hing waar het koers was. Ik vond koersen ook beter dan op café gaan. Veel ontspanning was er in die tijd anders niet – we kwamen net uit de oorlog. Maar ik trainde bijna niet, want ik kwam vier keer per week pas om middernacht thuis van de avondschool."
Als zoon van een Armeense vluchteling en met een exotisch klinkende familienaam was Pachikian een vreemde eend in de bijt. Maar daar ondervond hij gelukkig geen last van. "Ik heb niet één keer een racistische opmerking gekregen. Ik heb in het peloton ook nooit racisme opgemerkt. Ook niet ten aanzien van Yves Itobate, de enige zwarte renner. Hij was een van mijn clubgenoten en kwam, als ik me goed herinner, uit Belgisch-Congo."
Pachikian bracht de eerste vijf jaar van zijn leven door in Schaarbeek en daarna het grootste deel van zijn jeugd in de Brugmannlaan in Brussel, vlakbij de wijk Ma Campagne. Als zoon van een Waalse moeder afkomstig uit Auvelais (provincie Namen) is zijn beheersing van het Frans impeccable. Van zijn gelaat valt ook al niet af te lezen dat hij een migratieachtergrond heeft. "Op school heb ik nooit het gevoel gehad dat ik een buitenlander was. Ik werd geaccepteerd zoals iedereen."
Pachikian kan zich wel herinneren dat het hem niet koud liet toen indertijd het voetbalteam van de Sovjet-Unie voornamelijk uit Armenen bestond – ‘Ik was blij voor het land van mijn voorvaderen’ – maar veel verder reikt zijn Armeense sentiment niet. "Ik weet niet of ik dat aan Vlamingen mag verkondigen," zegt hij lachend, "maar ik voel me op en top Belg."
Wat ik wel weet, is dat Armenen het belangrijk vonden om zich volledig te integreren, omdat ze welkom waren in België. Dat is ons zo ook altijd meegegeven.
Zijn vlekkeloze integratie verklaart ook waarom Pachikian nooit de behoefte heeft gevoeld om op zoek te gaan naar zijn roots. Hij is nooit naar Armenië gereisd – "Dat trok me niet aan." Hij weet ook nauwelijks hoe zijn vader in België is terechtgekomen. Via Duitsland, maar waarom precies België de uitverkoren bestemming was? Daar werd niet over gesproken. "Niet dat dit een taboe was, maar wat voorbij was, was voorbij."
Een beladen onderwerp als de massamoord op de Armenen kwam al helemaal niet ter sprake. "Ook niet toen ik, in navolging van mijn broer, lid was van de Armeense scouts. Armenen spraken nooit slecht over Turken. Ik was ook niet nieuwsgierig en misschien niet intelligent genoeg om vragen te stellen. Wat ik wel weet, is dat Armenen – in tegenstelling tot bepaalde bevolkingsgroepen – het belangrijk vonden om zich volledig te integreren, omdat ze welkom waren in België. Dat is ons zo ook altijd meegegeven."
Pachikian zou ook niet kunnen zeggen hoe en waar zijn vader en moeder elkaar leerden kennen. Zeker is wel dat hij zelf zijn vrouw ontmoette dankzij de fiets. "Een vriend met wie ik in Brabant en omstreken ging koersen, nodigde me op een winterdag in 1955 uit voor een bioscoopbezoek samen met zijn zus. Die zus bracht een vriendin mee en nou ja, het klikte met die vriendin. (lacht) Twee jaar later zijn we getrouwd. Zij was twintig, ik 21. We zijn 57 jaar samengebleven, tot ze jammer genoeg tien jaar geleden aan kanker is overleden."
Ik plaagde er mijn vrouw weleens mee. Ik vertelde haar dat ze de carrière van een toekomstig kampioen had gefnuikt.
