De elf trainings- en opleidingscentra, verspreid over alle continenten, moeten de wielersport wereldwijd helpen ontwikkelen. "We kunnen nu eenmaal niet iedereen naar Aigle halen", verklaart Salomé Ernotte, die het WCC-satellietnetwerk coördineert. "We hebben daar eenvoudigweg de ruimte, de tijd en het personeel niet voor. De satellieten doen op kleinere schaal wat hier in Aigle gebeurt."
Dankzij de satellieten kunnen meer renners deelnemen aan een trainingsstage en krijgen meer kandidaten toegang tot een UCI-opleiding voor trainer of mecanicien. De satellieten vormen ook een belangrijke schakel bij de talentdetectie. Renners kunnen ter plaatse worden getest. De atleten met het grootste potentieel worden vervolgens naar Aigle uitgenodigd om een uitgebreider trainings- en opleidingsprogramma te volgen.
Al in 2002, het oprichtingsjaar van het WCC in Aigle, opende in het Japanse Shuzenji een eerste satellietcentrum de deuren. Maar de werking van de satellietcentra kwam pas helemaal op kruissnelheid vanaf 2022. Met de aanstelling van een coördinator – de Franse ex-competitie-BMX’er Salomé Ernotte – werd toen voor het eerst iemand specifiek belast met het beheer ervan. Parallel daarmee trad toen ook een hervormingsplan in werking.
"Vroeger deed elk satellietcentrum een beetje zijn eigen ding", verklaart Ernotte. "Sinds de hervorming zijn er duidelijke opvolgingsregels. Minstens één keer per jaar moeten de satellieten een activiteitenverslag indienen en elk jaar moeten ze ook een activiteitenprogramma opstellen voor het volgende jaar. Tegelijk is ook een procedé ontwikkeld om de satellieten te ondersteunen bij het vinden van financiering."
Er vloeien geen middelen van het WCC rechtstreeks naar de satellieten, maar Aigle helpt hen wel het geschikte financieringskanaal te vinden om bijvoorbeeld trainingsstages of trainersopleidingen op poten te zetten. De activiteiten van de satellieten kunnen vanuit drie bronnen worden gefinancierd: het solidariteitsprogramma van de UCI, het olympische solidariteitsprogramma van het Internationaal Olympisch Comité en/of de plaatselijke overheden, veelal subsidies vanuit het toerismebudget.
Het eerste criterium is natuurlijk de nood aan een centrum op die plek. Dat hangt dan weer af van hoe goed de wielersport in de omliggende landen al dan niet ontwikkeld is.
De hervormingen werpen hun vruchten af. "Sinds 2022 hebben zeven nieuwe centra de deuren geopend", vertelt Ernotte. "Het jongste in de rij was dat van Rwanda, eind februari ingehuldigd. Onlangs heeft het UCI-directiecomité nog een nieuwe aanvraag goedgekeurd, voor een satelliet in Johor Bahru, Maleisië."
Ook de instroom neemt bijgevolg jaar na jaar toe. Vorig jaar werden 222 atleten via de satellieten getest. Ernotte is ervan overtuigd dat daar vroeg of laat een topper uit voortkomt. "Daarnaast hebben we vorig jaar in de satellieten ook 179 trainers opgeleid. Verschillende trainers die hun niveau 2-opleiding in een satellietcentrum hebben gevolgd, zijn vervolgens voor niveau 3 naar Aigle afgezakt. Dat soort traject willen we graag stimuleren."
Sinds de hervormingen van 2022 krijgen de satellietcentra het label ‘continentaal’ of ‘regionaal’ toebedeeld. Een onderscheid gebaseerd op het aantal olympische disciplines dat ze met de aanwezige infrastructuur kunnen aanbieden en het aantal nationale federaties dat ze kunnen bedienen. Het satellietcentrum van Rwanda bijvoorbeeld, dat (nog) niet over een velodroom beschikt en zich volledig op het wegwielrennen focust, is regionaal. Dat van Japan en het aanstaande in Maleisië zijn de twee andere met het label ‘regionaal’.
In Aigle ontvangen ze gemiddeld zes à zeven kandidaturen per jaar om een satellietcentrum te openen. In de beoordeling van die dossiers spelen verschillende criteria mee. Er dient bijvoorbeeld een internationale luchthaven in de buurt te zijn en de wegen moeten fatsoenlijk en veilig zijn om op te trainen. "Maar het eerste criterium is natuurlijk de nood aan een centrum op die plek", zegt Ernotte. "Dat hangt dan weer af van hoe goed de wielersport in de omliggende landen al dan niet ontwikkeld is."
Het WCC baseert zich daarvoor op de UCI-classificatie van de nationale federaties. Afhankelijk van hun financiële en infrastructurele noden zijn de 205 aangesloten federaties in vier categorieën ingedeeld. Een rijk wielerland als België behoort tot categorie 1. Het WCC richt zich tot de federaties van categorie 3 en 4. Liefst driekwart van alle federaties behoort volgens de huidige classificatie (de periode 2023-2025) tot die zogenoemde ontwikkelingsfederaties. Daarbij onder andere alle Afrikaanse.
Met uitzondering van alle dwergstaten, zoals Andorra en Monaco, zijn alle West-Europese landen in de categorieën 1 en 2 ondergebracht. Niettemin werd er een satellietcentrum opgericht in Anadia, Portugal. "Anadia is bedoeld voor de Oost-Europese federaties", verklaart Ernotte. "Toen we dit centrum openden (in 2009, nvdr), waren er in Oost-Europa maar weinig nationale federaties met de nodige infrastructuur om zelf een satellietcentrum te huisvesten. In Portugal is alles aanwezig – van een velodroom tot een testlabo – en bestaat er ook geen visumplicht, wat de toegang tot stages en opleidingen vergemakkelijkt."
In de omkadering van moderne wielerteams vormt de medische staf een onmisbaar onderdeel. Die evolutie wordt pas in de jaren zeventig opgestart. Tot...