De ontmoeting met zijn aanstaande echtgenote viel voor Pachikian ongeveer samen met het einde van zijn koerscarrière. "Ik plaagde er mijn vrouw weleens mee. Ik vertelde haar dat ze de carrière van een toekomstig kampioen had gefnuikt. (lacht) Nee, de waarheid is dat het wielrennen een mooie ervaring is geweest, maar dat ik een succesvoller loopbaan heb uitgebouwd dan als ik van wielrennen mijn beroep had proberen te maken."
Nog voor hij zijn diploma op zak had, nam Pachikian de optiekzaak over die zijn (intussen gescheiden) moeder na de Tweede Wereldoorlog in Waver had geopend. "Ik ben heel jong als zelfstandige begonnen, ik was nog geen twintig. Toen we de winkel overnamen, draaide hij hoegenaamd niet. Mais bon, samen met mijn vrouw is het gelukt om er een interessante zaak van te maken. Ik ben er blijven werken tot mijn 65ste, en zelfs nog tijdens mijn pensioen, want de winkel is overgegaan naar onze oudste zoon Patrick."
Op zijn 88ste verkeert Roland Pachikian nog altijd in uitstekende gezondheid. "Ik krijg vaak te horen dat ik er jonger uitzie dan ik ben, maar je leeftijd kun je niet wissen. Ik heb dus ook weleens een kwaaltje, maar gelukkig nooit iets ernstigs. Ik denk dat ik dat te danken heb aan het feit dat ik veel beweeg. Als ik niet elke dag beweeg, voel ik me niet goed in mijn vel."
Naast krachttraining en wandeltochtjes staan er nog steeds fietsritten op de agenda. Nu eens op de Specialized koersfiets, dan weer op de elektrische mountainbike. Maar zonder kilometers, gemiddeldes of tijden in het oog te houden – "Ik rijd enkel voor het plezier en als het mooi weer is."
Pachikian hernam de fietsactiviteiten toen hij veertig was. "Ik ben weer beginnen fietsen met mijn jongste zoon, omdat mijn vrouw niet wilde dat hij alleen op pad ging. Wat me aantrekt in het fietsen, is het absolute gevoel van vrijheid. Je kunt zelf bepalen waar de tocht heen leidt, op de mountainbike zelfs in de bossen. Bij wandelen ben je beperkter in afstand."
Ik moest het hebben van mijn uithouding. Dat was al zo toen ik nog koerste. De eerste kilometers van een wedstrijd waren voor mij altijd de moeilijkste.
Pachikian trad als wielertoerist toe tot de plaatselijke club l’Amicale cycliste ‘Les copains de Wavre’. Hij nam deel aan 260 kilometer lange toertochten als Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik en beklom bergen als de Mont Ventoux en l’Alpe d’Huez. "Ik moest het hebben van mijn uithouding. Dat was al zo toen ik nog koerste. De eerste kilometers van een wedstrijd waren voor mij altijd de moeilijkste."
Hoewel hij tegenwoordig in zijn eentje fietst, is Pachikian nog steeds lid van l’Amicale cycliste ‘Les copains de Wavre’, de club waar hij in het verleden ook secretaris was. Hij is daarmee de oudste nog actieve wielertoerist uit Waals-Brabant die is aangesloten bij de FFBC, de Fédération Francophone Belge de Cyclotourisme et du VTT. "Naar aanleiding daarvan had ik vorig jaar al eens een journalist over de vloer. Je ziet: als ik word geïnterviewd, is het helaas nooit voor mijn prestaties", besluit Pachikian met een gemoedelijke lach.
‘Wanneer bij de start van een wedstrijd de deelnemers werden afgeroepen, heb ik nooit andere Armeens klinkende namen gehoord’, vertelt Roland Pachikian. "Wat ik wel weet, is dat er in Frankrijk een renner was met Armeense roots en een trouwens veelbelovend carrièrebegin: een zekere Papazian."
Armand Papazian, zo leert opzoekingswerk, was een Fransman met Armeense roots, geboren op 15 juli 1928 in Parijs en overleden op 15 december 1991 in Duclair, Normandië. Hij werd prof in 1951 en nam een jaar later voor de ploeg van Parijs deel aan de Ronde van Frankrijk. Daarin demonstreerde de kleine Papa – 1,64 meter voor 60 kg – zijn grootste kwaliteit: het solo rijden tegen de klok.
In de zevende etappe, een tijdrit over 60 kilometer tussen Metz en Nancy, eindigde hij als derde op 1’19” van de rit- en latere eindwinnaar Fausto Coppi – Ronde van Vlaanderenwinnaar Roger Decock was tweede. Het leverde hem een artikeltje op in het regionale dagblad L’Echo du Centre, afgekruid met de weetjes dat Papazian nog bij zijn moeder woonde in Villejuif (ten zuiden van Parijs), uit een grote familie stamde en een pianovirtuoos was. Twee dagen later zou Papazian de Tour verlaten.
In 1953 liet de poulain van de illustere ploegleider Antonin Magne nog eens van zich spreken in de vierde rit van de Dauphiné Libéré, waar hij na een vlucht van 248 kilometer met zijn landgenoten Antonin Rolland en Alfred Tonello een gooi deed naar de dagwinst in Uriage. Tonello was bij die demarrage het kind van de rekening, maar Rolland bleek te taai en vloerde Papazian uiteindelijk in een sprintduel. Papazian zou daarna nooit meer dichter bij een belangrijke overwinning komen. Zijn carrière doofde uit en na 1955 was hij profrenner af.
In de drie jaar dat hij aan competitiewielrennen deed, nam Roland Pachikian in totaal aan een honderdtal wedstrijden deel. Hij kwam uit voor Cureghem Sportif, een van origine Anderlechtse wielerclub waarvan het ontstaan teruggaat tot 1911. Zo belandde hij in het peloton weleens bij illustere namen als Raymond Impanis en Emile Daems.
"Impanis was ruim tien jaar ouder dan ik, maar voor de start van het seizoen was het de gewoonte dat alle renners van de club – nieuwelingen, amateurs en profs – samen een tocht van een honderdtal kilometer aflegden. Ik had, dapper als ik was, na vijftig of zestig kilometer het peloton laten rijden. Maar toen hield Impanis halt voor een dringende behoefte, waarna hij me inhaalde en aanmaande om in zijn wiel te kruipen. Ik kon mijn idool niet laten rijden. En vriendelijk als hij was, keek hij ook achterom of ik hem volgde. Zo keerde ik terug in het peloton."
Over de twee jaar jongere Daems herinnert Pachikian zich dat ze ooit samen aan de start van een koers stonden. "Dat was een van mijn laatste wedstrijden, in Walhain. We eindigden in elkaars spoor. Hij tiende en ik elfde, of zoiets. Met dat verschil dat hij een geweldige carrière zou uitbouwen."
Behaalden Impanis en Daems overwinningen in monumentale klassiekers en ritzeges in de Tour, dan bleef het palmares van Roland Pachikian maagdelijk blank. "Mijn beste uitslag was een derde plaats ex aequo in een nieuwelingenkoers in Genappe, in 1953. Ik had niet genoeg karakter in koers, maar die dag koerste ik met het mes tussen de tanden. Dat kwam omdat een jeugdvriend, die al mooie uitslagen had verzameld, in de kleedkamer met me had zitten spotten: ‘Tu viens encore chercher une casquette?", had hij toegeworpen. "Maar uiteindelijk was het deze keer hij die achter mij zou eindigen. Meer nog, ik had die wedstrijd zelfs kunnen winnen, had ik niet de verkeerde informatie doorgekregen waardoor ik een ronde te vroeg als eerste over de finish was gekomen."
De enige trofee ten huize Pachikian is een zilveren beker uit 1952. ‘Een beker voor een multisportcompetitie: vijf wielerwedstrijden, twee loopnummers, touwklimmen, zwemmen en kogelstoten. Ik schreef het eindklassement op mijn naam in de categorie van de wielertoeristen. Het was de eerste en tevens laatste trofee die ik ooit won.’
26 juni 1947 is een historische datum in onze Tourgeschiedenis. Die dag rijdt het Ronde van Frankrijk-peloton namelijk voor het eerst de Belgische...